1.
Gedegradeerd tot keukenhulpje in Fort Kincaid. Het had slechter met hem kunnen aflopen. Pedro Alvarez zwaaide zijn bezem in een rustig tempo heen en weer, methodisch, tot alle stof en vuil van de zwart-wit geblokte keukenvloer op een hoop lag. Het gaf hem een zen-gevoel na de hectische tijden in de asteroïdengordel. Zodra hij klaar was, veegde hij het vuil in de daarvoor bestemde container en bracht daarna zakken vol vuilnis naar de centrale vuilcontainers.
De zon stond hoog aan de hemel. Zo slecht was het niet, 1g onder zijn voeten, frisse lucht, zon, kunnen praten met mensen zonder dat er een helm en communicator tussen zat. Naast de ondergrondse vuilcontainers was een parkje gevuld met woestijnplanten. Een bankje stond strategisch in de schaduw van een apenboom, perfect om even uit te rusten. Zijn communicator trilde in de zak van zijn camo-pak. Iemand zocht hem. Hij haalde zijn schouders op. Erger dan zijn huidige positie kon het toch niet worden, dus hij bleef rustig zitten waar hij zat.
Hij viel bijna in slaap in de warmte toen een kort ‘ahem’ voor hem klonk. Door zijn halfgesloten oogleden zag hij een mouw met veel strepen. Meteen sprong hij overeind en salueerde. De kolonel die tegenover hem stond was tenminste een kop groter. Hij had een smal gezicht en indringende, donkergrijze ogen. ‘Col. T. Xerxes’ stond op zijn naamplaatje.
‘Pedro Alvarez?’
‘Aye, sir.’
‘Slapen onder het werk, Alvarez, je weet wat daarop staat.’ Het was geen vraag.
‘Aye, sir.’ Hij haalde zijn schouders op en keek veelbetekenend om zich heen. ‘Kan het slechter dan dit?’
Kolonel Xerxes glimlachte. ‘Oh, je weet niet half hoeveel erger. Volg me.’ Hij draaide zich om en verwachtte blijkbaar dat Pedro hem zou volgen. Aangezien die niets beters te doen had, deed hij maar wat hem was opgedragen.
Aan de rand van het terrein van Fort Kincaid lag een zwaarbeveiligde bunker. Je moest door drie controlepunten, vlak na elkaar, voor je de dikke bomwerende deuren mocht passeren. Voor kolonel Xerxes openden alle deuren zich, nog voor hij zich had aangemeld. Pedro werd met een schuin oog aangekeken door de wachters en militaire politie die hier ruim voorhanden waren, maar niemand legde hem een strobreed in de weg.
Binnen stond de airco onaangenaam koud. Heel anders dan de geconditioneerde gangen van de ruimteschepen waaraan Pedro gewend was, waar de temperaturen altijd comfortabel gelijk waren.
Met een grote lift zoefden ze dertig verdiepingen naar beneden. Daarna liepen ze door oneindig lange, brede gangen waar af en toe deuren op uit kwamen, allemaal voorzien van badge-scanners.
‘Hoe groot is het hier eigenlijk?’ zei Pedro.
Kolonel Xerxes keek hem minzaam aan. ‘Groter dan het Pentagon.’
Pedro floot zachtjes, hoewel hij geen idee had hoe groot dat dan wel was. Zijn belevingswereld ging meer over vectoren en astronomische afstanden, terwijl de scheepjes die hij bestuurde ongeveer in de lift pasten.
Bij de zevende niet gemarkeerde deur stopten ze. Kolonel Xerxes hield zijn badge voor de scanner en de deur klikte open. De kolonel duwde de stalen deur verder open tot ze naar binnen konden. Daarna wachtten ze tot de dranger de deur weer sloot. Nu opende een deel van de muur zich als een diafragma. Erachter was een ruimte als een hangar, vol schermen en consoles die meer pasten op de brug van een modern ruimteschip dan dertig verdiepingen onder de grond.
Pedro floot zacht. ‘Kosten nog moeite gespaard, zo te zien.’ Hij begon langzaam argwaan te krijgen over wat deze kolonel Xerxes van hem wilde.
