1. Schiphol en Amsterdam
Natuurlijk werd Mike er weer uitgepikt door de douane. Hij zag er uit als iedere andere Japanner in zijn gezelschap, kort stug zwart haar, geelgetinte huid, kort van stuk en scheefstaande ogen, maar toch werd hij er weer uitgepikt. Dat kwam door zijn naam, Mike Havenaar, die gewoon niet paste bij een Japanner. En dat allemaal omdat er ooit een Nederlander naar Japan was gekomen en daar was getrouwd en kinderen had gekregen. De genetische invloed van die verre voorouder was bij Mike geheel verwaterd. Dit tot ergernis van zijn vader. Of nee, niet het zeer Japanse uiterlijk van Mike ergerde hem, maar de aandacht die de discrepantie tussen zijn naam en uiterlijk opriep. Mike’s vader wilde het liefst onzichtbaar door het leven gaan.
Een van de voorouders van Mike, met precies dezelfde naam, was hier in Nederland nog een beroemde voetballer geweest, maar dat was al lang vergeten, en zelfs wanneer dat niet zo was, zouden de Chinezen die hier op Schiphol aankomst en vertrek bewaakten, daar toch niets van weten. En dus werd Mike gefouilleerd, gescand, psychologisch getest en uitgebreid ondervraagd. En dat duurde natuurlijk wel een paar uurtjes.
Toen Mike eindelijk de aankomsthal in stapte, was de rest van zijn klas al vertrokken, uitgezonderd een zeer nors kijkende meester Sasaki en een breed lachende gids, bij wie de yuan-tekens bijna zichtbaar in de ogen glinsterden. Dat maakte Mike nog chagrijniger dan hij al was, want de reisorganisatie zou de extra kosten bij de school in rekening brengen, en die zou ze volledig doorbelasten aan zijn vader. En dat zou hij dan de rest van zijn leven te horen krijgen.
De gids legde zijn automatische geweer op de grond, zo te zien een G&G XA5 Defender, sjorde Mike in een kogelwerend vest en liep naar de uitgang. Daar wachtten ze tot er een gepantserde Tesla voor kwam rijden. Ze renden naar de auto, waar de gids Mike en meester Sasaki achterin duwde en zelf voorin dook, waarna de chauffeur er vol gas vandoor ging.
De rit naar Amsterdam verliep zonder noemenswaardige problemen. Ze werden even door Rijkspolitie achtervolgd, maar de chauffeur was vaardig en de achtervolgers werden al snel afgeschud. En bij een dorpje dat Amstelveen heette werden ze beschoten, zelfs een keer geraakt, maar de Big Tesla 7XV waarin ze reden werd er nauwelijks door van koers gebracht.
De gids, een lange man met zwart haar en een getinte huid, het tegengestelde van de kleine, blonde, vrouwelijke chauffeur, nam meteen nadat ze wegreden zijn rol van gids op zich, en ook al had Mike alles over Nederland gelezen wat er te lezen was, hij probeerde zo goed mogelijk te luisteren naar wat de man te vertellen had. Zijn vader zou hem grondig overhoren, zeker nu hij er door de individuele noodbehandeling van zijn zoon een heleboel extra voor moest betalen.
‘Na de Nexit kwam het proces van verzelfstandiging in een stroomversnelling en Nederland viel nog verder uiteen. Eerst in de twaalf Provinciën, daarna in talloze stadstaten.’
‘Ha ha! Kijk. Ze raken al op achterstand. Goed gereden Laura. Ze noemen zich Rijkspolitie; een groepering die beweert Nederland weer tot Nederland te willen herenigen, maar in de praktijk alleen maar een stelletje vrijbuiters die tussen de steden rondzwerft. Mooi Laura, kijk, ze geven het al op.’
‘Amstelveensters… Proberen Amsterdammers te zijn, de stumpers.’
‘Oké Laura, rustig de sluis in.’
De zwaar bewapende toegangspoort tot Amsterdam West was een van boven open doorgang door de tien meter brede metalen muur die om heel Amsterdam heen liep.
‘In het noorden en het oosten is er nog zo’n toegang. Al even zwaar bewaakt. De toegang in het zuiden is geblokkeerd sinds Zuiderlingen de stad probeerden binnen te komen.’
