‘Je hebt vannacht weer alleen in je bed gelegen, Lydia Hoogendoorn,’ beschuldigde Huis haar. ‘Mijn lieve schat, een bed is niet alleen om in te slapen. Je lijf wil meer dan enkel uitgerust wakker worden.’
Niet weer! dacht Lydia. Na de laatste update zeurde haar huishoudprogramma nog erger dan haar moeder. ‘Ik zie je nooit meer met een vriendje,’ klaagde haar moeder laatst nog. En verbeterde zichzelf meteen: ‘Of vriendinnetje.’
Lydia rolde het bed uit, hief haar kin.
‘Luister, Huis. Ik ben een extroverte introvert. Dat heb je mij zelf verteld. Ik heb alleen wat tijd nodig na Harriët. Tijd voor mijzelf. Om alles op een rijtje te zetten.’
‘Gebruik mijn eigen wijze raad niet tegen mij. Je laatste geliefde smeet de deur anderhalf jaar geleden achter zich dicht. Anderhalf jaar! Ben je een non die een kuisheidsgelofte heeft afgelegd?’
‘Ik ben geen non! Ik wil gewoon…’ Ze spreidde haar handen, balde ze tot vuisten. Wat wil ik eigenlijk? Ineens leek haar bed wel erg leeg. Nog steeds twee kussens van memory-foam waarvan er maar eentje ingedeukt was.
‘Ik heb hier precies het duwtje in de rug dat je nodig hebt. Een datingprogramma dat Kus de Bruid heet. Ik heb het al in je bril geladen. Kus licht al je potentiële partners door en berekent hoe goed jullie bij elkaar passen. Alles op een schaal van krijsend met de borden smijten tot blij gebeier van huwelijksklokken. Ze leefden nog lang en gelukkig of in ieder geval gegarandeerd vijf jaar.’
‘Een agent hoort niet te trouwen. Dat was de reden waarom Harriët mij verliet. De helft van de tijd komt het telefoontje middenin de nacht of erger, halverwege een hartstochtelijke kus.’
Ze trok haar uniform uit de ultrasone reiniger, stak haar pistool in het slimme holster en controleerde de lading van haar taser. Nog steeds drie rode blokjes. De laatste keer dat ze hem had mogen gebruiken van het holster, was bij een wilde waddenhond. Een hondsdolle, met dotten schuim uit de muil. Bourtange kampte met een ergerlijk tekort aan menselijke schurken.
‘Kus de bruid kan een andere agent voor je opsporen. Een man, slash, vrouw die dol is op het lezen van die rare papieren boeken. Of ook droogbloemen verzamelt.’
‘Stop maar. Je hebt mij overtuigd. Ik zal Kus de Bruid een keer proberen.’
‘Niet een keer. Nu.’
BEZIG MET LADEN.
Een logo van robijnrode lippen verscheen in haar gezichtsveld, duidelijk getuit voor een kus.
‘Mag ik je ogen gebruiken?’ De stem was vriendelijk. Het soort favoriete-oom-stem dat je meteen vertrouwde.
‘Ga je gang.’
Buiten op het balkon toonde de ochtendzon een licht rode tint en dat zou de rest van de dag zo blijven. Hoog in de stratosfeer zeefde het Hemelweb™ al het dodelijke ultraviolet-c weg. De Aa meanderde met een prachtige Birmaans goudglans over het wad en slingerde zich naar de laatste resten van Dijk Europa. Steden als Grunnen en Ljouwert mochten zich achter hoge diamanten muren verschuilen, de rest van het Noorden had de zee in de armen gesloten.
Een glorieuze waddenzee strekte zich uit tot de nieuwe duinkust.
Het zeewater was net aan het wegebben en was tot een glinsterende streep aan de horizon gekrompen. Mosselbanken staken uit het slib omhoog, velden met bloeiende zeekraal en zoutkalabas: heel de Waddenzee was één reusachtige moestuin.