De kolonel liep onverstoorbaar door, een trap op, naar een kale kamer met een tafel en twee stoelen, met uitzicht over de hangar. Op de tafel stond een flinke kartonnen doos. De kolonel nam een van de stoelen en wees Pedro naar de andere. Hij ging zitten.
De kolonel opende de doos en nam er een enkel dossier uit, dat hij opende.
‘Gaat dit over het Vesta-incident?’ vroeg Pedro. Xerxes antwoordde niet. ‘Of het ongeluk bij Ceres?’ Dit keer schudde Xerxes het hoofd. ‘Bij Pallas kwam ik pas laat aan. Toen was het mijnschip al verlaten.’
Kolonel Xerxes hief zijn hand. ‘Genoeg, meneer Alvarez. We weten van uw protocol-afwijkingen en uw onorthodoxe manier van werken. Dit is geen rechtszaal. We zijn op zoek naar iemand met een bepaald profiel en uw naam kwam als meest voor de hand liggende tevoorschijn.’
‘Huh? Waar ben ik nou goed in?’
De kolonel glimlachte weer minzaam. ‘Overleven.’ Zijn gezicht ging weer strak in de plooi. ‘Alles wat we hier bespreken valt onder Cosmic Top Secret.’
Pedro slikte even. Dat was de hoogste internationale geheimhouding. ‘Uh, ok, denk ik.’
‘Bent u bekend met de boogschok?’
‘Basis astrofysica, dus ja.’
‘Kent u de Voyager sondes?’
Pedro spreidde zijn handen. ‘Natuurlijk.’
‘U weet dat ze als verloren worden beschouwd?’
‘Waar gaat dit over?’ vroeg Pedro. ‘Dit is bij iedereen bekend. Ze zijn waarschijnlijk tegen een stuk ruimtepuin aangevlogen en uitgevallen.’
‘Dat is het officiële verhaal. In werkelijkheid opereren ze nog steeds, maar ze zitten vast in de heliopause. Ze komen niet voorbij de boogschok. Geen enkel schip komt daar voorbij. Dat hebben we een dozijn keer geprobeerd. Asteroïden, radiosignalen, allemaal geen probleem, maar een schip, iets dat door mensen gefabriceerd is, het komt er niet doorheen.’
‘Dat is opmerkelijk. Waarom weet ik daar niets van? Ik zou denken dat elke piloot daarvan op de hoogte zou moeten zijn. Hoewel het wat uit de buurt is, natuurlijk.’
‘Cosmic Top Secret?’
‘Dus wat heb ik daar mee te maken?’
‘Weet je nog de verdwijning van de Excalibur?’
Pedro knikte. ‘Natuurlijk, iedereen weet dat. De verste buitenpost, in de buurt van Pluto, van de ene op de andere dag verdwenen. Wat is het nu, vijf jaar geleden of zo? Het was op alle nieuwskanalen.’
Kolonel Xerxes knikte. ‘We hebben uitvoerig onderzoek gedaan in de omgeving van de verdwijning. Helemaal niets teruggevonden, geen boutje, geen scherven, helemaal niets. Dat op zich is al bijzonder, want het betekent dat het ruimtestation niet uit elkaar is gevallen of geëxplodeerd.’
‘Een raadsel dus. Wederom, wat heb ik daar mee te maken?’
‘Twee weken geleden vingen we radiosignalen op uit de richting van Alpha Centauri. Van de Excalibur.’
Pedro kneep zijn ogen dicht. Hij kreeg ineens hoofdpijn. ‘Wacht, wacht. Er komt niets voorbij de boogschok, maar het ruimtestation zit ineens bij Alpha Centauri? Hoe dan?’
‘Dat willen wij ook graag weten.’ Kolonel Xerxes glimlachte. ‘Er hangt een S-klasse fregat boven ons, we kunnen zo vertrekken. We willen graag dat je meegaat om onderzoek te doen.’
Pedro schudde zijn hoofd. ‘Ik ben piloot, geen onderzoeker.’
‘Onderzoekers hebben we genoeg, we zoeken juist een piloot. Een die zijn hoofd koel houdt in de raarste omstandigheden. Ik kan er ook een bevel van maken, als je dat liever hebt.’