Nadat de gids, die zich Marco noemde, was gescand, konden ze de sluis uit rijden. Onder bewaking werden Mike en meester Sasaki teruggebracht naar de rest van de klas, die op dat moment het paleis op de Dam verliet, op weg naar een rondvaartboot die hen via de grachten van Amsterdammed naar het Rijksmuseum zou brengen. Mike sloot zich aan bij Fudo en Hideaki, het gegiechel van Wattan negerend. Na het Rijksmuseum, waar Mike zich stierlijk verveelde, bracht de bus hen naar het Okura Hotel aan de Ferdinand Bolstraat.
‘De legendarische Nederlandse rocker Herman Brood wilde van dit hotel springen om een einde aan zijn leven te maken. Uiteindelijk sprong hij van het Hilton. Een ander hotel, dat vlak voor de Nexit werd verplaatst naar het stadje Zwolle in het oosten. De geboorteplaats van de zanger. Daar is het in de Woelingen verloren gegaan.’
Mike sliep met Fudo en Hideaki op een van de jongenskamers. Nou ja, sliep…. Er werd natuurlijk lang genoten van de door Fudo meegesmokkelde saké. En nog meer van de meisjes Toko, Taree en Sai, die ongemerkt vanuit de meisjeskamer naar hen toe waren gekomen. Wat saké al niet teweeg kon brengen!
De volgende dag gingen ze naar de dierentuin, schommelden ze op de A’dam Toren en bezochten het Anne Frank huis, voortdurend omgeven door bewakers. Amsterdam was altijd een eigenzinnige stad geweest, waar landelijke wetten met gemak naast zich neer werden gelegd. Wanneer drugs verboden waren, werden ze in Amsterdam gedoogd. Wanneer gezichtbedekkende kleding verboden werd, stelde de Amsterdamse burgermoeder helder dat die wet niet gehandhaafd zou worden, wanneer er wetten werden aangenomen om huisjesmelken te beperken, werden de beroemdste huisjesmelkers uitgenodigd om het woningentekort op te lossen. Dat was ook de wereldwijde aantrekkingskracht van de stad geweest, de reden waarom al die toeristen naar Amsterdam kwamen en van de stad een rijke stad maakten. Na het wegvallen van de nationale overheid had Amsterdam natuurlijk een probleem: hoe kon de aantrekkelijke uitstraling van rebelsheid in stand worden gehouden? Het antwoord lag voor de hand: de regels die door de burgermoeder werden opgesteld moesten met voeten getreden kunnen worden. En dus ontstond er een precair evenwicht tussen de diverse maffia’s en de politiemacht; je kon in de stad rustig leven, maar je voelde je toch nooit helemaal veilig. Eigenlijk was leven in Amsterdam leven zoals het leven was, en dat bleek zelfs een nog grotere aantrekkingskracht uit te oefenen. Het werd dan ook als bij voorbaat gecalculeerde schampschade geaccepteerd dat aan het eind van hun bezoek aan Amsterdam Masaru en Tsuru verdwenen waren, wellicht in de kinderporno terecht gekomen maar mogelijk ook door een kinderloos echtpaar liefdevol geadopteerd. Er was binnen het reisschema natuurlijk geen tijd om daar achter te komen.
Utrecht
De rit naar Utrecht was veel rustiger dan de rit naar Amsterdam was geweest. De zwaar gepantserde bus waarin het reisgezelschap werd vervoerd, met de geschutskoepels op het dak en in grote letters de naam van de gevreesde reisorganisatie Nikkonda, ontmoedigde alle mogelijke vrijbuiters. Zelfs pogingen om bijvoorbeeld met diepe valkuilen in de weg de bus te laten stranden, behoorden al lang tot het verleden. Sinds de bussen waren uitgerust met levitatie-units had dat immers toch geen zin. Het gebruik van die units kostte heel veel energie en zorgde er voor dat de bus niet zomaar verder kon, maar de snelheid waarmee Nikkonda dan met jachtvliegtuigjes ter plaatse was, bewapend met intelligente raketten, die elk doel uiteindelijk vonden, gaf vrijbuiters en terroristen ook dan niet de mogelijkheid er hun voordeel mee te doen. En die hielden het na de eerste pogingen dan ook voor gezien.
Utrecht was veel veiliger dan Amsterdam. Hier hoefden ze geen kogelwerende vesten te dragen, en naast de gids was één bodyguard voldoende. Ze liepen langs de grachten, keken naar de oprijzende gebouwen. Vanuit hun hotel op het Vredenburg liepen ze naar de Sint Willibrordkerk, waar al twintig jaar een oecumenische kerkdienst gaande was, om te voorkomen dat de familie Severeijns werd uitgezet naar de stad van herkomst. Na nog langer procederen had de hoogste rechter van Utrecht besloten dat de familie op het moment van de Uiteenval niet woonachtig was in de stad en volgens het GBA in Maastricht woonde, een stad die veilig was. Ook hun twee dochters, die toen in Utrecht studeerden, en hun drie kleinkinderen zouden op een beveiligd transport naar het Zuiden worden gezet.
