Hagemans vond de uitgelaten stemming in de bus wel iets weg hebben van het jaarlijkse schoolreisje. De gangmakers van de klas, Lars en Stefan, lieten zich steeds opnieuw joelend neerploffen in de roodfluwelen zetels. Sabine, net tien geworden, keek verrukt naar de purper getinte ramen. Quino − die graag mode natekende − volgde met zijn vingers de lijnen van het gouden borduursel. Ze waren alweer vergeten dat de bestemming van de rit weinig reden tot vreugde gaf.
Voor Hagemans was het de eerste keer dat hij een groep moest begeleiden naar de biecht. Nadat de Nieuwe Kerk op democratische wijze aan de macht was gekomen, veranderde de maatschappij sneller dan hij kon bijbenen. Nu maakte weer een nieuwe wet het biechten verplicht voor elke jongere van zes tot zestien. Halfjaarlijks en onder toezicht van de scholen. Het moreel verval moest in de kiem gesmoord worden.
Hagemans had zo zijn bedenkingen bij de combinatie van dwang en het opbiechten van zonden. Zijn bezwaren hield hij wijselijk voor zich. Wie het waagde kritiek te uiten werd aan de schandpaal genageld. In de digitale handen van de Nieuwe Kerk had het gezegde ‘iemands doopceel lichten’ een nieuwe, vlijmscherpe betekenis gekregen.
De instructies op zijn polscomputer waren uiterst beknopt. Er kwam een zelfrijdende bus voorrijden. Hij was verantwoordelijk voor alle personen op zijn lijst. Op die dag en op dat tijdstip. Sinds de balpen was vervangen door het toetsenbord was ‘kortaf’ de gangbare schrijfstijl. In contrast daarmee was de afsluiter bijna vertederend: Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen wit worden als wol.
De bus stopte bij een reusachtige vierkante toren met een rond puntvormig dak. Hagemans zag er op toe dat niemand in het voertuig achterbleef en stapte zelf als laatste in het felle zonlicht.
Zonder aansporing gingen de kinderen dicht bij elkaar staan, alsof ze bescherming zochten in de groep. Muisstil keken ze omhoog naar de verblindende witte zuil waarvan de top in de wolkenloze lucht leek samen te smelten met de hemel. Er was geen raam te bekennen. Alle aandacht ging uit naar een metershoog kruisbeeld dat zo te zien van goud was. Boven het smartelijk gelaat van Jezus fonkelde de doornenkroon.
Inge, de jongste van zijn klas, doorbrak de stilte en vroeg met een klein stemmetje: ‘Is die man vastgeprikt met nagels door zijn handen?’
Tijd voor een antwoord was er niet want Hagemans kreeg een nieuw bericht binnen: Uw groep van 19 kinderen is toegewezen aan biechtlokaal 37 waarin 20 cabines zijn. Elke cabine heeft een biechtcomputer. U moet er over 15 minuten zijn.
De commanderende toon was precies de reden waarom hij zijn polscomputer ook wel de nieuwe slavenarmband noemde.
In de centrale hal werd het profiel van Hagemans opgepikt door een onzichtbare scanner en geruisloos opende een van de liften haar deuren. De hele groep paste er met gemak in. Uit het plafond daalde een fijne nevel neer en Hagemans herkende de flauwe geur van gewijd water. De zoevende tocht opwaarts zorgde voor een raar gevoel in de onderbuik. Onderweg kringelde een sliertje wierook uit een van de wanden.
Even bespeurde Hagemans een reflex in zijn rechterarm. Als kind moest hij elke zondag zijn vingers dopen in het wijwater font bij de ingang van de kerk. De verplichte tikjes tegen voorhoofd, borst en beide schouders. Hij strekte zijn vingers en schudde zijn arm om de herinnering kwijt te raken.
