Lennart voelde zich anders, toen hij voor de vierde dag op rij zijn medicijnen niet had geslikt. Hij wilde wel, maar het potje was leeg. Dat was slecht voor zijn hersens, dat wist hij ook wel. Het kwam er gewoon niet van om nieuwe te halen. De dagen stonden nou eenmaal volgepland met klussen. Opdrachten zoals deze, bij een Wassenaars echtpaar dat een boom in hun tuin wilde laten kappen. Elke euro was broodnodig. Die pillen moesten wachten tot een rustiger moment.
Zijn collega Rob parkeerde het busje voor de villa van echtpaar Spijker. Een hoog hekwerk van zwarte spijlen begrensde de zonovergoten tuin, waarin hortensia’s, rozenstruiken, heesters en coniferen kleurrijke eilanden vormden in een zee van gras.
De vrouw des huizes, gekleed in een donkerblauw mantelpakje, ging hen voor over een kiezelpad met een kop thee in haar handen. Haar grijzende haarbos was opgestoken in een strakke knot. Lennart schatte haar een jaar of zestig. Het pad leidde hen tot achterin de tuin, waar een hoge bladerloze beuk stond. De grillige takken staken als klauwvormige armen alle kanten uit. Op een paar meter afstand van de stam bleef mevrouw Spijker staan. Ze slurpte van haar thee, zonder haar ogen van de boom af te wenden. De brede stam helde iets naar voren met een paar dikke takken dreigend op hen gericht, klaar om hen te grijpen als ze te dichtbij kwamen. Lennart schudde die gedachte weg.
‘Wat een bakbeest,’ mompelde hij. Onder de boom groeide niets. Er bevond zich slechts een kale cirkel van aarde en verbrande plantenresten. Zelfs onderaan de stam zaten schroeivlekken. De eerste grassprieten groeiden op zo’n drie meter afstand van de beuk.
‘Die boom ziet er ongezond uit,’ zei Lennart.
‘Omzagen dat wanschepsel. Zo snel mogelijk.’ De vrouw keek pinnig naar de boom, alsof ze het liefst haar kopje tegen de stam smeet, maar zich speciaal voor hen inhield.
Lennart zette zijn helm op. ‘Komt in orde mevrouw.’
‘Dat hoop ik.’ De vrouw keek hem strak aan, alsof ze niet overtuigd was door zijn woorden. ‘Veel succes, heren.’ Ze draaide zich om en beende van hen weg.
‘Maakt u zich geen zorgen. Wij klaren dat klusje wel,’ zei Rob grijnzend.
Even later lag hun gereedschap in de tuin. Rob trok een witte lijn over de stam waar de zaaglijn moest komen. Lennart stapte met de kettingzaag op de boom af, zoals hij vele malen bij andere bomen had gedaan.
‘Weg met dat ding,’ zei een rauwe stem.
Lennart keek om zich heen. Niemand in de buurt, behalve Rob die aandachtig op zijn telefoon keek.
‘Waag het niet om me daarmee aan te raken!’
Lennart keek omhoog. Sprak die boom nu tegen hem? Hij schudde zijn hoofd. Wat een belachelijk idee. Hij zette oorkappen op zijn oren. Een zweetdruppel kriebelde langs zijn voorhoofd. Hij zette de ronkende kettingzaag tegen de stam.
‘Whoaaah!’
Lennart stapte achteruit. Hij trok de oorkappen af. Takken kraakten. In de bast vormden knobbels en groeven samen een kwaad gezicht.
‘Hou daar onmiddellijk mee op! Je doet me pijn!’ riep de boom. Er vormde zich een mondvormig gat in de bast, waaruit zacht gegrom klonk.
Lennart hapte naar adem. Dit kon niet echt zijn. Hij keek om. Rob tikte onverstoord verder op zijn telefoon. ‘Ik hoor de zaag niet, Len. Ga door met je werk.’
Lennart krabde op de achterkant van zijn nek. ‘Hoorde jij dat gegil dan niet?’
Rob keek op. ‘Welk gegil?’
Lennart keek naar de boom. Waarom hoorde Rob niets als dat stemgeluid zelfs door gehoorbescherming drong?
‘Waag dat niet nog eens mannetje, of ik spies je aan mijn takken.’ De mondvormige opening bewoog bij elk woord dat de beuk sprak.
Lennart beet op zijn tong. Ja, het deed pijn. Geen droom dus. De rare ideeën namen met de dag toe. Hij trok zijn handschoen uit en voelde aan zijn voorhoofd. Zijn huid was niet warmer dan normaal. Geen koorts. Zijn hart bonkte tot in zijn keel. Hij tikte met de kettingzaag tegen de bast. Geen reactie van de boom. Hij schopte tegen de stam. De beuk bewoog niet. Lennart zuchtte, tikte met z’n knokkels tegen zijn hoofd. Na werktijd zou hij direct nieuwe pillen halen bij de apotheek.