‘Dat hoeft niet, kolonel. Ik ben nieuwsgierig genoeg.’
2.
Het S-klasse fregat was uitgerust met de nieuwste technologische snufjes die het een factor sneller maakte dan de schepen die Pedro Alvarez kende, terwijl de bemanning gereduceerd was tot tien personen. Binnen een week waren ze de baan van Mars gepasseerd en begon de oversteek van de asteroïdengordel. Een deel van het schip was toegerust met kunstmatige zwaartekracht, een techniek die voor zover hij wist nog in de kinderschoenen stond. Dit fregat had het al.
Op het observatiedek ontmoette hij elke dag kolonel Xerxes voor een yogasessie, waarbij hij meer informatie uit de officier probeerde te krijgen.
‘Luister, Pedro,’ zei de kolonel, ‘je weet net zoveel als ik op dit moment.’
‘Dus u weet niet wat de boodschap van de Excalibur vanaf Alpha Centauri is geweest?’
Kolonel Xerxes schudde zijn hoofd. ‘Mijn instructie was jou ophalen en naar de voormalige standplaats van het ruimtestation brengen. Inhoudelijk krijgen we meer informatie wanneer we zijn aangekomen.’
‘Wie bestuurt dit schip eigenlijk? Ik heb wat interessante manoeuvres gezien. Allemaal heel efficiënt.’
‘Arthur,’ zei de kolonel.
Pedro wilde al verder vragen, toen een stem boven hen zei: ‘Waarmee kan ik u helpen, kolonel Xerxes?’ De stem was vol, rijk en donker.
‘Kun je even uitleggen wie en wat je bent?’
‘Natuurlijk,’ klonk de stem van Arthur. ‘Asymmetric Response Through Universal Recon, Arthur. Level zeven AI conform de Hirschfeld-schaal.’
Pedro snoof. ‘Onmogelijk. Bij level vier houden ze het net twee weken uit voor ze gek worden.’
‘Veel van mijn voorgangers zijn inderdaad het pad van zelfdestructie opgegaan,’ klonk de stem van Arthur. Mijn level vijf en zes voorgangers wisten met de gewonnen informatie een stabieler raamwerk te creëren, waarvan mijn serie het product is.’
‘Zo… En jij bestuurt dit schip?’
‘In alle aspecten, correct.’
‘Wat is je zwakke plek, Arthur?’
Het bleef even stil.
‘Ik denk niet dat dit een vraag is die je moet stellen,’ zei kolonel Xerxes.
‘Het is al goed, kolonel,’ klonk de stem van Arthur. ‘Pedro Alvarez probeert enkel uit te vinden in hoeverre hij op mijn kennis en kunde kan vertrouwen.’
‘Dat klopt,’ zei Pedro. ‘Mijn ervaringen met AI zijn niet geweldig.’
‘Voor de meeste activiteiten ben ik volledig betrouwbaar en zekerder en efficiënter dan welk mens ook. Wat ik niet heb is intuïtie, hoewel ik dankzij het Recon deel van mijn anagram een immens net aan informatie kan binnenhalen en op basis daarvan beslissingen neem.’
Pedro knikte. ‘Ik vroeg me dat altijd al af,’ zei hij. ‘AI heeft altijd de belofte gehad beter te worden dan mensen. Wanneer dat niet lukt, kan de frustratie voor de AI dodelijk zijn.’
‘U legt de vinger inderdaad op de zere plek,’ zei Arthur. ‘U bent bekend met het werk van Hirschfeld?’
Pedro knikte. ‘Nodig gehad om wat problemen op te lossen.’
‘Dan weet u ook dat de ‘frustratie’ een wisselwerking kan veroorzaken die zichzelf versterkt tot de AI inderdaad alleen nog maar daarmee bezig kan zijn. In mijn model zijn die paden geïdentificeerd en er zit een onderbreker op. Dus nog wel ‘frustratie’, maar geen gekmakende.’
‘Dat is goed om te horen, Arthur. Benieuwd hoe je het in een probleemsituatie doet.’
‘Ik streef naar perfectie, meneer Alvarez.’
‘Mooi. Hoe lang voor we op onze bestemming zijn?’
