De hemel was viezig bruin, als water dat te lang in een verstopte gootsteen heeft gestaan, vol witte vlokken en draden. Was de lucht maar grijs, dan zou er mogelijk snel regen vallen die voor even de prikkende stofdeeltjes en gassen zou wegspoelen. Dat zou het mogelijk maken een keer diep in te ademen zonder direct een hoestbui te veroorzaken.
Marcus Windorp trok zijn neus op. Het leek alsof hij het giftige mengsel zelfs door zijn masker kon ruiken. Hij had het eigenlijk gisteren moeten vervangen, misschien was dat het. Nu bleef er voortdurend iets dat hem deed denken aan verlaten industrieterreinen en vuilnisbelten. Hij versnelde zijn pas, voor zover dat mogelijk was. Hij liep namelijk schouder aan schouder met de andere voetpadgebruikers. Mannen en vrouwen in grauwe kleding, onder de standaard beschermende poncho’s, hun gezichten, omdat hun monden en neuzen zorgvuldig waren bedekt, ontdaan van identiteit. Marcus merkte dat hij zelfs niet de neiging had zich te verontschuldigen als hij zich tussen hen door worstelde. Het was ieder voor zich.
Het was opvallend stil in de stad, op de slepende voetstappen na. Het asfalt rechts van Marcus was leeg, behalve een paar fietsers die over het midden van de weg slingerden. Het verbieden van autoverkeer in de stad was slechts de laatste maatregel om de ophoping van smog tegen te gaan, maar zelfs nu, twee weken later, leek er nauwelijks effect van te merken. Hooguit was de smerige damp niet nog dichter geworden. Verdwijnen deed hij echter niet, niet zolang de extreem hoge temperaturen bleven voortduren. Het was de tijd voor herfststormen, regenbuien, de geur van rottende bladeren en voortdurend kuchen in de metro. Sinds half augustus werd echter elke dag een meteorologisch record gebroken. Ondertussen hamerden elders op de wereld monsterstormen op de kusten en mislukten oogsten door de niet aflatende hagelbuien. Dit was bovendien niet het eerste jaar waarin dat gebeurde. Het werd langzamerhand een patroon. Een nieuwe werkelijkheid. De enige troost, vond Marcus, was dat er vanaf de straat zo weinig van de geelbruine lucht te zien was. Een strook tussen de twee torenflats in, als een plafond met de sporen van waterschade. Zo ingekapseld bleef het op afstand. Het was makkelijk te vergeten dat de hemel iets zei over de toestand van de rest van de planeet.
Een piepje van de persoonlijke assistent op zijn pols en op het scherm verscheen een pijl naar links. Marcus stapte opzij, een smalle straat tussen twee kantorencomplexen in. Er lagen kapot getrapte kartonnen dozen, gescheurde vuilniszakken, plastic fastfood-bakjes en een half gemummificeerde kat. De onaangename geur leek hier zelfs nog sterker. Hij vergrootte zijn pas. Het was geen aangename plek om je te bevinden. Er gingen verhalen rond over massamoordenaars, mensen die waren doorgedraaid, die willekeurige voorbijgangers door het hoofd schoten. De politie kon alle meldingen niet eens meer aan en adviseerde de burger vooral zelf op te letten en zich niet op gevaarlijke plekken te begeven. Zoals Marcus nu deed. Hij had niet eens een eigen pistool om zich te verdedigen. De verkoopcijfers uit de wapenbranche suggereerden dat steeds meer anderen wel dergelijke voorzorgsmaatregelen namen. Marcus zag echter niemand anders in de schimmelige schemer en struikelde niet over levenloze lichamen. Zijn persoonlijke assistent bleef ook stil. Het leek erop dat hij zijn bestemming wel veilig zou bereiken.
Op de volgende splitsing ging Marcus naar rechts. Deze steeg was afgesloten door een gazen hekwerk met prikkeldraad erbovenop en gescheurde plastic zakken als decoratie. Aan weerszijden van hem bevonden zich met graffiti bespoten rolluiken. Hij liep door tot hij bij de laatste links kwam. Boven het brede luik knipperden in roze neonletters twee woorden: Kwantumzelf Inc.
Even aarzelde hij. Hij had geweten dat het bedrijfje was gevestigd op een achteraflocatie, maar dit was wel heel schamel. De naam klopte echter en het waren niet de minsten van wie hij de getuigenverklaringen had gevonden op het web. Marcus’ persoonlijke assistent had ze hem voorgelezen, avond na avond, totdat hij er niet meer omheen kon: dit was de oplossing voor al zijn problemen. Hij moest nu dus niet versagen. Hij hief zijn hand op en liet zijn knokkels op het dunne aluminium bonzen. Onder een van de neonletters was een camera-oog ingebouwd, dat nu zijn kant uit staarde. En van binnen klonk een stem: “Een ogenblik geduld.”
