#
De meszuivere toon uit de staartkelen van de kighaâdesh anderlingen steeg hoger en hoger, gevolgd door de evenwichtige echo’s van het Immer Heilige Dal. Het Filigreinen Woud begon te zoemen, ten teken dat de Toon klaar en oprecht was. De gruis- en sneeuwmassa’s op de top van de omringende Vigilante Bergtoppen, bleven onberoerd.
Ambassadeur Brehiminië Saegewhalen stak als mens iets uit boven de schorpioenachtige kighaâdesh. Zij droeg het officiële zwart-met-purperen uniform van het Oneindige Rijk. Aan haar rechterhand had zij de groene handschoen van Pax Galactica. Op haar rug, gebonden en verzegeld met rode laklinten, was haar linkerhand gehuld in de traditionele roestige stekelvuist van Rechtvaardige Retributie.
Tweehonderd jaar van onderhandelingen hadden tot dit moment geleid. Eindelijk zouden de tienduizend werelden van de Yaons sterrengordel toegankelijk worden voor het Oneindige Rijk. Avonturiers, handelshuizen en ontginners stonden te popelen dit nieuwe gebied te betreden.
De Hoogste Beslisser, een kighaâdeshe titel vergelijkbaar met die van keizer, zette zijn hoofdstem in. De sonore klanken voegden zich perfect bij de harmonie van het Immer Heilige Dal en deden het Filigreinen Woud harder zoemen. De Vigilante Bergtoppen zwegen, ten teken dat zij instemden met de woorden van de Hoogste Beslisser.
Nu was het de beurt van de keizerlijke ambassadeur Brehiminië Saegewhalen om haar stem bij de Toon te voegen. Zij opende haar mond en activeerde de schalstem die de avond daarvoor aan boord van het ambassadeschip was geïnstalleerd.
In de reconstructie later, werden termen als “Grove nalatigheid”, “Schandelijke plichtsverzuim” en “Onfortuinlijke vergissing” gebezigd. Een feit was, dat de ambassadeur een liefhebber van de Keizerlijke Hymne was, het galactische volkslied van het Oneindige Rijk. Getuigen verklaarden dat de ambassadeur na haar operatie de Keizerlijke Hymne in haar schalstem had geladen en meermalen het opbeurende, patriottische lied vol geschutgebulder en denderende aria’s, ten gehore had gebracht op het ambassadeschip.
Daar in het Immer Heilige Dal, tussen de Vigilante Bergtoppen, en omgeven door het Filigreinen Woud, zette de keizerlijke ambassadeur Brehiminië Saegewhalen niet de zorgvuldig geconstrueerde timbre-van-galactische-vriendschap-en-voorspoed in.
Nee, uit haar keel schalde, tot haar eigen schrik en verbijstering, in alle bombastische schoonheid, de Keizerlijke Hymne.
De Toon werd verbrijzeld in duizend fragmenten.
Het Filigreinen Woud beefde en kreunde.
Het Immer Heilige Dal werd gevuld met dis-harmonieuze klanken.
En de Vigilante Bergtoppen reageerden.
De massa’s sneeuw en steengruis donderden als antwoord op de Keizerlijke Hymne naar beneden, en verpletterden de gehele kighaâdeshe regering, de keizerlijke delegatie, de Hoogste Beslisser en ambassadeur Brehiminië Saegewhalen.
Tegen de tijd dat de stilte in het Immer Heilige Dal was teruggekeerd, had het keizerlijke ambassadeursschip al de eerste maximaal urgente weerwort-waarschuwingen naar het Ministerie van Diplomatieke Betrekkingen verzonden.
#
‘Weet je zeker dat dit een verstandig plan is, liefste?’ vroeg Yulene Korlander terwijl zij zich loom in het roze bellenbad van het ruimtejacht uitstrekte. Haar elf-achtige gezicht en torenhoge blonde krullenkapsel kwamen nog net boven het schuim uit. De wanden van het jacht waren op doorzichtig ingesteld en de sterren en melkwegstelsels trokken vurige sporen in de inktzwarte duisternis.
Sergio Wilhem Wang-von Luhfthoven zat op een benen kruk, gesneden uit het dijbeen van een Qissintisch moerasbeest. Hij staakte zijn vioolspel om de vraag van zijn geliefde, rechterhand en partner in gedurfde ondernemingen, te beantwoorden: ‘Het is een kans die we niet mogen laten lopen! Het absoluut schandaleuze debacle van ambassadeur Brehiminië Saegewhalen heeft haar gediskwalificeerd voor deze prestigieuze race. Het heeft mij veel moeite, bergen met gunsten en het nodige gekonkel gekost, maar ik heb haar inschrijving over weten te nemen. Yulene, de gemiddelde wachttijd voor deelname aan de regatta bedraagt twaalfhonderd jaar. Ik kon deze kans niet laten lopen! Denk je eens in, de victorieuze kathedraal wordt gestald in de Keizerlijke Tuinen en de winnaar krijgt een audiëntie bij de Keizer zelf!’
Yulene knikte en blies een bergketen van roze bellen weg. Het was een van Sergio’s oudste ambities om eens de Keizer van het Oneindige Rijk in den vleze te ontmoeten. In dat opzicht was deze race zeker een buitenkans.
‘Dat is zeker zo, mijn beste senator, maar je mededingers hebben tien jaar de tijd gehad om zich voor te bereiden. Wij hebben slechts drie maanden, en in die tijd is het onmogelijk een geschikte kathedraal te bemachtigen! Vernedering en hoongelacht kan toch niet je bedoeling zijn?’
Ten teken van ontkenning bespeelde Sergio zijn viool in legato. ‘Nee, nee! Er is gemakkelijk een kathedraal te vinden, als je weet waar je moet zoeken. Momenteel zijn wij op weg naar een witte dwerg die Demeters Lok is geheten, alwaar dat deel van onze problemen opgelost zal worden.’
Haar eigen geheugen, noch de algemene informatiesfeer, leverden nuttige informatie op, en Yulene trok vragend een rechterwenkbrauw omhoog.
Sergio tapte op de vloer van de kajuit. ‘Dit ruimtejacht is gebouwd uit curlbon, het taaiste materiaal in het universum. Net als talloze gebouwen, fortificaties, andere voertuigen et cetera. Schiet een curlbon ruimteschip in een zwart gat, en het wordt samengeperst tot een gulden, maar zodra het in een ander universum weer naar buiten wordt gespuwd, vouwt een curlbon constructie zich weer uit tot de oorspronkelijke vorm. Curlbon is zo goed als onverwoestbaar. Maar heb je wel eens bedacht wat er gebeurt met alle bouwwerken, voertuigen en andere constructies die hun nut hebben overleefd? De smaak van de eigenaar verandert, een bouwwerk heeft een beladen symbolische of emotionele betekenis gekregen, of voldoet niet meer aan de gangbare eisen?’
‘Hm, slopen is niet mogelijk. Ik neem aan dat men zulke bouwsels in een oceaan kiepert, of in de zon of de lege ruimte schiet?’
