En nu wil je vast wel een prachtig verhaal horen, ja? Er gaat niets boven goed verhaal als je je harige buik rond hebt gegeten. Je hoeft niet te grommen of je lange, lange slagtanden te ontbloten. Dat maakt echt geen indruk op me, want ik weet dat je mij nog niet zal vermoorden. Je hebt net mijn metgezel opgeslokt. Ik zag dat je de dijbeenbotten niet eens hebt gespleten om bij het smakelijke merg te komen, dus ik weet dat er geen hap meer bij kan. Te vol zelfs om te boeren.
…
Trek die klauw in! Ik snap het echt wel: geen geouwehoer meer. Goed, best. Ik begin mijn verhaal.
…
Mijn saga gaat uiteraard over een prinsesje. Prinses Larissa. Ja, een heerlijk mollig baby-prinsesje, bomvol klatervers bloed, al zou ik zelf niet zo beschrijven. Een prinsesje dus en de valse hertog Gorham sloop het paleis binnen en stal haar uit haar vergulde ledikantje.
…
Nee, nee, niet om op te eten. Mensen doen zoiets niet. Of alleen als ze erge honger hebben.
…
Tja, omdat hertog Gorham slecht was? En hij haatte zijn broer. Ja, dat was de koning. En Larissa zou later een prins uit Moscovy met de Honderd Houten Kerken huwen en koningin worden.
…?
Dat is geen oplossing. Met je oom trouwen is ondenkbaar. Een paleis is geen tochtige yurt op de toendra waar alle broers met hun zussen rollebollen.
Laat mij eens zien hoe de skald die bij ons overwinterde, dat zou berijmen.
En die verachtelijke boef,
hij liet die lieve Larissa
achter op een sneeuwbank
om verslonden te worden
door een vale veelvraat
of als feestmaal te dienen
voor de graatmagere kraaien
van de winter!
Ze werd echter gevonden door de Heks van het Noorden en die nam het prinsesje mee naar haar levende kasteel.
Kijk, die heks, ze was echt afschuwelijk lelijk. Met overal harige wratten en een haakneus. Haarstrengen als slierten rendiermos.
…
Eh ja, beeldschoon dus. Jullie trollen zien zulke dingen waarschijnlijk anders.
Mag ik nu doorgaan met mijn verhaal? De heks was kinderloos. Ze had kind noch kraai en adopteerde haar dus.
…
Moet ik die galmstem van de skald opnieuw doen?
De gevreesde heks,
ze leerde die lieve Larissa
de siddertaal
van kreunende ijsbergen
en de vrolijke zeehond-verslindende liedjes
van de orka’s.
…
Wat Larissa bij de heks at? Denken jullie trollen alleen maar aan je maag? Nou ja, domweg wat ze in de proviandkast van haar stiefmoeder vond. Onze prinses vond het vast niet erg om de bevroren ledematen van verdwaalde reizigers aan het spit te rijgen of in een kasteel te wonen dat in feite een gigantische slapende trol was.
…
Groter dan jij, ja. Behoorlijk veel groter. Gigantisch zei ik.
De tong van de trol vormde een machtige ophaalbrug en de prinses had haar schommel tussen de bovenste slagtanden opgehangen.
…
Jij je zin.
Wat een plezier
had ‘t meiske,
aangeduwd
door de buldervlagen
van de huilende winterstorm
die uit zijn keel blies!
Toen ze zestien werd …
…
Nee, Larissa leek absoluut niet op de heks. Een perzikhuidje zonder een enkele wrat, lang gouden haar en een neus, tja, eigenlijk ongeveer zoals die van mij.
…
Jij zegt het. Larissa was foeilelijk. Maar Hiram dacht daar toch heel anders over. Hij was dan ook geen trol, maar de jongste zoon van hertog Gorham en ze ontmoette hem aan de rand van het Woud van Nav.
…
Ik weet het ! Ik weet dat ik had moeten zeggen:
Het schemerduistere woud
van onbereikbaar ver Nav,
waar de soepele otters
vliegen
en raven
madrigalen krassen.
Kan ik nu doorgaan?
…
Hiram zat achter een hert aan, een bok met een waarlijk koninklijk gewei. Hij had net zijn boog opgeheven voor een tweede schot, maar Larissa was hem te snel af. Ze sprong op de rug van het steigerende hert en sneed zijn halsader door met haar dolk van mammoetivoor. Als je weet hoe je het moet slijpen is ivoor heel wat scherper dan het beste Khazaren-mes.
‘Hij is van mij,’ schreeuwde ze tegen de jager en stond klaar om hem ook de keel door te snijden als hij protesteerde.
De mantel van Hiram was uit de pelzen van een half dozijn poolvossen genaaid, zodat de prinses hem voor een ordinaire sneeuwgeest hield. En sneeuwgeesten zijn niet te vreten, ja. Je kunt net zo goed een hap rendiermos met bitterbessen nemen. En bovendien, ze was net zestien geworden…
Na hun eerste kus besloot Larissa dat Hiram, sneeuwgeest of niet, beslist bruikbaar was als echtgenoot en al snel vlogen de kleren in het rond en rolden ze joelend door de sneeuw.
…
Wat kun jij zeuren, zeg! Dat is inderdaad niet zoals de skald het zou zingen.
Hij wikkelde haar
de zijden sluier af,
die in het verre Cathay
geweven was
door blinde maagden
en kuste lippen
zo rood als aardbeien
en even zoet en begeerlijk!
Haar borsten glommen
bleek als kostelijk albast,
paradijslijke perziken,
en haar snee
werd een gretige schede,
goed geolied
voor zijn stotende zwaard.