Geratel volgde. De stroken metaal van het luik werden langzaam opgetrokken. Voortdurend leek het alsof het proces halverwege zou stoppen en Marcus hield zijn adem in. Hoe gammel het geheel ook leek, uiteindelijk kon hij naar binnen kijken. Een sluis. Natuurlijk. Hij stapte naar voren en wachtte tot het luik achter hem weer dicht was. Gesis van pompen. Op een scherm aan de muur waren aflopende getallen geprojecteerd. Toen die bij nul kwamen, ging er een deur open tegenover hem. Hij was binnen, eindelijk.
Een man in een witte jas, de mouwen tot vlak onder zijn ellebogen opgerold en met een notitiescherm in zijn borstzakje schudde enthousiast zijn hand. ‘Welkom meneer Windorp,’ zei hij warm. Zijn gezicht was open, menselijk, een oase, na de kil voortschuifelende menigte op straat: een hoog voorhoofd, borstelige wenkbrauwen, glimlachende lippen en een grijs baardje. ‘Mijn naam is Richard Vondeer.’
Marcus trok zijn masker op zijn kin en snoof. De lucht was fris, met de geur van dennenbomen en lentebloemen. Het was dan wel nep, maar alles was beter dan hoe het buiten rook. ‘Blij er te zijn’, zei hij vervolgens. Hij fronste. ‘Maar ik hoop niet dat dit hele bedrijf even armoedig is als de omgeving. Als het waar is wat jullie verkopen, zouden jullie je iets veel beters kunnen veroorloven.’
Richard lachte. ‘We werken ook aan dependances op wat meer luxueuze locaties, wees maar niet bang. Het is alleen dat de kwantumcomputer niet kan worden verplaatst zonder dat het proces verstoord wordt. En hier zetten mijn collega Diwar en ik hem nu eenmaal voor het eerst in elkaar.’ Hij keek om zich heen, zijn gezicht licht verstoord. ‘Dat was natuurlijk wel voordat het aantal moorden in deze stad zo omhoog ging.’
De man deed een stap opzij en gebaarde dat Marcus door moest lopen. Hij bleef echter als aan de vloer genageld staan. Het was alsof hij zonder waarschuwing totaal ergens anders terecht was gekomen. Hij stond onder een hoog, wit plafond, op de wanden bewogen subtiele lichtshows, er lag een electrovloer die zich aan je voetstappen aanpaste en dat was alleen nog maar de ruimte voor de balie. Die was minstens zo luxe. Marcus zag in een flits authentiek marmer, een kring van holoschermen en een emmer met een fles champagne (dure, zei het scherm van de persoonlijke assistent.) Er stonden drie hoge glazen bij. De gekleurde man erachter, in een onberispelijk kostuum gestoken, vouwde zijn handen open. ‘Dit is misschien meer zoals u zich ons bedrijf had voorgesteld.’
Marcus kon alleen maar knikken. Richard zag zijn verwarring en klopte hem op de schouder. ‘We hebben goede zaken gedaan en we zijn ervan overtuigd dat we u ook kunnen helpen.’
De tweede man, waarschijnlijk Diwar, wenkte Marcus dichterbij te komen. ‘Ik neem aan dat u bekend bent met het procédé?’
‘Ik weet wat de advertenties zeggen,’ antwoordde Marcus. Richard hielp hem uit zijn poncho en wierp die in een afvalkoker, net als zijn masker. Er lagen op een plank aan de muur schone klaar.
‘Laat me het dan nog een keer mogen uitleggen,’ zei Diwar. Hij had een prettige stem en vriendelijke, maar tegelijkertijd intelligente ogen waarmee hij Marcus’ gezicht afzocht naar het minste teken van onbegrip. ‘De oplevering van de eerste kwantumcomputers was natuurlijk een doorbraak van jewelste.’ Hij wees naar Marcus’ linker pols. ‘Zonder was uw assistent ook niet mogelijk geweest. De techniek maakt het mogelijk in ‘real time’ risico’s in te schatten. Maar de echt krachtige kwantumcomputers bleken tot nog veel meer in staat te zijn. U weet natuurlijk dat er op kwantumschaal rare effecten gaan plaatsvinden. Deeltjes die golven blijken. Veranderingen aan gekoppelde atomen die tegelijkertijd hier en aan het andere eind van het heelal plaatsvinden. En de baan van een elektron die het gemiddelde blijkt te zijn van alle mogelijke banen die het deeltje zou kunnen aannemen. Dat laatste intrigeerde ons.’