‘Dat kan, en is in de loop van de geschiedenis ook talloze malen gebeurd, maar de kans is dan altijd aanwezig dat op een dag de doorn in het oog weer opduikt. Bovendien vormt zulk soort onverwoestbaar afval een mogelijk gevaar voor zaken als vervoer en bewoning.
Een ondernemend persoon, zijnde Mógh Dhy Jasnz, besloot ooit een oplossing voor dit probleem te bieden. Sindsdien haalt hij tegen vergoeding curlbon bouwsels op, of bergt ze waar hij ze kan vinden. Hij parkeert ze vervolgens rond zijn ster.’
‘Demeters Lok,’ concludeerde Yulene. ‘En je hoopt daar ook een geschikte kathedraal voor de regatta te vinden.’
Een vlugge allegro notenreeks van de viool was het bevestigende antwoord.
#
Mógh Dhy Jasnz was een van die humanoïden die hun lichaam in de loop van de meta-millennia zo hadden aangepast dat hun oorspronkelijke ras met geen mogelijkheid meer viel vast te stellen. De curlbon-ophaler had een centraal metalen lijf waaruit een tiental armen en tentakels ontsproten, sommige voorzien van herkenbare zintuigen en gereedschappen, andere misschien louter decoratief of anders met een obscure functie.
‘Een kathedraal die voldoet aan uw specificaties? Daarvan heb ik één komma twee miljoen exemplaren, senator Sergio Wilhem Wang-von Luhfthoven.’
Samen met Yulene stond Sergio in het kantoor van de intergalactische schroothandelaar: een leefbol die voor de helft met gifblauw water was gevuld. Roestige looppaden en ladders verbonden diverse platforms met elkaar. Rimpelingen in het water duidden op leven of andersoortige activiteit onder de oppervlakte. Buiten de leefbol was een glinsterende hemelring zichtbaar, die in de oneindige verte verdween achter de kromming van de zon. Het was de onmetelijke verzameling van afgedankte curlbon bouwwerken, voertuigen, standbeelden en andere voorwerpen die Mógh Dhy Jasnz bijeen had gegaard.
‘Kunt u ons toegang geven tot de desbetreffende gegevens? Mijn metgezel en ik zullen onze eisen verder specificeren en de lijst reduceren tot een hanteerbaar aantal opties.’
‘Het is geschied,’ sprak Mógh Dhy Jasnz. ‘Laat mij weten wat uw finale keuze wordt.’
#
‘Is het geen schoonheid?’ sprak Sergio met het vuur van iemand die op slag verliefd was geworden op de fraaie lijnen van een racezwever, en deze tot elke prijs moest bezitten. Samen zweefden zij door de weidse gangen van de Ferrilmillium Kathedraal van de Ongelooflijk Nederige Extase.
Yulene kon haar geliefde echter geen ongelijk geven, het bouwwerk wás een schoonheid. In de vrije ruimte, omgeven door een eenvoudige luchtzak, hing een exquis uitgebalanceerde trappiramide met op elke terrashoek een ranke minaret. Het geheel werd bekroond met een fijn, abstract-figuratief rasterwerk in de vorm van een gigantische uivormige koepel.
Het interieur was met hetzelfde meesterlijke oog voor smaak en verhouding aangelegd. Hoge koepelgewelfde gangen met subtiele lichtval en ranke zuilen, kwamen uit in een ruime vijfkantige arena die zich helemaal tot aan de rasterkoepel strekte. Balkons in de vorm van uitgestoken handen gaven zicht op het centrale altaar, subtiele kronkelgangen leidden naar reeksen van aangename bolvormige zijkamers met diverse lagen van comfortabele muurbanken.
‘Het heeft zeker potentie, mijn senator. De diverse uitgangen kunnen gemakkelijke genoeg verzegeld worden zodat de kathedraal zeewaardig wordt. Er is ruimte voor zeilen, en de gargouilles en plastieken zijn van uitmuntende kwaliteit.’
Yulene koesterde zich in de warme gloed van vertrouwen, maar ergens in haar innerlijk bespeurde zij nog iets anders. Normaliter doordacht Sergio zijn wilde ondernemingen, maar zij had bemerkt dat de kans op het ontmoeten van de Keizer hem met een roekeloze, haast hebberige koorts had bevangen. Met zijn intellect en vermogen was er weinig wat niet binnen het bereik van haar geliefde lag, en dat maakte het onbereikbare des te begeerlijker. Er waren lieden die duizenden jaren trachtten om een audiëntie met de Keizer te verkrijgen, en daarin jammerlijk faalden. Sergio kon en mocht deze kans gewoonweg niet laten lopen.
‘Zekers!’ sprak Sergio. ‘Wij keren terug naar Mógh Dhy Jasnz en kopen dit bouwwerk. Ik laat het naar Breekles IX slepen, alwaar de Keizerlijke Kathedralen Zeilclub is gevestigd. Daar zullen wij het verder optuigen opdat het de regatta waardig zal zijn.’
Het vuur van enthousiasme spatte van Sergio’s stem en Yulene kneep bemoedigend in zijn hand.
Ik heb hem nog nooit zó betrokken gezien bij een onderneming. Maar wat gebeurt er als hij de regatta niet wint en zijn droom om de Keizer te ontmoeten, aan duigen valt? Voor het eerst sinds haar samenzijn met Sergio voelde Yulene ook een zweem van bezorgdheid.
#
De Keizerlijke Kathedralen Zeilclub was gevestigd aan de rand van de Ringoceaan van de Breekles IX ruimtearcologie. Het gigantische roterende curlbon wiel had een omtrek van duizend keizerlijke mijlen en de binnenkant bestond uit louter water, met een keur aan riffen, ijsvelden en mega-ventilatoren die voor windstromen in diverse richtingen zorgden. In het enige woongedeelte waren de haven, droogdokken en andere faciliteiten te vinden.
Breekles IX had haar faam volledig te danken aan de tienjaarlijkse kathedralen regatta. Wat zevenduizend jaar geleden was begonnen als een grap van het Vrolijke Vrijbuiters Genootschap, was inmiddels uitgegroeid tot een groots spektakel met vele tradities en gebruiken.
De regels waren simpel: de race was tussen authentieke kathedralen, tempels of anderszins religieuze bouwwerken met een bepaalde minimale omvang en inhoud. De voortstuwing mocht alleen geschieden door zeilen. En van de duizend deelnemers werd uit de snelste twintig de fraaiste kathedraal gekozen tot winnaar. De uitverkoren kathedraal had vervolgens de eer de Keizerlijke Tuinen te verfraaien en de winnaar mocht rekenen op een audiëntie bij de Keizer van het Oneindige Rijk.
Sergio en Yulene betraden het lage, houten clubgebouw in eenvoudige katoenen zeemansplunjes. Er waren duizend en een dingen te doen aan hun kathedraal, maar minstens even belangrijk was het inschatten van de concurrentie, het horen van roddels en speculaties, en het opdoen van tips en wijsheden.