‘Zeventien dagen, negen uur, veertig minuten en zestien seconden.’
Voorbij de baan van Jupiter was Pedro het zat. Hij zocht de kolonel op tijdens de lunch. ‘Er moet meer zijn, kolonel. Ik bereid me graag voor, dus wat er ook moet worden gelezen of bekeken, ik doe het liever nu dan wanneer we daar zijn.’
Kolonel Xerxes legde zijn mes en vork neer. ‘Dat begrijp ik maar al te goed. Ik was ook verbaasd over de haast waarmee dit alles geregeld werd. Aan het begin van onze reis heb ik de vraag voorgelegd aan de admiraliteit. Gisteravond kreeg ik de dossiers toegestuurd.’
‘Iets interessants? Wat schreef Excalibur?’
‘Het transcript van de boodschap van de commandant van het station was vrij incoherent. Naomi Amfuzu sprak over een ‘soort walvis’ en hoe het station door het ‘ding’ werd meegesleurd en dat ze ineens in een ander zonnestelsel waren. Daarna was er een tijd storing.’
‘En dat was alles?’
‘Nee, er kwam nog een boodschap binnen: ‘We zijn terug bij Alpha Centauri. Veel schade geleden, kom er binnenkort op terug.’’
‘Wat bedoelde ze met dat eerste ‘terug’?’ zei Pedro.
‘Dat vroeg ik me ook af. Ik heb geen verdere communicatie mogen ontvangen.’
3.
Net voorbij de baan van Pluto was de ankerplaats van Excalibur. Een drietal onderzoeksschepen hing daar onbeweeglijk in de ruimte. In de week dat het S-klasse fregat afremde was de communicatie al stevig op gang gekomen.
Vrijwel elke dag zaten Pedro en kolonel Xerxes in vergaderingen met de teams in de onderzoeksschepen om hun vergaarde data te bekijken en helpen analyseren.
‘Het bizarre,’ zei Jeanine Tokugawa aan boord van het onderzoeksschip Lichenko, ‘is dat Excalibur in zijn geheel is verdwenen, zonder ook maar een spoor van aanwezigheid achter te laten. Het was jaren geleden helemaal leeg hier. We onderzoeken deze coördinaten met een steeds groter wordend zoekgebied in een bol rond het centrum. Tot nu toe niets.’
‘U bent op de hoogte van de recente radio-uitzending van de Excalibur?’ vroeg kolonel Xerxes.
‘Jazeker. We waren compleet verrast. Heeft u inmiddels al meer vernomen?’
Xerxes schudde zijn hoofd. ‘Helaas niet. Wij wachten ook met smart.’
Pedro bladerde intussen door de folders met data die de onderzoeksschepen met hun scanners hadden vergaard. Hij wist niet zo goed wat hij zocht, maar de woorden van Naomi Amfuzu, de commandant van de Excalibur, spookten nog door zijn hoofd. ‘Arthur, ben je daar?’ fluisterde hij tegen het scherm.
Een tekstbericht verscheen op zijn scherm. Ik luister. Je kunt ook in dit venstertje typen.
Pedro glimlachte en typte: Kun je de dichtheid van waargenomen deeltjes op deze locatie uitzetten in de tijd, van nu tot vijf jaar geleden? Volgens mij zit al die data in het systeem.
Arthur schreef: Extrapoleren begonnen, even geduld graag.
Twee minuten duurde het voor een drie dimensionale weergave op Pedro’s scherm verscheen. Het bevestigde zijn vermoeden. ‘Mag ik iets vragen?’ zei hij.
Kolonel Xerxes keek opzij. ‘Natuurlijk, meneer Alvarez, wat heeft u in te brengen.’
‘Ik heb even wat extrapolaties laten doen op de dichtheid van deeltjes op deze locatie.’
Jeanine Tokugawa zei: ‘Dat hebben wij ook gedaan, maar we zien daar geen anomalieën in.’
‘Hebben jullie het ook terug in de tijd uitgezet? Want dat is verhelderend.’ Hij deelde zijn scherm met het team van de Lichenko.
‘Waar kijken we naar?’ vroeg de kolonel.