De liftdeuren gingen open en zonder overgang stonden ze in een licht overgoten, cirkelvormige ruimte. In het midden stond een platte, ronde sofa van rood fluweel met gouden biezen. Hagemans ging voor en alle kinderen namen plaats, netjes op een rij. Rondom zagen ze de haarfijne omtrekken van de witte deuren die haast opgingen in de muur. Op elke deur blonk een gouden crucifix. Twintig op een rij.
Hagemans ontving een nieuwe opdracht: Spreek de volgende tekst hardop uit. Zonder na te denken las hij voor van het scherm.
Je mag alleen je onderbroek aanhouden in de cabine. Leg alles, ook brillen en polscomputer, achter je op de bank. Binnen zeg je eerst je naam en hoe oud je bent. Daarna geef je antwoord op alle vragen. Als je helemaal niets zegt, krijg je straf.
Hagemans keek nog of er stond welke straf. Maar ineens ging alles snel. De kinderen vertrouwden hem. Fluks ontdeden ze zich van kleding en andere zaken. Met een reeks van zachte klikjes sprongen alle deuren open. Elke cabine wenkte met een gouden gloed. Trots liep Lars als eerste naar binnen en Stefan liet niet lang op zich wachten.
Achter elkaar kozen alle kinderen als gewillige schapen een eigen cel. Deur na deur sloot zich met een zucht. Voor hij het goed en wel besefte zat Hagemans alleen op de grote bank, in de smetteloos witte ruimte, omringd door kleurige kinderspullen en een verstikkende stilte. Een bericht lichtte op. Hij kon niet geloven wat hij las.
In elke cabine was een leugendetector ingebouwd die contact maakte met het lichaam. Als iemand loog of onzin vertelde, volgde een korte stroomstoot. Hetzelfde gebeurde bij hardnekkig zwijgen. Voor elke oprecht opgebiechte zonde kreeg men strafpunten. Het totaal aantal punten bepaalde het voltage van de stroomschok. De boetedoening werd meteen uitgevoerd.
Hagemans had elk besef van tijd verloren. De klik van de eerste deur die weer openging klonk als een pistoolschot.
Naar buiten kwam Lucas, een magere jongen die altijd een beetje in zichzelf gekeerd was. Hij zag krijtwit en staarde in het niets. Hagemans stak een hand uit maar Lucas schrok en weerde hem af. Hij snakte naar adem en barste in tranen uit. Zijn hele lijf schokte van de losgelaten spanning.
Steeds opnieuw opende zich een deur en de ruimte vulde zich met een chaotisch tumult.
Gelukkig had niet iedereen een pijnlijke ervaring achter de rug. Sabine huppelde glimlachend naar de bank en begon zich aan te kleden alsof er niets was gebeurd. Lars keek boos en vastberaden alsof hij wilde zeggen: ‘zo gemakkelijk krijg je mij niet klein’.
De kinderen die ongedeerd waren gebleven, bekommerden zich om de anderen die huilden of verdwaasd zaten te kijken. Zelf was Hagemans tezeer overstuur om hulp te kunnen bieden. Verslagen keek hij toe hoe de kinderen elkaar moed inspraken en troost boden. Ze reikten schoenen of kleding aan. Een arm om een schouder.
In korte tijd zat iedereen weer aangekleed op de bank en waren de meeste kinderen tot bedaren gekomen. Een paar snotterden nog wat na. Hagemans kreeg het bericht door dat zijn groep aan de biechtplicht had voldaan. De liftdeuren gingen open en opgelucht verlieten ze het vertrek.
Pas in de bus telde Hagemans zijn groep. En nog eens. Hij voelde zijn hart overslaan en werd misselijk. Quino was er niet bij. In paniek rende hij op de deur af die voor zijn ogen dicht ging. De bus begon te rijden.
De hele terugweg, achter purper getinte ramen en zittend op rood fluweel, probeerde Hagemans een zonde te bedenken die zo onvergeeflijk was dat een twaalfjarige er de doodstraf voor kreeg.