De menigte bestond uit een gevarieerde sortering van rijkdom, ras, en verschijningsvorm. De humanoïde vorm domineerde, maar zelfs daarin was een rijke schakering aanwezig. Daar stond Bolhem Doerf, de winnaar van de afgelopen twee races. Aan zijn torso ontsproten vier amen, en een vuurrode haarkam liep van zijn kruin tot aan de punt van zijn gevorkte staart. Wic’Wac de befaamde wapenhandelaar was gehuld in een spiegelzwarte japon die zijn zilverkleurige driehoekige hoofd complementeerde. In een hoek vertelde informatiehertog Beghar Dhry Bonbasch een schuine mop aan een tweelingstel mrleeenen, hun gasvormige lichamen veilig gehuld in drukpakken. De muren en de balken van de club hingen vol met vaandels, foto’s en andere memorabilia van voorgaande regatta’s.
Sergio snoof de lucht op. Dit was waarvoor hij was geboren! Hij was letterlijk en figuurlijk van ver gekomen, maar nu bewoog hij in cirkels die een connectie hadden met het Keizerlijke Hof. Zijn droom lag binnen handbereik.
Yulene sprak: ‘Zien we elkaar over een uur aan de bar? Ik houd mijn oren open om te leren wie de favorieten zijn, wie de veelbelovende nieuwelingen, welke schandalen er spelen en wat verder nog van belang is.’
Met een minimaal handgebaar stemde Sergio in. Het winnen van de race zou geen eenvoudige taak worden, en alles wat zij hier leerden kon van vitaal belang zijn.
Na een vol uur zocht Sergio Yulene op die plaats aan de bar had genomen. Voor haar stond een dampende Brulaap Ondergang, met een glazen roerstaafje en verenparasolletje.
Met een knipoog naar zijn geliefde, nam Sergio plaats aan de bar en bestelde een koffiebier bij de barkeeper, een woest aantrekkelijke man met brede schouders, donkere krullen en diepblauwe ogen. Hij had tegelijkertijd iets mysterieus en weemoedigs over zich, beslist een prikkelende combinatie.
‘De favoriet is de St. Johannes van Ck-32EE2, direct gevolgd door de Vermiljoen Nova Pagode van informatiehertog Beghar Dhry Bonbasch, met Twintigduizend Zielenroerselen van Bolhem Doerf op de derde plaats. De Krijsbloeds Lijden van Wic’Wac wordt als de wilde kaart gezien.’
Sergio kinkte instemmend. Yulenes bevindingen strookten met die van hemzelf.
‘Het gerucht gaat dat Wic’Wac een bondgenootschap heeft verworven, door dwang of anderszins, van meerdere mede-kapiteins, wat interessante gevolgen voor het verloop van de regatta kan hebben,’ sprak de donkergekrulde barkeeper.
Zowel Yulene als Sergio keken de man aan. Sergio stak zijn hand uit. ‘Ik ben Sergio en dit is de bevallige Yulene, wij doen voor het eerst met de regatta mee, met de Ferrilmillium Kathedraal van de Ongelooflijk Nederige Extase.’
De greep van de barman was stevig en wam. ‘Aangenaam, senator. Ik ben Maximulas, vagebond, zwerver en sinds zes maanden barkeeper en manusje-van-alles van de Keizerlijke Kathedralen Zeilclub.’
‘Je schijnt een man te zijn die goed op de hoogte is, beste Maximulas. Ik ben weliswaar een keizerlijke senator, maar ik heb niet de illusie dat mijn bekendheid groot is.’
Nu glimlachte Maximulas. ‘Het is taak van een barman op de hoogte zijn van zijn clientèle. Ik was benieuwd wie de plaats van de onfortuinlijke ambassadeur Brehiminië Saegewhalen had overgenomen, en raadpleegde de openbare inschrijvingslijst, zodoende.’
‘Wat wil je drinken, Maximulas?’ vroeg Yulene. ‘Iemand die zo goed geïnformeerd is, is niet alleen een nuttig, maar ook een interessant persoon. Ik ben benieuwd wat je nog meer te vertellen hebt over de komende regatta en de deelnemende kapiteins en hun kathedralen.’
Later die nacht, veel later, strompelden Sergio, Yulene en Maximulas naar boven. De kamer van Maximulas was klein, met als enige bezittingen een gitaar en versleten plunjezak.
Sergio schudde zijn hoofd. ‘Dat bed is te beperkt voor ons allemaal!’
‘Er zijn gastenkamers voor de deelnemende kapiteins,’ offreerde Maximulas. ‘De kapiteins en hun gasten kunnen daar gebruik van maken. De bedden aldaar zijn een stuk groter en comfortabeler…’
‘Dat komt mooi uit, want ik ben een deelnemende kapitein en ik bij deze benoem ik jullie tot mijn gasten!’ sprak Sergio.
‘Een uitstekend idee!’
In een warboel van armen, benen en lichamen, werden zij drieën de volgende dag wakker in een groot bed. Yulene lag tevreden tussen hen in. Sergio glimlachte en veegde een haarlok uit haar ogen, een gebaar dat Maximulas wekte.
‘Goedemorgen, sen… Sergio.’
‘Morgen, Max.’
Ze keken beiden naar Yulene die nog steeds doorsliep.
‘Max,’ begon Sergio ‘We zoeken nog een bemanningslid. Heb je zin om de komende race mee te varen op de Ferrilmillium Kathedraal van de Ongelooflijk Nederige Extase?’
Maximulas rekte zich eerst lui uit. ‘Ik moet zeggen dat ik dat nog nooit heb gedaan. Het is een lange naam voor een zeewaardige kathedraal, maar mijn antwoord is een volmondig “ja”.’
‘Welkom aan boord, Maximulas,’ sprak Sergio met een blije glimlach.
#
‘Wat wordt de strategie tijdens de race, Sergio?’ vroeg Maximulas terwijl hij de Ferrilmillium Kathedraal van de Ongelooflijk Nederige Extase bekeek. ‘Er zijn duizend deelnemers en elk van hen begeert om bij de eerste twintig te eindigen en verkozen te worden tot winnaar. Met veel zeilen, een lik verf en een licht- en geluidsshow redden wij het niet.’
Ze stonden in het dok waar de kathedraal was gestald. Een zwerm robots had inmiddels de kathedraal waterdicht gemaakt, en was bezig masten met zeilen en andere zaken te installeren.
‘Zoals alles waarbij voor de gunst van de Keizer wordt gedongen, is het een strijd van geslepenheid en vasthoudendheid. De Keizer duldt geen zwakheid en waardeert zelfs slinkse achterbaksheid, zolang er maar resultaten worden behaald. Het Oneindige Rijk wordt niet bijeengehouden door filantropen en woordenwauwelaars. Dientengevolge is mijn strategie gebaseerd op zulke praktijken.’
Maximulas blies door zijn tanden. ‘Je schijnt heel wat te weten van onze Keizer.’