Lydia deed de voorgeschreven zestien kniebuigingen, drukte zich veertig keer op en raakte toen haar grote teen met gestrekte benen aan. Ik ben nog steeds in vorm.
‘Je maakt droogbloemen, ja?’ vroeg Kus. ‘Van de planten in je balkonbakken?’
‘Nou nee. Ik spaar ze en alleen de echte antieke. Van toen ze nog in het wild groeiden. De bijentijd.’
‘De bijentijd? Ik ken die term niet.’
Blijkbaar weet Kus niet meer dan strikt noodzakelijk is, een expertsysteem, dat geen toegang tot de wikipedia heeft.
Ze keek om zich heen en een microdrone zoemde als op commando aan. Het machientje streek op een ijsbloem neer, zoog het stuifmeel op en vloog door naar de volgende bloem.
‘Kijk die daar, we noemen het wel een bij maar het is gewoon een drone. Zo dood als een pier.’
‘Een bij was een levende drone? Hoe curieus.’
Lydia voelde een steek van verlangen. Er waren video’s uit de bijentijd, met de bijen en hommels gonzende klompjes harig goud, met vlinders die door de hemel wapperden. Maar zelfs in een virtuele opname bleven ze onecht, ongeloofwaardig. De bijen waren keer op keer opnieuw uitgezet maar legden steeds het loodje.
Ze drukte het gevoel weg. Iets missen wat je nooit hebt gehad, was pure aanstellerij. Alles was per slot van rekening goed gekomen. Min of meer dan en alle miljard aardbewoners leefden in luxe en vrede. Wat met de andere negen miljard gebeurd was, daar sprak niemand eigenlijk over. Het was bovendien oude geschiedenis, water onder de brug, en zelfs de superorkanen waren aan kracht aan het inboeten.
Toen ze de buitendeur opende, woei een stevige bries aan over het wad. De wind streelde door haar kortgeknipte haren, vulde haar neus met de geur van ozon en jodium. Het smaakte naar zonlicht en eindeloze afstanden. Ze likte over haar lippen en proefde zilt.
In de verte rezen de groene muren van Bourtange op. Het vestingstadje stond op machtige zuilen van nachtzwarte print-diamant, opgekrikt tot twintig meter boven zelfs de hoogste springvloed. Algentorens omgaven het stadje, smaragdgroene speren die zich voedden met zonlicht en koolstofdioxide. De gemeentelijke 3D-printers transformeerden het groene slib tot alles van romige donuts tot zinderende tofusteaks.
Dauw schitterde uitnodigend op het straatgras. Ze schopte haar laarzen uit en liep blootsvoets verder. Puur genot!
Lydia? texte het berichtenvakje van haar smart-glasses. Ben je al buiten?
Leonards gezicht vulde de linkerhoek van haar gezichtsveld en ze klikte het telefoon-icoontje aan. Kus trok prompt een blauwe cirkel om het gezicht van haar collega.
‘Vijf op een schaal van tien,’ deelde Kus mee. ‘Jullie zouden je dood vervelen met elkaar. En jij bent trouwens een stuk minder bi dan je zelf gelooft.’
‘Wie was dat?’ vroeg Leonard.
‘Een of ander maf programma dat Huis in mijn bril heeft geplant. Besteed er geen aandacht aan. Hopelijk heb je iets interessants voor me?’
‘Wis en waarachtig, meid! Je bent toch zo’n natuurliefhebber? De Serengeti-toren melde net een inbraak.’
‘Wat bizar. Dat is echt de eerste keer. Werd er iets gestolen? ‘
‘Vraag het die lui maar. Ik kan nog geen kolibrie van een reiger onderscheiden.’
‘Ik pak de fiets. Ik kan de toren vanaf hier zien.’
De weg boog van Bourtange af, stak de Aa over op een reeks glazen pontons. De rivier was hier zo’n veertig meter breed en in het brakke water gleden zeekoeien rond, trokken de rugvinnen van orka’s wijde V’s. Ze waren natuurlijk niet oorspronkelijk, maar opgekweekt uit net op tijd ingevroren cellen. De rondzwermende zeemeeuwen waren even onecht als de bijen-drones, maar je moest de gaten in de ecologie op de een of andere manier opvullen. Bovendien konden deze meeuwen plastic prima verteren.