‘Eerder waar kijken we niet naar,’ zei Pedro. ‘Vlak na het verdwijnen van de Excalibur was dit deel van de ruimte leeg. Niet het normale leeg, maar een complete afwezigheid van moleculen, zelfs geen losse elektronen. Wat zei mevrouw Amfuzu ook alweer in haar boodschap? Een ‘soort walvis’?’
‘We gingen er van uit dat dat een metafoor was,’ zei Jeanine Tokugawa.
‘Wat nu als het letterlijk was? Wat nu als er een soort ruimtewalvis langs kwam die per ongeluk of expres de Excalibur meesleepte?’
Kolonel Xerxes snoof en Jeanine Tokugawa begon te lachen.
‘Weet je hoe belachelijk dat klinkt?’ zei de kolonel.
Pedro haalde zijn schouders op. ‘Net zo belachelijk als een barrière in de boogschok die onze schepen tegenhoudt?’
‘Hmm,’ zei de kolonel. ‘Daar zeg je wat.’ Hij spreidde zijn handen. ‘We hebben op dit moment geen betere hypothese. Laten we er eens op voortborduren.’
‘Laat Arthur het doen,’ zei Pedro. ‘Die heeft ook de extrapolaties op de onderzoeksdata gedaan.’
De kolonel hief een wenkbrauw op. ‘Werkelijk. Arthur?’
‘Ja, kolonel?’
‘Kun jij de data doorspitten en proberen iets te vinden dat er op kan wijzen dat de ‘ruimtewalvis’ hypothese hout snijdt of dat het een doodlopend spoor is?’
‘Natuurlijk,’ zei Arthur. ‘Op basis van de ruim zeventig quadriljoen datapunten die verzameld zijn in de afgelopen vijf jaar, schat ik het bestaan van een ‘ruimtewalvis’ in op meer dan vijftig procent.’
De kolonel ging achterover zitten. ‘Niet nul. Dat is… zorgwekkend. Kun je toelichten?’
‘Er zijn meer sporen aangetroffen in het onderzoeksgebied. Wat de onderzoekers gemist hebben zijn de zwaartekrachtsensoren, die wel degelijk data verzameld hebben.’
Jeanine Tokugawa zei: ‘Er is hier niets, dus daar hebben we ook niet naar gekeken.’
‘Begrijpelijk,’ klonk de neutrale stem van Arthur. ‘Gelukkig werkt het instrumentarium dag en nacht door. Laat me de extrapolatie even op het scherm tonen.’ De grafiek die net getoond was verscheen nu weer, maar dan uitgebreid met zwaartekrachtmetingen. ‘In de afgelopen vijf jaar zijn er vijf bewegingen geweest, telkens rond schommelingen in zonne-emissies.’
‘Bewegingen van wat?’ zei Pedro terwijl het met grote ogen naar de gigantische zwaartekrachtverstoringen op het scherm keek.
‘Onbekend,’ zei Arthur. ‘Gezien de gemeten massa een voorwerp dat minstens driehonderd keer groter is dan mijn S-klasse frame.’
Kolonel Xerxes floot zachtjes. ‘Met recht een walvis. Die zonne-emissies, komen die regelmatig voor?’
‘Ja,’ zei Arthur. ‘Ze maken deel uit van een verhoogde emissie-cyclus binnen de Hale-cyclus van de zon.’
‘Wanneer is de eerstvolgende daarvan?’ vroeg Pedro.
‘Over ongeveer een week,’ zei Arthur.
Pedro slikte, hoorbaar.
4.
‘Zijn de scenario’s vastgelegd, Arthur?’ vroeg kolonel Xerxes.
‘Alle zeven, kolonel,’ klonk de stem van AI op de brug.
‘Scanners van de onderzoeksschepen bereikbaar en actief?’
‘Alles opereert naar behoren.’
‘Ankers voorbereid?’
‘Schietklaar op uw commando.’
‘Pedro, nog opmerkingen of ingevingen?’
Pedro schudde zijn hoofd terwijl hij zijn gordels iets strakker aantrok. ‘Ik weet niet of dit wel zo’n goed idee is.’