‘Absoluut. Het is mijn ambitie hem te ontmoeten, en het winnen van deze regatta is het middel daartoe!’
De vagebond-barkeeper sprak: ‘Het is een voorrecht om ambitie te hebben. De mijne zijn een stuk bescheidener, ben ik bang. Maar-’
‘Sergio,’ sprak Yulene via de gedachtenspraak, ‘Ik heb hier bezoekers die je te woord moet staan.’
De toon was dringend, en Sergio vertrouwde onvoorwaardelijk op Yulenes oordeel.
‘Stuur maar door.’
De vijf gestalten, gehuld in mintgroene pijen, vielen in één vloeiende beweging op hun knieën zodra zij het droogdok betraden.
‘Het Heilige der Heiligen! Het is waar! Het is het echt! Junx Zij Geprezen, de Kathedraal van de Ongelooflijk Nederige Extase is terecht!’
De vijf gestalten hadden spitse schedels waar de oranje huid strak overheen stond gespannen. Geïmplanteerde kralenreeksen op het voorhoofd en de kin, flikkerden in kleurpatronen waarvan Sergio de betekenis niet kon bepalen. Hij keek naar Yulene die het vijftal was gevolgd. Zij haalde haar schouders op, net als Maximulas.
‘Mijn naam is senator Sergio Wilhem Wang-von Luhfthoven. Waarmee kan ik van dienst zijn?’
De woordvoerder van het vijftal kwam overeind. ‘Ik ben Paus Lingram XXII, van de Gereformeerde Ferrilmillium Kerk van de Almachtige Junx. En dat is onze heiligste kathedraal die twaalfduizend jaar geleden van ons gestolen is door de verfoeilijke ruimteboekanier Losionol de Buitensporige! U dient direct de verminking van ons Heiligste der Heiligen te staken en het te retourneren aan de Gereformeerde Ferrilmillium Kerk van de Almachtige Junx.’
Sergio raadpleegde de informatiesfeer. Er was niet veel te vinden over de Gereformeerde Ferrilmillium Kerk van de Almachtige Junx. Het geloof had slechts een schamele dertig miljard volgelingen, exclusief op de planeten van de Sarandin-ster, ver weg in de pastorale Hondsmaan Zwerm. Wel stond aangetekend dat de kerk bekend was om haar strenge regime en krijgskunsten.
‘Waarde Paus Lingram XXII, ik heb dit bouwwerk voor een aanzienlijke soms geld gekocht van een erkend handelaar. Volgens de wetten van het Oneindige Rijk ben ik de huidige rechtmatige bezitter. De claims van voorgaande eigenaars zijn ongeldig, aldus Artikel 234, lid 65A van de Wet op Commerciële Handelingen.’
De heilige vader wuifde bruusk Sergio’s woorden weg. ‘Zulke woordenkloverij doet niet ter zake! Dit is ons heiligdom en het dient terstond aan ons te worden overhandigd! Zo niet, dan zal de wrake van de Almachtige Junx en zijn dertig miljard ware gelovigen op u neerdalen.’
Sergio tuitte zijn lippen. Dertig miljard volgelingen mocht dan wel lachwekkend weinig zijn voor een religie, maar het schiep desondanks een aanzienlijk aantal devote lieden geschoold in de krijgskunsten. Geweld of erger tegen Yulene, Maximulas of hemzelf was niet acceptabel, evenmin als pogingen tot sabotage vóór en gedurende de regatta. Het was echter uitgesloten dat hij de Ferrilmillium Kathedraal van de Ongelooflijk Nederige Extase afstond. De kathedraal was ingeschreven in de regatta en terugtrekking of substitutie leidde tot automatische diskwalificatie. Sergio doorzocht de informatiesfeer nogmaals en sprak toen: ‘Ik hoor uw woorden en begrijp uw standpunt, waarde Paus Lingram XXII. Ik heb vrijblijvend en in strikte neutraliteit, twee gedachtenpunten voor u. Ten eerste, ik ben zeker niet ongenegen dit heiligdom uiteindelijk over te dragen aan de ware aanbidders van de Almachtige Junx. Ik zie echter dat de kerk van de Almachtige Junx negenduizend jaar geleden een schisma heeft ondergaan. Dat plaatst mij in een delicate positie. Moet ik mij wenden tot Pontifex Andraen de Deugdzame van de Orthodox Ferrilmillium Kerk van de Grootste Junx, of tot u? Beide partijen schijnen een claim te hebben op de kathedraal.
Het tweede gedachtenpunt is kans om de Keizer van het Oneindige Rijk te bekeren tot de aanbidding van Junx. Wanneer uw heiligdom de regatta wint, zal het worden geplaatst in de Keizerlijke Tuinen, en ongetwijfeld zal Zijne Keizerlijkheid onder de indruk zijn van niet alleen het bouwwerk, maar ook de eredienst die de ene of andere stroming binnen uw geloof daar zal houden.’
De woordenstroom van Sergio was zeker wat veel om te verwerken voor Paus Lingram XXII. Hij knipperde met zijn ogen. ‘Pontifex Andraen de Deugdzame is een ontaarde duivelsaanbidder en de orthodoxen een stelletje ketters die hun die hun karnemelkse pap zonder ijsklonten eten! En wat is dat verhaal van de Keizer bekeren?’
Sergio maakte een uitnodigend gebaar. ‘Laten we dit gesprek voortzetten als beschaafde lieden onder het genot van enige versnaperingen. Ik denk dat wij veel te bespreken hebben.’
‘Granaatappelthee en krentenbrood komen eraan,’ zei Yulene die inmiddels de voedingsgeboden van de Gereformeerde Ferrilmillium Kerk van de Almachtige Junx had opgezocht.
De onderhandelingen waren lang, maar verliepen geleidelijk aan soepeler naarmate de tijd en de consumptie van diverse dranken volgden. Tegen het eind zaten Sergio, Maximulas, Yulene en de pauselijke delegatie zingend als oude strijdmakkers aan tafel.
‘Het is geregeld!’ sprak Paus Lingram XXII met enigszins dubbele tong. ‘Wij krijgen de Kathedraal van de Ongelooflijk Nederige Extase na de regatta terug, waarbij jij, beste Sergio, het transport naar Sarandin regelt. En mocht je de regatta winnen… dan… dan komt de kathedraal in de Keizerlijke Tuinen te staan, alwaar Zijne Keizerlijk onder de indruk zal zijn van het ware pad! Dagelijks zullen miljoenen bezoekers baden in de schoonheid van ons heiligdom.’
‘Gezegend zij deze afspraak,’ stemde Sergio in. ‘En als waarborg van onze goede bedoelingen, laat je Broeder Ciqn hier als adviseur van ons heilige project achter.’
Broeder Ciqn, het jongste lid van de delegatie, fungeerde als secretaris en assistent van de kerkvaders. Hij was de enige wiens aanwezigheid gemist kon worden. Sergio had de acoliet liever niet gehad, maar hij kwam er niet onderuit. Paus Lingram XXII was een extreem achterdochtig persoon die zich met moeite liet overtuigen.
