Wout kwam tot zichzelf. Zijn hart ratelde als een ouderwetse typemachine en het koude zweet stond op zijn voorhoofd. Hij keek om zich heen. De andere mensen in de drukke winkelstraat besteedden geen aandacht aan hem. Ze keken voor zich uit in hun smart-bril of staarden naar de reclamezuilen, met net voldoende aandacht voor hun omgeving om tegen niemand aan te botsen. Bovendien overkwam het hen zelf vaak genoeg dat ze door een hypnotisch patroon werden gevangen en een paar seconden van de wereld waren. Een jonge vrouw, een paar meter bij Wout vandaan, stond midden op het trottoir, met haar armen naast haar lichaam hangend en een lege blik in de ogen.
Met haar was waarschijnlijk hetzelfde gebeurd als met hem. Hij had een felle schittering gezien. De zon in een winkelruit. Zoiets. Hij had opgekeken, in een reflex. Wat er vervolgens gebeurde, kon hij niet navertellen. Het was niet de eerste keer dat iets dergelijks hem overkwam; ditmaal leek het effect echter heftiger dan anders. Gelukkig had Wout zijn boodschappen al gedaan. Anders zou zijn winkelmandje vol hebben gezeten met producten die hij niet nodig had, of van merken die hij anders nooit had aangeschaft. Hij had eens na zo’n aanval de sterke aandrang gevoeld bij een slijterij binnen te stappen, ook al dronk hij al jaren niet meer.
De subliminale boodschap was nu gelukkig aan hem verspild. Duizelig voelde hij zich echter wel. Wout wachtte met verder te lopen tot hij zeker wist dat zijn benen niet opeens onder hem uit zouden zwiepen. Vervolgens ging hij met grote stappen naar de parkeergarage. Zijn ogen hield hij strak op de grond vlak voor zich gericht. De stoeptegels waren niet egaal grijs. Subtiele patronen gleden voorbij, hengelden naar zijn aandacht. Als hij stil zou staan om ze beter te bekijken, zouden ze driedimensionale afbeeldingen vormen, van de nieuwste elektrische tandenborstel, de held van een nieuw holoprogramma of het logo van een verzekeraar. Hij hield zijn grote passen niet in. Hij negeerde ook de stemmen van reclameborden, ook al leek het alsof een bekende van hem zijn naam fluisterde. ‘Eén minuutje maar,’ hielden ze vol. ‘U bent een dief van uw eigen portemonnee. U draagt kleding van twee seizoenen terug, heeft u niet liever …’
Wout versnelde nog meer. Hij botste bijna tegen een oude vrouw aan die naar de projecties op een winkelruit staarde en een zelfsturende auto moest voor hem afremmen.
Voor hij bij de parkeergarage kon betalen, kwamen op het schermpje van de automaat eerst drie minuten lang filmpjes voorbij met breed lachende vrouwen die de nieuwste producten voor Wout omhoog hielden. Hij keek strak opzij en zodra de schuifdeur openging, schoof hij meteen naar binnen. Een bewegende groene pijl op het plafond voerde hem naar zijn auto, een ouderwetse benzineslurper, waarvan de vergunning het volgende jaar waarschijnlijk niet zou worden verlengd. Niet goed voor het milieu, dat wist hij, maar het was een van de laatste modellen geweest zonder ingebouwde computer. Hij had geen routeplanners. Ook de radio had hij gedemonteerd. Zo had hij op de weg tenminste nog een klein beetje rust.
Wout kwam aan op de juiste verdieping. Een zwerm drones steeg op van zijn auto. Waar die eerst blauw van kleur was geweest, was hij nu overdekt met bedrijfslogo’s en reclameslogans. Een stond er zelfs dwars over zijn voorruit: Eet elke morgen Crunch, het kan ook bij de lunch!
Hij kreunde. Hij had gewoon moeten betalen om van de opdringerige opschriften gevrijwaard te blijven, alleen was het abonnement daarvoor laatst twee keer zo duur geworden en hij had het geld ergens anders voor nodig. Nu moest hij maar zijn best doen om langs de letters op het glas te kijken. Hij ging zitten, trok zijn autogordel strak en draaide de sleutel om. De motor sloeg aan.
De vertrouwde handelingen brachten zijn ademhaling terug tot een gezonde frequentie. Zijn gedachten werden opnieuw helder.
Hij zuchtte terwijl hij, langs felle reclames, de bochten nam naar de uitgang van de parkeergarage. De schemering maakte plaats voor een blauwe lucht. Wout kneep zijn ogen samen tegen de zon. Net nu hij zijn concentratie nodig had, zwol buiten de auto de kakofonie van stemmen aan. Een halve slag met het stuur en hij bevond zich midden in het verkeer. Nog even en hij was buiten de bebouwde kom. De motor ronkte en gaf zijn wagen de trilling die een elektrisch voertuig nooit kon evenaren.