De Serengeti-toren stond op een weide van kniehoge zeedistels, een grondvlak van zestig bij zestig meter en honderdvijftig verdiepingen hoog. Driehonderdzestigduizend vierkante meter ongerepte savanne, tropisch regenwoud en moerasland. Tegen het einde was Afrika één immense shanty town geweest, maar de genen van de Big Five waren wel op tijd opgeslagen, net als die van een half miljoen andere soorten. Al die wilde dieren hadden nu hun eigen ark in elk beschaafd land, streng verboden toegang voor alle homo sapiens.
Het meisje bij de receptie schudde haar hand en haar handpalm was aangenaam rasperig van het eelt. Een hands-on dame. De lichtelijk gebladderde nagellak vertelde hetzelfde verhaal.
‘Mijn naam is Gullah Ramid,’ zei ze, ‘en jij moet de agent zijn die we besteld hebben.’ Haar gezicht was een lichtbruine ovaal, haar zwarte haar in een efficiënte paardenstaart. Ze schonk Lydia een wrange glimlach. ‘Ik kan de soortnamen van alle negentien kraaien vertellen maar een Sherlock Holmes ben ik niet.’
Dit is helemaal mijn soort vrouw. Pure lust trok Lydia’s buikspieren strak en deed haar tepels tintelen. Huis heeft gelijk. In je eentje slapen is zonde van een goed bed.
Kiss trok de intussen bekende blauwe cirkel. ‘Zeven van de tien. Het kan klikken. Maar samenleven zou een beroerd idee zijn. Ze kletst te veel en jij heb zo nu en dan een moment stilte nodig.’
Het meisje trok een wenkbrauw op.
Zat ik haar aan te staren?
‘Eh, ja. Ik ben de agent. Een inbraak, toch? Is er iets gestolen?’
‘Wie telt de sprinkhanen of de krokodillenvogels? We houden alleen toezicht op de big five en alle leeuwen luieren nog steeds onder hun boom. Daar kan ik je van verzekeren. ‘
‘Valt er iets op de camera’s te zien?’
Ze grijnsde. ‘Oh, beslist. Dit is het soort mysterie dat jullie detectives waarschijnlijk haten.’
‘De liftdeur ging open en ik zag door de sluitende deur dat het knopje ingedrukt werd. Knopjes drukken zichzelf niet in, dus ik haalde de video door de verscherping. Bij het beste filter kwam dit eruit.’
Een wazige vlek stapte de lift in en de deur schoof dicht.
‘Hij stopte op de vierenveertigste verdieping volgens het geheugen van de lift. Een verdieping die helaas geen werkende camera bleek te hebben.’
Twintig minuten later stapte de sidderende vlek weer uit de lift op de onderste verdieping. De vlek leek duidelijk groter.
‘Een kameleonjas,’ zei Lydia meteen. ‘Voor het menselijk oog zou hij zo goed als onzichtbaar blijven.’ Alleen het leger bezit kameleonjassen. ‘Shit!’
‘Zo beroerd?’
‘Zo’n jas is voor iets voor sluipschutters en spionnen en ze zijn tegenwoordig streng verboden. Het ruimt alle DNA-sporen op, elke dwarrelende haar en iedere huidschilfer.’
Er verscheen een lieve kleine frons tussen Gullah’s wenkbrauwen. ‘Zijn eigen sporen, ja. Maar hij liep met zijn laarzen door het gras. Geknakte stengels, plantensap en hazenkeutels. Zou een kameleonmantel die ook opruimen?’
‘Je bent een genie! Jij zou de detective moeten zijn.’
De vloer vertoonde duidelijke voetafdrukken zodra Lydia haar bril op plantaardige sporen liet scannen. Ze tekenden zich af in grasvezels en stuifmeel.