Die avond, na het vertrek van de delegatie, zei Maximulas tegen Sergio: ‘Ik heb zelden zo’n staaltje van geslepen onderhandelen meegemaakt. Ik neem mijn denkbeeldige hoed voor je af! Ik dacht niet dat je dat zou lukken.’
Sergio haalde enkel zijn schouders op, niet gewoon aan lof voor zijn daden. ‘Ik heb liever dertig miljard vrienden dan vijanden. Met negenhonderd negenennegentig andere ambitieuze kapiteins heb ik al tegenstanders genoeg.’
‘Ik heb er alle vertrouwen in dat je de meerderheid, zo niet allen, te slim af zal zijn.’ antwoordde Maximulas.
#
In de loop der maanden bezocht een bonte stoet sujetten van de vreemdste pluimage het dok waar Sergio’s kathedraal werd opgetuigd. Maximulas zag het geheel aan met een gevoel van wat op Yulene overkwam als geamuseerdheid, misschien in combinatie met een lichte ondertoon van bewondering.
‘Sergio is een vindingrijk man, met uitgebreide contacten,’ sprak Maximulas, nadat de laatste bezoeker van die dag weer was vertrokken – een ruimtevaarder niet groter dan een kind, met vuistgrote zwarte spiegelogen. ‘Begrijp ik goed dat hij van die kapitein Kulmen de Quantara een hele planeet heeft gewonnen met een potje skag, maar dat Sergio erop stond dat hij zijn ruimteschip behield?’
Yulene knikte. ‘Sergio is iemand die slinksheid en sluwheid niet zal schuwen om zijn doelen te bereiken, maar hij ambieert geen macht over, of ontzag van anderen. En alhoewel hij meedogenloos kan zijn, is hij wars van wreedheid en geweld. Hij had bijvoorbeeld Paus Lingram XXII zonder problemen kunnen laten verdwijnen, maar in plaats daarvan transformeerde hij hem tot potentieel nuttige bondgenoot. Dat is wat mij in hem aantrekt. Het universum is gevuld met ambitieuze en slimme, maar tegelijkertijd meedogenloze, nare of pompeuze lieden. Sergio is een uniek persoon, die ik het waard vind om te koesteren.’
‘Dan is hij een gelukkig man,’ meende Maximulas. ‘Velen smachten naar zulks, maar falen heel hun leven dat te vinden.’
‘Maar wat wil je kwijt over jouw verleden, Max?’ vroeg Yulene. ‘Wat was je voordat je glazen volschonk in de Keizerlijke Kathedralen Zeilclub?’
De donkergekrulde man haalde zijn schouders op. ‘Zoals zovelen, worstel ik geregeld met verplichtingen. Leven zoals dit, zonder zorgen en met wilde avonturen, is bekoorlijk, maar vroeg of laat word ik weer teruggetrokken naar mijn bestemming. Ik klaag niet, het is een feit, en ik heb er vrede mee.’
Yulene wachtte of er meer zou volgen, maar een verdere verklaring bleef uit. Ze pakte de had van de vagebond beet. ‘Je bent een mysterieuze man, Max. Maar daar houd ik wel van.’
‘Dat komt mooi uit, want ik mag Sergio en jou ook wel,’ grijnsde hij.
Sergio kwam met Broeder Ciqn aangelopen. De jonge Gereformeerde Ferrilmilliaan bleek onvermoede technische inzichten en creativiteit te bezitten, en Sergio had de eerst wat achterdochtige en terughoudende acoliet binnen enkele dagen omgevormd tot een enthousiast lid van het team. Bovendien speelde Broeder Ciqn niet onverdienstelijk op het bromorgel. Samen met Sergio op viool, Maximulas op zijn gitaar en Yulene met haar klassieke zangstem, improviseerden zij menig avond er lustig op los op het podium van de Keizerlijke Kathedralen Zeilclub, tot algemeen genoegen en bijval van de verzamelde gasten.
‘…wat als we de gastanks op de derde verdieping plaatsen? Misschien…’ sprak Sergio.
‘Maar vergeet niet dat wij de…’ viel Broeder Ciqn hem in de rede.
Yulene en Maximulas grinnikten tegelijk.
#
De dag van de regatta was aangebroken. Duizend kathedralen lagen in al hun glinsterende glorie in nette rijen van twintig geankerd, de zeilen gehesen, klaar om de duizend-mijl-race rond de gehele ring te beginnen. Er waren ranke gebouwen met torens en spitsen, er waren piramides, tempels met zuilenrijen en binnenhoven, ruimtemoskeeën, openlucht arena’s, platforms met kringen van monolieten en massieve levensbomen. Van bijna elke kathedraal schalde muziek en walmden aromawolken. Gigantische holoprojecties beelden historische, vermakelijke, religieuze of kunstzinnige taferelen uit. De twintig hoogstgeplaatste deelnemers van de vorige regatta, vormden de eerste rij. De startpositie van de rest van de deelnemers werd door loting bepaald.
‘Vierhonderdtwaalf is een gunstige plek,’ meende Yulene. Zij droeg een blauw-met-gouden uniform als eerste stuurman en hield het teakhouten stuurwiel vast dat haast even groot was als zijzelf. ‘In de eenentwintigste rij. We hebben geluk gehad.’
‘Zeker,’ sprak Sergio. Dit was het enige deel van de regatta wat buiten zijn macht lag. Hij had niet eens getracht de loting te beïnvloeden. De keizerlijke Inquisiteurs van Eeuwige Balans waren volkomen integer en een trekking door hun handen was zo zuiver als een waterstofatoom.
‘Bemanning, zijn we er klaar voor?’ vroeg Sergio vanaf de brug.
‘Aye, aye, kapitein,’ antwoordde Broeder Ciqn vanuit het vooronder alwaar hij alle machinerie en apparaten van de kathedraal in de gaten hield.
‘Klaar om te gaan!’ antwoordde Maximulas vanaf het kraaiennest. De controlepanelen voor speciale effecten en defensieve middelen waren daar geplaatst. Tot op heden had Sergio echter geen enkele vorm van opsmuk geactiveerd. Zijn kathedraal lag er wat verloren bij, tussen al het zintuigelijke geweld om hem heen.
Klaroengeschal weerklonk, zowel buiten als via de diverse communicatiekanalen. De tonenreeks klom en klom, totdat het eindigde in een enkele donderslag opgewekt door het afschieten van een vroeg-historische donderbus.
Duizend ankerlijnen ontkoppelden zich tegelijkertijd. Duizend kathedralen vingen de wind in de zeilen en zetten zich in beweging. De regatta was begonnen.
De toegestane sabotagepogingen startten direct. Kapiteins lieten kleefnetten met ballastboeien afdrijven om achterliggende kathedralen te hinderen, met rookgordijnen werd getracht het zicht te vertroebelen en de grotere kathedralen schroomden niet om de kleinere exemplaren in het vaarwater te zitten.