Mike liep door de kerk en luisterde naar het gebrabbel van de voorganger. De familie Severeijns huisde achter het altaar, afgeschermd door een dik rood gordijn, maar er was altijd één van hen bij de dienst aanwezig. Zij wisselden elkaar af in de voorste bank, zoals de voorgangers elkaar afwisselden op de preekstoel.
Van de Sint Willibrordkerk liepen ze naar de Pieterskerk, waar een soortgelijke dienst bezig was, maar dan met een gezin dat naar Groningen was uitgewezen. En daarna volgden nog de Nicolaïkerk met een gezin dat naar Den Helder moest, de Sint Martinuskerk met een bejaarde vrouw waarvoor ooit het Kinderpardon ten onrechte niet was verleend, de Leeuwenbergkerk met een dienst voor de duistere Van Leeuwenberg, en de Janskerk, de Jacobikerk, de Sint Gertrudiskathedraal, de Geertekerk, de Walsteegkerk, de Domkerk en de Sint Catherinakathedraal, de Buurkerk en de Sint Augustinuskerk, allemaal met hun eigen, al decennia voortdurende kerkdienst, maar na de eerste kerken had Mike zijn aandacht daarvoor verloren, net als Fudo en Hideaki, en ze besteedden hun tijd met berichtjes uitwisselen via hun palio’s, waarin vooral met de docenten de draak werd gestoken.
Later bezochten ze de beroemde Utrechtse sterrenwacht, waar nog steeds gewacht werd op de al zo lang verwachte bezoekers ‘from outer space.’
‘De sterrenwacht werd medio 19de eeuw hier naartoe verplaatst door hoogleraar Buys Ballot. Het gebouw heette Sonnenborgh en was een verdedigingsbolwerk dat in 1552 in gebruik werd genomen.’
Ze liepen door het stedelijk museum waar de vloeren waren ingesmeerd met pindakaas.
‘De Pindakaasvloer is een conceptueel kunstwerk uit 1962 van de Nederlandse kunstenaar Wim T. Schippers. Het past in de conceptuele werkwijze van de beeldend kunstenaar en het geeft aan dat alles in principe zinloos en onzinnig is, maar daarom nog wel de moeite waard. Uit 1965 stammen soortgelijke kunstwerken; een stoel bekleed met bami uit blik en een tafel met doppertjes.’
Natuurlijk hielden de jongens een wedstrijdje wie ongezien de meeste pindakaas kon oplikken. Mike won die wedstrijd, maar was daar later, toen hij zich wat misselijk ging voelen, toch niet zo blij mee.
En als afsluiting bezochten ze Brouwerij De Leckere, waar rijstewijn werd gebrouwen.
Het waren twee rustige dagen en toen ze weer vertrokken, werd er niemand vermist.
3. De Oostvaardersplassen
Na het saaie cultureel maatschappelijke onderdeel kwam er weer actie. Ze reden in de bussen naar het oosten, naar de Flevopolders, waar de mensheid voor het eerst de zee had verslagen, waar de golven waren weggestuurd om plaats te maken voor landbouwgrond en steden. Maar sinds men de Indische Oceaan had ingepolderd stelden die Flevopolders natuurlijk niets meer voor en ze stonden dan ook niet op het programma, nee, het ging om de klassieke hertenjacht bij Oostvaardersplassen.
Ze reden over de achtbaans A27 voorbij Hilversum naar de Stichtse Brug. Toen ze brug over gingen, rekten de brontosauriërs in de polder hun lange nekken en onder het uitstoten van lange klaaglijke kreten zwaaiden ze hun hoofden heen en weer. Voor veel toeristen was dit een mooi gezicht, waar ze vanaf de parkeerplaatsen op de brug volop foto’s van maakten, maar op de Japanners, bij wie monsterlijke sauriërs, apen en yeti’s zo lang en uitvergroot in de cultuur zaten, maakten ze weinig indruk. Hoe echt ze ook leken, de Japanners zagen meteen dat het maar imitaties waren en lachend wezen ze op de onjuistheden en haperingen.
‘Vroeger was hier een windmolenpark, maar nadat duidelijk was dat dat een zeer inefficiënte energiebron was, werden ze stilgezet. Jarenlang stonden de windmolens onbeweeglijk in het landschap, tot een of andere Canadees met Nederlandse roots bedacht dat het wel leuk was er bewegende brontosauriërs van te maken.’