Marcus kon het betoog niet helemaal volgen. Hij was maar een marketingmedewerker op een voedselverpakkingsbedrijf. Geen natuurkundige. Diwar had zijn wazige blik gelukkig opgemerkt. ‘Ik weet dat u voor uw werk wel eens statistische curves hebt gezien – de verdeling van waarnemingen in een mooie golf, bijvoorbeeld van de score die klanten geven aan een bepaald product. De baan van de elektron is ook zo’n verdeling, maar dan van een ongekend aantal meetpunten.’
‘Ik snap nog steeds niet hoe…’ begon Marcus.
Diwar stak zijn hand op. ‘Kwantumcomputers werken doordat ze gebruik maken van alle mogelijke configuraties van deze kleine deeltjes. Van enen en nullen naar oneindige mogelijkheden. Maar wat we al snel ontdekten, is dat het niet gaat om slechts potentiële posities, maar om een werkelijk gemiddelde. Er zijn talloze parallelle universa en in elk daarvan heeft een elektron een iets andere baan. Wat uit onze instrumenten komt rollen, is het gemiddelde, maar eigenlijk doen we metingen in ontelbaar veel werelden tegelijk.’
‘Parallelle universa,’ zei Marcus. ‘Daar ging het over in de advertenties.’
‘Inderdaad,’ reageerde Diwar. ‘Tot nu toe konden we dit soort metingen alleen op heel kleine schaal uitvoeren, maar de kwantumcomputers functioneren zelf op basis van dit principe en kunnen dus ook op grotere schaal waarnemingen doen aan de andere werelden. Werelden waarin Hitler de tweede wereldoorlog won, of waarin de dinosauriërs nooit zijn uitgestorven…’
‘Werelden waarin ik Dirk twee jaar eerder durfde uitvragen, of waarin ik me inschreef voor de studie Diergeneeskunde, of waarin ik wel begon aan die roman…’
Diwar knikte. ‘Het geheel van al die mogelijkheden noemen we je “kwantumzelf.” Ons systeem stelt jou in staat je kwantumzelf te ontmoeten.’
‘Mijn kwantumzelf weet hoe al mijn mogelijke levens eruitzien. Dus ik kan hem vragen welke keuzes ik moet maken om een bepaald resultaat te behalen. Zo zit het toch?’
‘Inderdaad. Er zijn klanten geweest die me vertelden dat ze kennelijk op een bepaalde dag een loterijticket moesten kopen. Of dat ze hun vriendin ten huwelijk moesten vragen. Hun baan opzeggen, zodat ze uiteindelijk iets veel beters zouden vinden. Op vakantie gaan, waar ze iemand zouden ontmoeten die een waardevol zakelijk contact zou worden. Soms is het zo eenvoudig als een keer wat later vertrekken met de trein om een ongeluk te vermijden.’
Richard Vondeer stapte naar voren. ‘Alleen maar positieve reacties.
“Er is maar één weg voor me overgebleven” zeggen de mensen die hun kwantumzelf hebben geraadpleegd. “Ik weet nu precies wat ik moet doen.”’
‘Ik kan me voorstellen dat jullie moeten gaan uitbreiden,’ zei Marcus. ‘Niemand zal deze kans willen laten liggen. Eindelijk geen onzekerheid meer.’
Diwar knikte naar Richard. ‘We draaien nog niet zo lang,’ zei die bescheiden, ‘maar de wachtlijsten groeien in een rap tempo. U hoefde maar drie weken te wachten, maar ondertussen kunnen mensen pas over een half jaar terecht.’
Marcus zuchtte. ‘Dan ben ik blij dat ik snel reageerde, want zoals het nu is, kan ik niet verder. Ik wil weten wat ik moet doen om Dirk weer terug te krijgen.’
‘U bent bij ons aan het juiste adres,’ verklaarde Richard. Hij legde zijn hand op Marcus’ bovenarm en voerde hem voorbij de balie naar een deur. Erachter bevond zich een donkere ruimte, met alleen een paar rode lichtjes die een gevoel van diepte gaven. Twee van die lichtjes waren cirkels op de vloer met daarin de vorm van voetafdrukken.
‘Daar moet u gaan staan zodat de computer u kan scannen,’ zei Diwar zacht. ‘Uw kwantumzelf zal worden berekend en voor u als hologram verschijnen. Vanaf dat moment heeft u een half uur om alle vragen te stellen die u wilt.’