Sergio had al vroeg besloten zulke pogingen achterwege te laten, niet alleen zorgde het voor extra ballast, de resultaten waren vaak ook minimaal. Snijslingers aan de reling verwijderden iedere versperring, en droneogen zorgden voor onbelemmerd uitzicht. Bovendien konden de curlbon vaartuigen niet lek worden gestoken.
Yulene stuurde met kwieke hand de kathedraal langs concurrenten en hindernissen. De Ferrilmillium Kathedraal van de Ongelooflijk Nederige Extase was relatief klein en lag licht op het water. Sergio had haar zoveel mogelijk aangepast op snelheid, zonder het esthetische aspect echter uit het oog te verliezen. De kathedraal moest bij de eerste twintig eindigen om een kans te maken verkozen te worden als winnaar. Vooraan zien te komen in de regatta was de eerste vereiste, en daarna moest de kathedraal indruk maken.
Snelheidszeilers konden bijna tweehonderd keizerlijke mijlen per uur halen, maar geen van de kathedralen was te vergelijken met dat soort ranke raceboten. Een gemiddelde van vijftig mijl per uur was redelijk, en de regatta kon gemakkelijk twintig uur of langer duren. Het was een wedstrijd van uithoudingsvermogen, strategie, en onverminderde waakzaamheid.
De zeilen stonden echter strak, de wind zong in de masten en Yulene voer de kathedraal alsof zij heel haar leven niets anders had gedaan. Langzaam maar zeker rafelde het konvooi van duizend kathedralen uiteen. De vlugste tempels drongen naar voren, terwijl de minder goed ontworpen kathedralen langzaam maar zeker steeds verder terugvielen.
De eerste echte uitdaging voor Sergio’s bemanning kwam in het vijfde uur van de regatta. Yulene was net bezig het schip van de mrleeense Eeuwige Bespiegelingen – een constructie die nog het meest weg had van een stel samengeklonterde doornschelpen – in te halen toen de gaswezens met diverse spuiten een watergordijn in de lucht wierpen.
Sergio dacht er de eerste tellen niets van, watergordijnen waren meer een speelse begroeting tijdens de regatta, dan daadwerkelijke sabotage. Zijn gedachten veranderden echter toen Yulene riep:
‘De zeilen! Het ultraflin is verstard, ik kan de masten niet meer draaien!’ Ze rukte aan het stuur om een windvlaag te compenseren. Het roer leek gelukkig nog wel te werken.
‘Ultra-ijs!’ riep Broeder Ciqn terwijl hij de analysatoren raadpleegde. ‘De mrleeenen hebben ons bespoten met een waas van ultra-ijs! Het heeft een smeltpunt van tweehonderd graden boven nul. Het komt van nature in hun gasreus voor en het is dus niet illegaal om hier te gebruiken.’
‘We hebben vlammenwerpers nodig om het te verwijderen,’ sprak Maximulas.
‘Wat het ook is, zorg dat het verdwijnt. Ik ben alle flexibiliteit kwijt,’ bracht Yulene in. De kathedraal begon inderdaad vaart te verliezen nu de zeilen niet iedere microseconde op de wind werden ingesteld.
Vlammenwerpers… ‘Max, werken de uitlaatkleppen nog?’ vroeg Sergio
‘Volledig vastgevroren. We moeten ze loshakken.’
Terwijl Yulene de kathedraal zo goed als kwaad als het ging op koers hield, renden Sergio, Broeder Ciqn en Maximulas in beschermpakken met pikhouwelen rond om de diverse uitlaatkleppen op de kathedraal los te hakken.
Na een half uur was iedereen hijgend en zwetend weer op zijn plek.
‘Ciqn, gooi de gastanks helemaal open. Max, ontsteek de boel op zijn teken!’
Een, twee, drie tellen en toen een gespannen “Ja” van Broeder Ciqn.
Daar gaat de finale, maar niks aan te doen. We moeten eerst in de kopgroep komen. Sergio beet op zijn lip.
Een feloranje steekvlam van een halve keizerlijke mijl hoog omhulde de kathedraal.
Het superijs kraakte en ontplofte in stoomexplosies. De zeilen, masten en andere apparatuur van de Ferrilmillium Kathedraal van de Ongelooflijk Nederige Extase waren echter van steviger materiaal gebouwd, en weerstonden de vlammenzee zonder problemen.
‘We zijn vrij!’ riep Yulene en ze gaf een draai aan het stuurwiel. Direct sprong de kathedraal weer vooruit. Ze waren weer in de race.
Uren schoven voorbij, sommige intens, sommige bedrieglijk kalm. Sergio had net een ronde gedaan langs Broeder Ciqn en Maximulas. Het gas in de tanks was minimaal, dus dat deel van de finale verviel. Ik hoop dat we genoeg in huis hebben om de jury te imponeren.
Het veertiende uur van de regatta was inmiddels een flink stuk onderweg. De Ferrilmillium Kathedraal van de Ongelooflijk Nederige Extase had door haar snelheid inmiddels het grootste gedeelte van de deelnemers achter zich gelaten en voer nu bij de eerste honderd kathedralen. Volgens Sergio’s zorgvuldige berekeningen had zijn kathedraal genoeg snelheid om zich de laatste twee uur bij de eerste twintig schepen te voegen.
‘Bij Newtons Gouden Ballen!’ vloekte Yulene. Zij had tijdens hun avonden in de Keizerlijke Kathedralen Zeilclub een gepekeld taalgebruik opgedaan. ‘Kijk dan!’
Ring op- en afwaarts was er geen einder, enkel een eindeloze kromming, maar Yulene projecteerde het beeld wat de droneogen haar doorgaven. Dit was het deel van de Ringoceaan waar diverse grote rotseilanden waren gelegen. De vlugste route voerde door een engte die op het smalste punt slechts ruimte bood aan één brede kathedraal. Er waren alternatieve routes, maar die leverden minimaal een extra uur zeiltijd op.
In de engte, op niet meer dan een kwartier gaans, hadden zich twee massieve kathedralen geperst: een basiliek in de vorm van een gigantische schelp, en een bouwsel van cirkelvormige terrassen die waren afgezet met uitgehakte kikkerhoofden en tentakelarmen. Het geheel was een onwrikbare versperring waar geen enkele kathedraal, of zelfs maar een simpele roeiboot, langs zou komen.
‘Dit stinkt naar kwade opzet. Ik durf te wedden dat dit bondgenoten zijn van Wic’Wac met zijn Krijsbloeds Lijden om de concurrentie uit te dunnen.’ Yulene begon aan het stuurwiel te draaien.
‘Houd de koers aan, wij kunnen ons geen tijdverlies veroorloven,’ zei Sergio. Hij sprak iets in een ouderwetse communicator die geen onderdeel van het officiële netwerk leek te zijn.
Yulene zweeg. Sergio zag wat zij zag. Als hij zei dat ze koers moesten aanhouden, dan had hij een oplossing. En anders deed het er ook niet meer toe. Een uur extra uur zeiltijd, viel niet meer in te halen.