…
Zit niet zo te schateren! Het was heerlijk! Een mensenmannetje hoeft zijn slagtanden niet in de nek van zijn minnares te slaan en haar gezicht in een sneeuwbank te duwen. Bij ons gaat dat meer in goed overleg en tot beider genoegen.
…
Goed, je hikt nog even na. Klaar? Ik ga door met mijn verhaal.
Toen ze hem echter naar haar pleegmoeder bracht, kreet de heks ontzet:
‘Heb je enig idee
aan welke landloper
je hebt verspild
je kostelijk
en onvervangbare maagdelijkheid?
Duizend keer beter
ware het geweest
als je had gelegen
met een harige adder
of een bronstig stinkdier!’
‘Het maakt niet uit,’ zei Hiram, toen de trollenmuil ze met een tongzwaai in de sneeuw deponeerde. ‘Je familie kun je niet kiezen.’
‘Eigenlijk is ze mijn stiefmoeder,’ zei die lieve Larissa.
‘Dat verklaart haar vreemde gedrag. Maar laten we naar mijn vader gaan. Ons kasteel heeft zeven torens en bij ophaalbrug staan de hoofden van struikrovers op ijzeren spiesen uitgestald. Ik weet zeker dat mijn vader en broers even dol op …’
…!
Sorry.
‘Hij zal je
zijn lang verloren dochter
noemen.
Ja, de vreugde
van zijn oude dag
en een mantel
van samite
draperen
over je sneeuwwitte schouders!’
Het kasteel zag er echter een beetje vreemd uit:
Lieve Larissa,
ze keek naar het prachtige fort
opgetrokken
op een ongenaakbare piek
en uitkijkend
als een loerende berglynx
over alle akkers
van hertog Gorham.
“Waarom, mijn liefste,”
zo vroeg ze,
“is de poort tandeloos
en ontbreken
de torens die
met een turend oog
speuren
naar aansluipende vijanden?”‘
Wacht eens even: zie ik daar een langeleik achter in je grot staan? Het komt mij akelig bekend voor. Die slang van parelmoer ingelegd in het hout… Negen snaren, waarvan eentje gebroken…
…
Jij idiote schrokop! Je hebt hem opgegeten. Je hebt mijn vriend de skald opgegeten. Je had dit verhaal van zijn eigen lippen kunnen horen en nog honderd meer.
…
Nu ja, laten we voor de grot gaan zitten terwijl ik mijn verhaal met dit instrument begeleid. Zoals het hoort en bovendien is de akoestiek daar zoveel beter. Na elke zin moet ik wachten tot de echo’s uitkletst zijn.
Ja. Sluit je ogen. Concentreer je op mijn woorden, de galmende tonen van de langeleik.
De hertog noemde lieve Larissa niet ‘de vreugde van zijn oude dag en hij drapeerde ook geen mantel van samite over haar sneeuwwitte schouders.
Hij liep daarentegen pioenrood aan en brulde:
‘Je bent geen zoon van mij!
Dit is verderfelijker
dan een ponjaard
in mijn rug
drijven
zoals ambitieuze zonen
gewoon zijn.
Waarom,
in naam van alle heiligen,
moest je aanliggen
met een houthakkersslet,
terwijl ik
een dozijn bojarendochters
klaar had staan?
Ga uit mijn ogen
en teister
de plavuizen
van mijn kasteel
niet langer met je voetstappen!’
Hij herkende onze lieve Larissa duidelijk niet als zijn voormalige slachtoffer, anders zou het nog heel wat treuriger zijn afgelopen..
Ze werden niet uitgespuugd, maar de bewakers jouwden hen uit en bekogelden hen met stenen en bevroren paardenkeutels.
‘Ik ken een houthakkershut,’
sprak Hiram,
‘een hertogszoon en zijn gade
onwaardig
maar waarschijnlijk
is een harde brits
beter
dan doodvriezen.’
…
Welnee, dat is geen vogel die zingt. Waarom zou een vogel midden in de nacht zingen? Houd je ogen dicht.
…!
Je hebt gelijk. Mijn naam is inderdaad Larissa en je hebt mijn geliefde verslonden. Ik ben de stiefdochter van een heks en een prinses en beide typetjes geloven hartsgrondig in gruwelijke wraak.
Probeer niet je grot in te duiken. De zon piepte net boven de bergtoppen uit en je beide benen veranderden in grijs graniet. Ja, rol maar met je ogen, want dat is het enige dat je nog kunt bewegen. De heks vertelde me trouwens dat de ogen van een trol in robijnen veranderen zodra een zonnestraal ze aantikt. Noem het maar bloedgeld.
*
Zou je alsjeblieft de poort van het kasteel willen openen, brave schildwacht? Ik en mijn langeleik, we kennen honderd saga’s en drinkliederen. Prachtige liedjes! Over verdoemde geliefden en wrede vaders. Over bloedige wraak en gerechtvaardigde woede. Ik zou ze graag zingen in de feesthal van je hertog Gorham.
…
Ik zie eruit als een meisje? Och, wij skalden zijn gemaakt van kostelijker materiaal dan grove soldaten. We kunnen onze baard afscheren en een schitterende ketting van robijnen dragen zonder verwijfd te zijn. Ik wed dat ik elk van jullie onder de tafel kan drinken en daarna nog steeds kan zingen als een leeuwerik.
…
Die dolk? Het is inderdaad een beetje betoverd. Hij werd uit toendra-ivoor geslepen en een snee geneest nooit. Geloof je me niet? Wil je het proberen?
…
Ik dacht al van niet. Kom, mes. Wip terug in mijn hand en laat de keel van die man met rust.
…
Heksenjong, siste je? Dat zie ik niet echt als een belediging en opzijstappen is de meest verstandige beslissing die je ooit hebt genomen.
HET EINDE