Lennart trok de handschoen aan en schoof de oorkappen weer op zijn oren. Hij zette de kettingzaag tegen de witte markeerlijn en drukte op de powerknop. Een fontein aan houtvezels spoot uit de bast. De boom schreeuwde het uit. Lennart schrok. Een tak sloeg de helm van zijn hoofd. Lennart deinsde achteruit. In de commotie liet hij de powerknop los, waarna de zaag uitviel. De helm kwam meters verderop tot stilstand. Hijgend veegde Lennart met zijn hand langs de zijkant van zijn hoofd. Bloed aan zijn vingertoppen. Zijn hand trilde. De takken boven zijn hoofd kraakten. Hij keek omhoog. De takken kwamen op hem af. Lennart vluchtte naar zijn collega.
‘Doe jij het. Ik heb last van mijn hoofd. Die boom…’ Lennart slikte de rest van de woorden in. Hij wilde niet vertellen wat hij had gezien. Rob zou hem zeker uitlachen. Hij duwde de kettingzaag in de handen van zijn collega. ‘Ik kan het niet. Doe jij het.’
Rob zuchtte. ‘Je hoofd bloedt. Hoe komt dat?’
‘Die verdomde boom sloeg me! Hij probeerde me te grijpen.’
Robs ogen werden groot. ‘Woehahaha!’
‘Hou op! Het is echt waar. Ik zweer het.’ Lennart trilde van de adrenaline. Hij kon de naweeën van de klap nog voelen.
Rob lachte zo hard dat er een boer uit zijn mond ontsnapte. ‘Welnee. Er viel gewoon een tak op je hoofd. Meer niet,’ zei hij, terwijl hij een traan van zijn wang veegde.
‘Zie jij daar een losse tak liggen? Stop die stomme telefoon weg en ga kijken.’
‘Ach zeik niet zo. Ik doe het wel.’
Lennart ging in het gras zitten. Misschien had Rob gelijk en waren de dreigementen hallucinaties. Een andere mogelijkheid was het ontstaan van een nieuwe gave om met bomen te communiceren, net als bij prinses Irene. Nagelbijtend keek hij toe hoe Rob op de boom af stapte.
De kettingzaag brulde. Het motorgeluid van de zaag mengde zich met gegil van de boom. Lennart gruwelde. Hij duwde zijn handen tegen zijn oren. Rob leek zich niet bewust van het leed dat hij veroorzaakte. Takken zwiepten naar beneden en wikkelden zich als slangen rond Robs lichaam. Ze trokken hem omhoog en hielden hem als een lappenpop in de lucht. De zaag viel op de grond. Lennart verstijfde.
‘Zijn jullie doof?’ brulde de boom. ‘Jullie moeten van me afblijven!’
Rob zat gevangen in een kluwen van takken die zich steeds strakker om zijn lichaam wond. Hij schreeuwde, gilde, rochelde. De boom kneep hem uit als een citroen. Bloed viel in een dunne straal op de aarde. De takken gleden van Rob af. Zijn lichaam plofte met een misselijkmakend geluid op de grond. Botten kraakten. Lennart kromp ineen en kokhalsde. De beuk herstelde zich weer tot zijn oorspronkelijke houding, waarna het gezicht in de bast verdween.
Het duurde enkele tellen voordat Lennart genoeg moed had verzameld om bij Rob te kijken. Stap voor stap schuifelde hij richting de boom, zonder de takken uit het oog te verliezen. Geen van de takken bewoog, maar op sommige zijtakken glom bloed. Robs ogen waren naar boven gericht. Zijn mond stond wijd open. Lennart trok zijn werkhandschoen uit. Hij knielde naast het gehavende lichaam en voelde met zijn vingers in Robs hals, op zoek naar hartslag. Niets. ‘Waarom luisterde je niet naar mij? Dan had je nog geleefd,’ zei hij zacht. De wind blies een bloedgeur naar zijn gezicht.
Lennart stond op en rende naar het huis. Hij belde aan. Voor zijn gevoel duurde het minutenlang voordat iemand de voordeur opende. De vrouw des huizes keek hem verwachtingsvol aan.
‘Is de boom gekapt?’
‘Nee, dat ding leeft!’
Mevrouw Spijker sloeg haar armen over elkaar. ‘Natuurlijk. Daarom moeten jullie hem kappen. Ik krijg dat ding niet zelf weg.’
Lennart wreef zweet van zijn voorhoofd. ‘Waarom waarschuwde u ons niet?’ Zijn stem trilde meer dan de bedoeling was. ‘De manier waarop u naar de boom keek… U wist dat er iets mis was met dat gedrocht.’
Mevrouw Spijker zuchtte diep. ‘Zou je de opdracht aannemen als ik je eerlijk vertelde om wat voor boom het ging?’
Lennart drong langs haar de hal binnen en duwde de deur achter zich dicht. ‘Nee. Hij vermoordde mijn collega.’
Mevrouw Spijker sloeg haar handen voor haar mond. ‘Mijn hemel. Dat verwachtte ik niet.’ Ze zocht steun tegen de muur. ‘Het spijt me van je collega.’
‘Smoesjes! Ik wacht hier op de politie. Ik wil niets meer met die boom te maken hebben. Huur een ander in om dat monster te kappen. Het leger desnoods.’ Hij pakte zijn telefoon uit zijn broekzak en toetste 112 in.