Kathedralen voor en achter hen begonnen af te haken, op weg naar de snelste route om de versperring heen.
‘Ik wil alle zeilen bij, en de stormluiken gesloten.’
De rotseilanden maar daartussen de versperde engte kwamen rap dichterbij.
‘He? Wat is dat…?’ vroeg Yulene verbaasd. Haar droneogen had iets opmerkelijks waargenomen, een tiental mijlen achter hen. De bodem van de ring leek te rijzen, en daarmee de hele oceaan. Een enorme vloedgolf raasde van achteren op hen af.
Yulene schakelde over op het beeld dat de satellieten in de ruimte rond Breekles IX gaven, en spoelde een handvol tellen terug.
Een niet al te groot, maar massief ruimteschip, duidelijk gebouwd om de barre omstandigheden van de Onbekende Ruimte te weerstaan, vloog met grote snelheid tegen de buitenkant van de ruimtearcologie. Beide bouwsels waren echter van curlbon en het ruimteschip kaatste af de buitenkant van Breekles IX als een tennisbal op een trampoline. Het enige resultaat was even een deuk in de ringboden. En de daarbij behorende tsunami.
Kapitein Kulmen de Quantara. Hiermee lost hij zijn schuld bij Sergio in!
Veel meer tijd om na te denken had Yulene verder niet. De vloedgolf had de kathedraal bereikt en tilde het bouwsel zonder moeite op.
Hoger! Hoger! Hoger! Een reuzenhand tilde hen over de masten van de twee gestrande kathedralen heen.
De klap waarmee zij neerkwamen, deed de tanden klapperen en de theemokken heen en weer kaatsen tegen de muren. Eén lang moment verdween de kathedraal onder water, maar luchtdicht afgesloten als hij was, dook hij weer op als een uitbundige walvis.
‘We hebben de engte geklaard!’ riep Sergio.
Een luid gejuich van de rest van de bemanning was het antwoord.
Yulene jodelde van vreugde, het werd tijd voor de eindspurt!
Nu ging de strijd tussen bijna dertig kathedralen, de anderen lagen te ver achter om nog een bedreiging te vormen.
‘Broeder Ciqn, Maximulas, het is tijd om te laten zien wie wij zijn!’ sprak Sergio.
Iedere kathedraal had een duidelijk thema om de jury te overtuigen. Het vaartuig was niet louter een drijvend platform met mooie plaatjes, maar was onlosmakelijk onderdeel van een vertelling, Sergio had niet veel tijd gehad om zijn thema uit te werken, maar tijdens zijn research was hij gestuit op een vroeg-historische opera Elric van Melniboné, de Queeste naar Verlossing, met eeuwige thema’s als doem en waanzin, liefde en verraad, plicht en verlangen. Dát verhaal zou worden getoond, met elke scène op en in de sprookjesachtige kathedraal.
Holoprojectoren kwamen tot leven, muziek zwol aan, mistdampen omhulden de kathedraal en uit de schemer schreed een bleke humanoïde held, met een spitse vleugelhelm en een zoemend duister zwaard tevoorschijn.
De andere kathedralen deden echter ook hun uiterste best om het oog van de jury te vangen. Beghar Dhry Bonbaschs de Vermiljoen Nova Pagode liet een betoverend schouwspel van net-niet willekeurige kleuren en geluiden horen. Spookachtige melodieën evolueerden in woeste tarantella’s om daarna weer over te gaan in feeërieke mijmeringen. De St. Johannes van Ck-32EE2 benaderde het geheel met een mega-opgevoerde bloementuin waar de bontste flora zich binnen enkele minuten ontpopte, om overschaduwd te worden door de volgende kleur- en geurexplosie. Betoverende parfums dreven over de Ringoceaan. De Krijsbloeds Lijden van Wic’Wac had een zwerm dansende clowns die op kolderieke wijze voortdurend het uiterlijk van de tempel aanpasten. Kleine drama’s, grote kluchten, platvloerse grappen en geraffineerde satire… Het was bijna onmogelijk het oog en oor af te wenden van de eindeloze stortvloed van grappen en grollen. Bolhem Doerfs Twintigduizend Zielenroerselen projecteerde een folterzangeres, die een eindeloos passionele aria ten gehore bracht, terwijl roestige spijkers haar vlees doorboorden en krioelende octomaden zich tegoed deden aan opengelegde organen. Zoals bij iedere goede folterzangeres heelde haar lichaam binnen enkele minuten, om daarna opnieuw geschonden te worden voor het volgende deel van de compositie.
Mijl voor mijl liep de Ferrilmillium Kathedraal van de Ongelooflijk Nederige Extase in op de concurrentie. De eindstreep was al uren in zicht, maar was nu niet ver meer. De gedoemde Elric van Melniboné verrichtte ondertussen zijn helden- en wandaden. Bloed vloeide in koningszalen, prinsessen werden bemind onder met sterren bespikkelde nachthemels en waanzinnige tovenaars riepen slijmerige demonen op uit duistere poelen.
‘Negentwintig. We liggen op de negenentwintigste plaats,’ prevelde Yulene. Haar handen leken met het stuurwiel te zijn vergroeid.
Sergio antwoordde niet, dúrfde niet te antwoorden. Broeder Ciqn zorgde met verbeten concentratie dat alle machinerie bleef werken, Maximulas was bedacht op elke mogelijk sabotageactie en Sergio zelf bespeelde de projecties van de kathedraal als een virtuoos. Hier wat meer gedonder tijdens de godenscène, daar een stille zucht wanneer Elric neerkeek op het ontzielde lichaam van zijn trouwe strijdmakker.
Niet veel later: ‘Drieëntwintig.’
En dan: ‘Eenentwintig.’
De eindstreep was zo dichtbij. De eerste schepen – de Vermiljoen Nova Pagode of de Twintigduizend Zielenroerselen, zouden die over enkele minuten passeren. Maar in de achterhoede van de kopgroep was de strijd het felst. Een neuslengte voor hen voer de Zegen van Prinses Quallina, een kapel gebouwd op de gigantische replica van een hoornschildpad. Heilige hymnen stegen ten hemel en er werden non-stop goede werken van de prinses Quallina getoond.
‘Ik weet niet of de Keizer het zal waarderen als wij de kathedraal inhalen die is gewijd aan zijn dochter,’ grapte Maximulas.
‘De Keizer zit niet in de jury!’ riep Sergio terug. ‘Gooi alles wat we niet meer nodig hebben, overboord!’
Voorraden, grondstoffen, alles wat niet vast zat, belandde in het water van de Ringoceaan. Het was niet veel, nog geen duizend kilo, maar elke gram telde nu.
Inmiddels was Elric aan de finale strijd tegen de Goden van Chaos begonnen. Zijn zwaard zoemde, demonen krijsten en scharen gevleugelde krijgsvrouwen worstelden in de roerige hellehemel met zwermen reusachtige insecten. De steekvlam, wanneer Elric van Melniboné zich op zijn eigen zwaard zou storten, had de daverende afsluiting moeten zijn, net voordat de kathedraal de finish passeerde, maar dat zat er nu niet meer in.