Een drone kwam aan zijn kant naast het raampje vliegen. ‘U rijdt in een oud model. Wilt u een proefrit maken in de nieuwste volautomatische auto? U hoeft maar te knikken …’
Wout hield zijn aandacht op de weg. Het was vermoeiend. Hij mocht zelfs niet afwijken, als zijn wielen over de witte lijn naast de berm gingen, brachten ze de melodieën voort van de bekendste reclamejingles. De chauffeurs om hem heen hoefden niet dezelfde strijd te leveren. Terwijl hun wagens hen naar hun bestemming voerden, staarden ze naar de kleurrijke patronen die op de voorruit werden geprojecteerd, met de armen naast het lichaam, hun ogen groot, de kaken slap alsof hun spieren de moed hadden opgegeven. Droop er speeksel uit hun mondhoeken? Het zou Wout niet verbazen. Hij moest nog even volhouden. Een half uur maar, dan lag dit alles achter hem.
Op de grens tussen een maïsveld en een eikenbos verliet hij de asfaltweg en reed een grindpad op. Nu al leek er een last van hem af te vallen. Op sommige boomstammen waren reclameposters geschilderd en struiken groeiden in de vorm van logo’s; naarmate hij verder kwam, nam de frequentie daarvan af. Het licht van de zon vormde steeds veranderende vlekken tussen de bladeren. Het stemde Wout vrolijk. Hij begon te neuriën. Het melodietje van een frisdrankmerk. Abrupt hield hij ermee op en in stilte reed hij verder. Nog twee bochten. Het wegdek bestond ondertussen uit zand. Twee sporen, met daartussenin gele graspollen.
Wout bracht zijn auto tot stilstand naast een houten hut. Op het golfplaten dak lagen dorre eikenbladeren van het vorige seizoen. Hij stapte uit. Het ronken van de generator klonk luid van achter het huis, verder was het stil. Een drone cirkelde omlaag tot vlak bij zijn oor. Hij mepte het apparaatje weg als was het een vlieg. Voor het zich kon herstellen, opende hij de deur en stapte naar binnen.
Eenmaal de wereld achter hem buitengesloten, slaakte Wout een diepe zucht. Zijn spaarcenten waren er aan opgegaan; het was de moeite waard geweest. De wanden waren bekleed met loden platen, centimeters dik, net als het plafond. De vloer was van beton, ondoordringbaar. Hij kocht water in jerrycans dat hij zelf filterde en liet lucht pas binnenkomen nadat hij die eerst gereinigd had. Geluiden hoorde hij niet, elektronische signalen konden niet tot hem doordringen, drones hadden het nakijken. Als er al eentje tegelijk met hem binnen wist te komen, had hij die snel genoeg opgespoord en uitgeschakeld. Geen bedrijf kon hem hier lastigvallen met reclamefilmpjes, geen bank kon proberen hem over te halen een lening af te sluiten. Hier kon geen holozender hem een nieuw programma opdringen en hij zou geen nieuw afslankmiddel aangesmeerd krijgen. Niemand probeerde zijn aandacht te trekken.
Alleen binnen deze vier muren, geïsoleerd als in een station buiten de dampkring, had Wout de ruimte om zichzelf te zijn.
Hij hing zijn jas op, na te hebben gecontroleerd of er geen folders in zijn zakken waren gestoken, en schopte zijn schoenen uit. Vervolgens liep hij naar zijn keukentje. De gloeilamp aan de kabel knipperde, maar dit keer bevatte het geen patroon. Hij trok de deur van de koelkast open. Zijn vingers sloten zich om het koele blik van een biertje.
Een stem doorbrak de stilte. ‘Goedemiddag!’
Wout verstijfde. Zijn zenuwen sprongen op scherp en hij dacht na of hij iets als wapen kon gebruiken. Hij draaide zich om. De kamer was leeg.
Zo leek het althans. Uit zijn ooghoek zag hij vaag een menselijke vorm, die verdween zodra hij zijn aandacht erop vestigde. Had hij zich vergist? Was de stress gewoon zo groot geworden dat hij zich dingen ging inbeelden?
‘U heeft zich niet vergist,’ klonk het. ‘U kunt mij inderdaad niet zien.’
Wouts keel werd droog. ‘Wat is er aan de hand?’
‘De reclameraad brengt het bereik van commerciële boodschappen in kaart,’ vertelde de stem kalm. ‘Sommige mensen blijken niet of nauwelijks door de beschikbare methodes te worden beïnvloed. Dat is natuurlijk jammer, want daardoor lopen ze fantastische aanbiedingen mis. U bent een van die mensen. Talloze malen hebben adverteerders geprobeerd u te bereiken, tevergeefs. Gelukkig is er nu iets verzonnen om ook u kennis te laten maken met de beste producten.’
‘Wat?’ stamelde Wout. Wanhopig keek hij om zich heen. Hij zocht naar een gat dat hij zou kunnen opvullen, een doorgang die hij zou kunnen afsluiten. ‘Hoe?’
‘Een nieuwe vorm van suggestie,’ kwam meteen het antwoord. ‘Vanmiddag ben ik via uw ogen in uw hersenen geprogrammeerd, samen met de boodschappen van mijn investeerders. Zo hoeft u voortaan geen van hun acties meer te missen. Weet u bijvoorbeeld dat er een hele nieuwe lijn van generatoren is, die …’
Als laatste redmiddel stak Wout zijn vingers in zijn oren. Het mocht niet baten. De stem bleef dreinen, de ene reclameboodschap na de andere.