Die mededeling leidde tot veel gejoel. De bus van Nikkonda stopte niet en reed meteen door.
Bij de Oostvaardersplassen aangekomen, stopten de bussen op ongeveer 500 meter van de strobalen waarachter de natuurbeschermers zich verscholen hadden. Ze verlieten de bus, werden in vijf teams verdeeld en kregen geweren uitgedeeld. Er werd wat gemopperd toen bleek dat het slechts verdovingsgeweren waren, maar toen stormde de groepjes op de verdedigingslinie af.
Mike zat uiteraard in een groepje met Fudo en Hideaki, daar zorgden ze wel voor. Ze leidden hun groepje naar rechts, waar ze zich verspreiden en allemaal tegelijk op de hooibalen afstormden en er soepel tegenop klommen. De verdedigers deden hun best hen terug te duwen, maar Fudo glipte tussen twee graaiende handen door en was toen achter de verdedigers. Omdat het slechts verdovingsgeweren waren, had het weinig zin om te schieten, en daarom gebruikte Fudo zijn geweer als een knuppel en hij ging de natuurbeschermers met de kolf van zijn geweer te lijf. Dat bleek een strategie waar de verdedigers niet op hadden gerekend, want onder luid gegil en getier draaiden ze zich naar Fudo, daarmee de rest van de groep alle ruimte biedend. En omdat ze hadden gezien hoe effectief dat was, gebruikten ook zij hun geweren als knuppels. In een mum van tijd lagen de dierenbeschermers kreunend en kermend op de grond en hadden Mike en zijn klasgenoten vrij toegang tot de herten die daarachter heen en weer renden. Maar ver kwamen ze niet. De organisatie, samen met meester Sasaki en juffrouw Rin, sneden hen de pas af. Ze kregen petsen om de oren en alle leerlingen werden terug naar de bussen gestuurd. Ze hadden zich niet aan de regels gehouden! En daar moest nu iedereen onder lijden.
Ze overnachten in het WTC-gebouw van Almere, waar Mike, Fudo en Hideaki zich verdedigden tegen hun klasgenoten. Zij konden toch niet weten dat er ‘spelregels’ waren? Dat was toch helemaal niet verteld! En bovendien, het waren helemaal geen echte herten die daar liepen, zei Fudo, die het dichtste bij was gekomen. Het waren oude mannen met een hertengewei op hun hoofd. Nep. Fake. Kinderachtig. Pas toen Aki op zijn palio achterhaalde dat de herten van de Oostvaardersplassen al meer dan 100 jaar eerder waren uitgeroeid, en dat het tegenwoordig oude mannen uit Zeeland waren, die naar de polders waren uitgeweken, keerde de rust op de slaapzalen terug.
4. The Alkmaar Tourist Mall
Op de weg terug van Almere naar Schiphol bezochten ze The Alkmaar Tourist Mall, om daar hun vakantiefoto’s te laten maken. De Mall lag tussen de steden in en werd daarom bewaakt door Chinese militairen, die er echter voor zorgden uit het zicht te blijven, zodat de typisch Nederlandse uitstraling niet werd verstoord. Onder leiding van meester Sasaki en juffrouw Rin kronkelden ze door de Mall van fotoplaats naar fotoplaats. Kyo liet Mike struikelen, waardoor hij languit tussen de tulpen belandde, waar hij door meester Sasaki hardhandig uit werd getrokken en weer eens streng werd toegesproken. Aan het eind kregen ze de hele reportage rechtstreeks op hun palio gedownload, en toen werden ze weer de bussen in gedreven en waren ze weer op weg.
Het inchecken ging aanzienlijk sneller dan het uitchecken bij hun aankomst was gegaan, al trok Mike ook nu de aandacht van de douaniers. Gelukkig bleef het bij een aarzeling en enkele gefronste wenkbrauwen. Pas in het vliegtuig ontspande hij zich weer. Verveeld bladerde hij door de vakantiefoto’s die hij had meegekregen: Mike voor de molen, Mike voor de ronde Goudse kazen met hun dragers, Mike voor het tulpenveld, Mike voor de gerookte palingen met de oude vrouwtjes in hun zwarte kleren, Mike met de aardappeleters…
Stel je voor dat ze zonder hem vertrokken waren en hij in dit domme landje had moeten achterblijven. Alleen al bij het idee liepen de koude rillingen over zijn rug.