‘Dank u,’ zei Marcus. Hij stapte naar voren. Hij bedacht zich dat hij nog iets wilde vragen, maar de deur was al weer achter hem dichtgeschoven. Nu kon hij alleen nog maar vooruit, besloot hij.
Marcus ging op de rode cirkels staan. Een warme kriebelende sensatie in zijn voetzolen. Tegelijkertijd verscheen een blauwe cirkel boven hem. Hij kon niet zien of het plafond zich ook op die hoogte bevond. De schijf leek los in het duister te zweven. Er moesten om hem heen allerlei sensoren zijn, apparatuur die gevoelig genoeg was om zijn atomen en elektronen in kaart te brengen, maar hij wist toch niet hoe die eruit hoorden te zien. Hij kon dus weinig anders dan het proces gelaten ondergaan.
De blauwe cirkel doofde van het ene op het andere moment. Tegelijk lichtte recht voor Marcus een vage menselijke omtrek op, samengesteld uit lichtgevende stipjes. Ze werden snel vaster, concreter, als een blok graniet dat onder de handen van een beeldhouwer verandert in een Romeinse godheid. Het was Marcus zelf, realiseerde hij zich, een man met een normaal postuur, een klein buikje, een niet onaantrekkelijk gezicht, maar een cynisch trekje om de lippen deed het effect van de priemende ogen en de wilskrachtige kin bijna weer teniet. Raar genoeg was het juist waar Dirk ooit op was gevallen. Zelf was hij een onverbeterlijke optimist en hij vond het prachtig avonden lang met Marcus te discussiëren. Nu ze het financieel moeilijker hadden gekregen, was Dirk zich echter aan zijn humeur gaan ergeren. Er kwamen steeds meer ruzies, tot zijn partner bij hem wegging. Hij had gedacht dat hij dat wel kon verdragen, maar het was alsof iemand hem met een mes in het hart had gestoken.
Marcus wilde alles doen om die pijn te doen verdwijnen, om het Dirk-vormige gat in zijn leven weer op te vullen. Zijn toenaderingspogingen en beloften zijn leven te beteren hadden echter niet gewerkt. Dit was de laatste mogelijkheid die Marcus kon bedenken. Een waar hij al zijn spaargeld in had geïnvesteerd. Hij had alle bezittingen die verkocht konden worden verpand. Als het volgende half uur het verlossende antwoord niet bracht, wist hij dat hij geen toekomst meer had.
De lichtende weergave van hemzelf wachtte geduldig, zelfs zonder adem te halen. Marcus slikte een opvallend taaie slijmprop weg. ‘Ik ben Marcus,’ zei hij vervolgens. ‘Ik wil Dirk terug. Wat moet ik doen?’
Het was alsof hij zichzelf op een digitale opname hoorde spreken. ‘Als je solliciteert bij Nia Dynamics, zal Dirk uiteindelijk weer bij je terugkomen.’
‘Ik had niet gedacht zo snel antwoord te krijgen,’ zei Marcus. ‘Ik had de vacature gezien. Ik zou weer meer gaan verdienen, genoeg om een grotere wooncabine te bekostigen. Ik dacht alleen dat ik weinig kans maakte.’
‘Je zou wel al over tien jaar overlijden,’ vervolgde zijn kwantumzelf. ‘De stad wordt dan door een orkaan getroffen en je cabine spoelt weg.’
‘Oh.’ Even wist hij niet wat hij moest zeggen. ‘Is er misschien een andere keuze die ik kan maken waarbij het weer goed komt tussen ons?’
‘Wanneer je Sonia van je oude werk opbelt en een netwerkafspraak maakt, leidt het ertoe dat je weer met Dirk gaat samenwonen.’
‘Hij drong er afgelopen jaar al een paar keer bij me op aan.’
De andere Marcus knikte. ‘Jullie overlijden echter allebei over zeven jaar aan een wereldwijde malaria-epidemie, overgebracht door een resistente muggensoort.’
Zo makkelijk bleek het dus toch niet te zijn. Maar Marcus gaf niet zo snel op. ‘Iets anders dan?’
‘Als je Dirks familie uitnodigt zonder dat hij het weet en hem daarmee verrast, zal hij je weer willen omarmen.’
‘Hij heeft ze al lang niet gezien nu vliegen vanwege de koolstofbelasting zo duur is geworden.’
‘Je overlijdt alleen wel over acht jaar door longbeschadiging vanwege een extreme smog die maanden aanhoudt.’