‘Twintig,’ fluisterde Yulene. Ze hadden de Zegen van Prinses Quallina achter zich gelaten.
De Ferrilmillium Kathedraal van de Ongelooflijk Nederige Extase passeerde de eindstreep als achttiende kathedraal.
Geen steekvlam met Elrics dood, maar Sergio zette de lichtintensiteit en het geluid op maximum. Hij arriveerde niet met stille trom.
Nummer negentien en twintig, de Zegen van Prinses Quallina, kwamen ook binnen.
Het oordeel van de jury verscheen terstond boven de Keizerlijke Kathedralen Zeilclub:
1 – St. Johannes, schipper Ck-32EE2
2 – Krijsbloeds Lijden, schipper Wic’Wac
3 – Twintigduizend Zielenroerselen, schipper Bolhem Doerf
…
7 – Ferrilmillium Kathedraal van de Ongelooflijk Nederige Extase, schipper Sergio Wilhem Wang-von Luhfthoven
Aan boord was het doodstil. Yulene blies een blonde lok uit haar ogen en keek naar Sergio. De jury had hen de zevende plaats toegekend. Ze hadden niet gewonnen. Voor de allereerste keer had Yulene geen idee hoe Sergio zou reageren.
#
‘Wat zijn je plannen nu de regatta voorbij is, Sergio?’ vroeg Maximulas.
Gedrieën zaten Sergio, Yulene en Maximulas op het terras van de Keizerlijke Kathedralen Zeilclub. Het groene water kabbelde rustig onder het verweerde houten dek, schalmeeuwen zweefden loom in de wind, en de rij lege pintglazen, groeide gestaag. De Ferrilmillium Kathedraal van de Ongelooflijk Nederige Extase was samen met Broeder Ciqn onderweg naar Paus Lingram XXII.
Sergio maakte een half berustend, half optimistisch gebaar. ‘De toekomst is oneindig met een veelvoud aan paden en kansen! Wat ik precies ga doen, is niet te zeggen, maar wij zijn bij de eerste twintig geëindigd, dus wij zijn automatisch verzekerd van deelname over tien jaar. Op één van die toekomstpaden zullen wij ons voorbereiden op de volgende regatta.’
‘Daar drink ik op!’ Yulene hief het glas. ‘Op wazige toekomstpaden!’
‘Op wazige toekomstpaden!’ echode een tweevoudig antwoord, gevolgd door het getingel van glazen.
‘En jij Maximulas? Wat zijn jouw toekomstplannen?’
De donkergekrulde man haalde zijn schouders op. ‘Het liefst zou ik het zwervende leven zonder zorgen voortzetten, maar er liggen verantwoordelijkheden en besluiten in mijn toekomst. Ik ga ze niet uit de weg, maar nog voor even wil ik genieten van het moment.’
De implicatie was duidelijk en noch Sergio, noch Yulene drongen verder aan.
De middag vorderde, de drank vloeide, en langzaam verdween de zon achter de nachtschijf van Breekles IX.
‘Ik snap dat je weer meedoet met de regatta, omdat je als winnaar de Keizer kan ontmoeten?’ vroeg Maximulas met een ietwat slepende stem. ‘Maar waarom wil je dat zo graag?’
Yulene lag inmiddels achterover in haar zetel te slapen, met een tevreden glimlach op haar gezicht. Sergio’s brein zwom als een stel wandelzalmen in een bergstroom.
‘Omdat… Omdat ik het onmogelijke mogelijk wil maken!’ antwoordde Sergio. ‘Wat is het leven waard, als het niet bestaat uit het overwinnen van obstakels en het aankomen op bestemmingen die buiten het alledaagse liggen? Daarom vaar ik over tien jaar wederom mee, en op een dag zal ik Zijne Keizerlijkheid in persoon ontmoeten!’
Maximulas knikte en lachte: ‘Ik weet zeker dat zo’n geslepen en passioneel persoon als jij er op dag in zal slagen, beste Sergio!’ Met zware arm hief hij opnieuw het glas.
Sergio beantwoordde zijn toast. ‘Op passie en geslepenheid.’
‘Op passie en geslepenheid.’
Toen Sergio en Yulene de volgende ochtend in de gastenkamer van de Keizerlijke Kathedralen Zeilclub wakker werden, was Maximulas al vertrokken. In zijn kamertje waren zijn bed en kast leeg, zijn schamele bezittingen en duffel afwezig. De vagebond was weggegaan om nieuwe paden in het universum te gaan bewandelen.
Sergio knikte en voelde de weemoedige pijn die kwam met het afscheid van een vriend.
Yulene, zoals gewoonlijk, begreep zijn stemming. ‘Wie weet komen we hem op een dag weer tegen.’
‘Ik hoop het.’
#
De Keizerlijke Bode was een reusachtige vrouw gehuld in een geelzwart gestreept livrei. Zij droeg de traditionele opengeklapte ruimtehelm en een gouden staf waaraan een stel zwarte castagnetten hing. De verzegelde perkamentrol die zij aan Sergio overhandigde, was zwaar, alsof de betekenis der keizerlijke woorden in fysiek gewicht werden omgezet.
Sergio boog de voorgeschreven drie keer, en met een zichtbaar opgewonden Yulene aan zijn zijde, verbrak hij het zegel en begon de boodschap te lezen:
‘Zijne Keizerlijkheid Lasdem Ixhund del Brado mon Cassiuul I … behaagt het senator Sergio Wilhem Wang-von Luhfthoven … te benoemen tot … ambassadeur van het Oneindige Rijk … tot de kighaâdeshe Natie … Omdat hij het talent heeft het onmogelijke mogelijk te maken … Senator Sergio Wilhem Wang-von Luhfthoven wordt verwacht in persoon zijn geloofsbrieven te overhandigen … aan Zijne Keizerlijkheid Lasdem Ixhund del Brado mon Cassiuul I …’
De betekenis van de keizerlijke woorden zonken met statige waardigheid in het bewustzijn van Sergio.
Yulene greep hem vast, omhelsde hem. ‘Je bent benoemd tot ambassadeur! En je gaat de Keizer ontmoeten! Het gaat echt gebeuren!’
Woeste vreugde explodeerde in Sergio en in het bijzijn van de Keizerlijke Bode nam hij Yulene beet en danste de vrolijke horlepiep. Hij was benoemd tot ambassadeur en hij ging de Keizer ontmoeten!’
Heel even, voor slechts een vlugge hartenklop, vroeg Sergio zich af waar de formulering ‘het onmogelijke mogelijk wil maken’ vandaan kwam. Op de een of andere manier klonken de woorden hem bekend in de oren, maar hij kon ze niet plaatsen.
Sergio vergat het mysterie, het deed er niet toe. Hij ging de Keizer ontmoeten!
###