Toen Lydia bij de ingang van het gebouw stond, bleef het spoor nog steeds duidelijk genoeg om in haar smart-glasses te volgen.
‘Je hebt me je eigen naam nooit verteld,’ zei Gullah. ‘Ik zou graag willen weten hoe dit afloopt.’ Ze balde haar vuisten. ‘Niemand rotzooit met mijn dieren!’
Zo’n toewijding. ‘Ik zal het je vertellen. Bij een dineetje.’ Met kaarslicht en champagne.
‘Word nu niet meteen helemaal hoteldebotel,’ zei Kus. ‘Een zeven is leuk, maar je kunt het beter doen. ‘
‘Daar houd ik je aan,’ zei Gullah.
Hun smart-glasses wisselden adressen uit.
Jammer dat expertsystemen als Kus onfeilbaar zijn, maar zo nu en dan een heerlijke nacht is ook niet weg. Met de lippen in een kus tegen elkaar kan ze niet praten. Harriët was vast geen zeven. Vanaf de eerste dag maakten we al ruzie.
Lydia fietste naar de oude stad, de loopbrug op, en het gras maakte plaats voor antieke kasseien.
De vestingmuren waren overgroeid met bloeiende Japanse duizendknoop en blauweregen.
Bourtange was een toeristenstad. Lydia zag inktzwarte expats van de zeesteden over het marktplein flaneren, blonde Friezen uit Marseille. Bij de eerste dijkdoorbraken was half Nederland de Ardennen en het Sauerland ingevlucht en nu kwamen hun achterkleinkinderen terug, op zoek naar hun roots.
Een dronken dame, gekleed in wat ze waarschijnlijk geloofde dat een authentiek Gronings kostuum was, lalde:
‘Van Lauwerzee tot Dollard tou,
van Drenthe tot aan ‘t Wad,
doar gruit, doar bluit ain wonderlaand
rondom ain wondre stad.’
Ze zwierden met haar rokken en wankelden toen ‘s Lands Huys in, Lydia’s favoriete restaurant. ‘Wij serveren al twee eeuwen de echte van Dobbenkroketten!!!’ meldde het bord boven de ingang.
Het spoor voerde naar de vestingmolen maar boog ineens af.
Vijf minuten later stond Lydia voor het enige flatgebouw van Bourtange. Zo’n anderhalve eeuw terug was het een varkensflat geweest: elke verdieping een hectare weiland waar koeien graasden of varkens en kippen gehouden werden.
Toen de bewoners terugkeerden, was het gerenoveerd tot luxe appartementen.
Lydia moest op alle zestien verdiepingen uit de lift stappen voor ze het spoor terugvond op de hoogste verdieping.
‘Heb je ondersteuning nodig?’ vroeg Leonard.
‘Onze dief is waarschijnlijk gek, maar ik denk niet dat hij gewapend en gevaarlijk is. Wat ik wel degelijk ben.’
Er kwam een hoogst eigenaardige geur uit de half open deur waar het spoor eindigde. Een beetje als iets verschroeids maar tegelijk vreselijk smakelijk. Een oeroud instinct deed Lydia naar haar pistool reiken en het slimme holster smakte het wapen in haar open hand.
Dit was zo fout, zo monsterlijk fout.
Een vrouw zat voor het half verbrande karkas van een dood dier en scheurde het vlees met haar tanden van een bot. Lydia kokhalsde en haalde de trekker bijna over.
Een vleeseter, een verslinder van lijkenvlees! Het piepkleine deeltje van haar geest dat niet van angst en afkeer jammerde, identificeerde het dier als een haas.
De vrouw keek op, verstijfde. ‘Wat….’
Haar gezicht was dat van een engel, stoer en zoet tegelijk. Haar ogen waren levende juwelen, eindeloos fascinerend.
Kus trok de blauwe cirkel om haar gezicht en een uitzinnig gejuich klonk, kerkklokken begonnen te beieren.
‘Honderd procent compatibel!’ joelde Kus. ‘Zij is jouw enige ware liefde!’