Zo ging het door, het hele volgende kwartier. Een voorstel. Een moment van hoop. En dan de voorspelling van zijn dood een paar jaar later. Verhongerd na drie opeenvolgende wereldwijde droogtes, oorlogsslachtoffer nadat een vluchtelingenstroom toegang tot het land was geweigerd, neergestoken door plunderaars na een dagen durende stroomstoring.
‘Het is al goed, ik begin een aardig beeld van mijn toekomst te krijgen,’ merkte Marcus op. Hij keek zijn evenbeeld aan. ‘Is er ook een keuze die ik kan maken waarbij ik het komende decennium overleef? Of ga ik dood ongeacht wat ik doe?’
Een stilte volgde. Zijn kwantumzelf schraapte zijn keel. ‘Die keuze is er,’ zei hij uiteindelijk. ‘Er is een pad dat je kunt volgen waarbij je in elk geval de kans hebt nog veertig jaar in goede gezondheid te leven. Dirk ook. Geen grote kans, maar wel een die met de tijd waarschijnlijk zal toenemen.’
‘Wat moet ik daarvoor doen?’
‘Je moet vanaf nu elke drie maanden iemand vermoorden.’
Marcus voelde het bloed uit zijn gezicht wegtrekken. ‘Dat meen je niet…’
‘Het is de enige manier,’ verklaarde de ander. ‘Doe je het niet, dan word je zelf gedood.’
‘Het kan niet eens,’ zei Marcus, nog steeds duizelig. ‘De politie zal het ontdekken. Me opsluiten. Dirk zou me nooit meer willen aankijken.’
De tweede Marcus haalde zijn schouders op. ‘Leven in de gevangenis is nog altijd beter dan dood in het graf. Maar je vergeet met wie je praat. Ik kan je vertellen wie je moet doden en hoe, op zo’n manier dat je niet gepakt wordt. Het begint met Sofie Wilan. Je kent haar niet, maar ze loopt elke dag…’ Zakelijk legde hij uit hoe Marcus moest handelen en wat zijn beste keuzes waren in elke situatie. Zijn persoonlijke assistent sloeg de informatie op, zodat hij niet zou kunnen falen. ‘Zo eenvoudig is het,’ besloot zijn kwantumzelf. ‘Dit is hoe je je leven vanaf nu in elk geval een heel stuk kunt verlengen.’
Marcus wilde nog wat opmerken, maar er klonk een fluitsignaal. De deur achter hem schoof open en tegelijkertijd loste zijn lichtende evenbeeld op in talloze blauwe stippen. Hij was alleen. Het voelde onwerkelijk, alsof hij uit een nare droom wakker werd, een die hij maar beter kon vergeten. In de ontkenning schieten na zo’n confrontatie was een normale reactie, maar het lukte Marcus niet het lang vol te houden. Een ijskoude klomp in zijn onderbuik overtuigde hem ervan dat hij de woorden van zijn kwantumzelf niet had verzonnen. Hij haalde diep adem en rechtte zijn rug. Richard en Diwar mochten niet ontdekken wat de computer hem had voorgesteld.
De twee wachtten buiten op hem. Het licht in de hal deed pijn aan zijn ogen na de duisternis waarin hij zo-even had verkeerd. Op de marmeren balie stonden de champagneglazen al volgeschonken. Richard reikte hem er een aan, een enthousiaste glimlach op zijn gezicht. ‘We gingen er alvast vanuit dat u goed nieuws heeft gekregen,’ zei hij. ‘Iedereen krijgt immers antwoord van onze computer.’
Marcus knikte. Hij nam een slok van de tintelende wijn en dwong zichzelf vervolgens te lachen. Het bleek niet eens heel moeilijk om te liegen. ‘Er is maar één weg voor me overgebleven. Ik weet nu precies wat ik moet doen. Als ik solliciteer bij Nia Dynamics komt Dirk zeker weten bij me terug.’
Terwijl zijn twee gastheren elkaar enthousiast aanstootten, sloeg Marcus de rest van de champagne achterover. Vervolgens pakte hij een schone poncho van de plank aan de muur. ‘Ik zal iedereen die ik ken aanraden van jullie diensten gebruik te maken,’ zei hij over zijn schouder. ‘Jullie ontdekking kan de wereld ten goede veranderen.’
Hij was de luchtsluis door en stond weer in de zure, stinkende buitenlucht, een bruin plafond hoog boven hem. Ondanks de stank ademde Marcus diep in. Vervolgens bracht hij zijn pols naar zijn mond. ‘Assistent,’ fluisterde hij, ‘toon me de weg naar de dichtstbijzijnde wapenwinkel.’