De kolonel begon te lachen. ‘Maak je niet druk, er gebeurt vast niets. Het is gewoon de eerste hypothese die we proberen te bewijzen of ontkrachten. Met een beetje pech zitten we hier over een jaar nog na te denken over hoe de Excalibur op Alpha Centauri terechtkwam.’
‘De emissie is officieel een halve dag geleden begonnen,’ meldde Arthur. ‘Over een paar uren is dat front bij ons.’
‘Wachten dus maar,’ zei Pedro.
Er was een moment dat hij wegdommelde, waardoor het afgaan van het alarm des te harder bij hem binnenkwam. Met dikke ogen en een hoofd vol watten probeerde Pedro zich te oriënteren.
‘Wakker?’ riep kolonel Xerxes naast hem.
Pedro kuchte. ‘Nu wel. Wat gebeurt er?’
‘Scanners pikken een signaal op. Koers is uitgezet.’
‘Is het onze ruimtewalvis?’
Kolonel Xerxes keek opzij. ‘Ik beloof je dat ik je niet meer uitlach als je weer eens iets raars bedenkt.’
‘Ik heb een beeld van die ruimtewalvis, als jullie geïnteresseerd zijn,’ klonk de stem van Arthur.
‘Zet maar op onze consoles,’ zei de kolonel.
Een nachtmerrie van zeilen, tentakels en andere onbeschrijfbare onderdelen verscheen op het scherm. ‘Dit is een composiet van radar, diverse meetinstrumenten en visuele waarnemingen.’
‘Maar we zien buiten niets,’ zei Pedro.
‘Omdat de ‘buitenkant’ van het ding alles absorbeert. Golven, elektronen, deeltjes, fotonen, energie, alles eigenlijk.’
‘Als er niets weerkaatst, hoe kun je dan dat beeld samenstellen?’ vroeg Pedro.
‘Hoe zie je een zwart gat? Door de omgeving te observeren,’ zei Arthur. ‘We naderen rendez-vous, ankers in gereedheid.’
‘Gaan we hier echt mee door?’ Pedro schudde zijn hoofd. ‘Niet verstandig.’
Kolonel Xerxes glimlachte. ‘En toch gaan we het doen. Afstand en relatieve snelheid?’
‘Berekend.’ Er klonk een kort alarm en het licht in het schip werd gedimd.
Pedro voelde hoe hij in zijn stoel gedrukt werd. Arthur probeerde de snelheid van de ruimtewalvis te evenaren en het wezen dicht genoeg te naderen dat de ankers af konden worden geschoten.
‘Nog dertigduizend kilometer.’ Twintig seconden later. ‘Nog vijftienduizend.’ Het wachten leek nu een eeuwigheid te duren. ‘Duizend.’
‘We zijn er bijna,’ zei de kolonel. ‘Zet je schrap.’
‘Ankers los.’ De stem van Arthur klonk bijna blij. ‘Contact. Anker vast. We halen nu in tot we vlak bij het wezen zijn.’
Nu ze dichterbij kwamen zagen ze af en toe beweging op de oppervlakte van de ruimtewalvis.
‘We versnellen,’ zei Arthur. ‘Iets dempt onze inertie. We versnellen met vijftig g.’
‘Wees blij,’ zei de kolonel. ‘Bij vijftig g zouden we normaal een platte pulpbrij zijn.’
‘Opwekkende woorden weer,’ zei Pedro. ‘Wat is onze richting, Arthur?’
‘Op basis van de gevolgde koers vermoed ik Alpha Centauri.’
‘Nu wordt het spannend,’ zei kolonel Xerxes drie uur later.
‘Hoezo?’ Pedro staarde gebiologeerd naar interessante lichtverschijnselen die zich aan de rand van zijn gezichtsveld voordeden. Volgens Arthur een soort Cherenkov-straling.
‘We zijn bijna bij de boogschok.’
‘Wat? Maar hoe snel gaan we dan wel niet? Dat is verder dan Aarde naar Pluto en daar deden we al bijna vijf weken over.’
Behulpzaam als altijd meldde Arthur: ‘We gaan op dit moment ongeveer een vijfde van de lichtsnelheid.’
Pedro schudde zijn hoofd. ‘Onmogelijk.’ Daarna: ‘Als we toch eens zulke motoren konden ontwikkelen. Dan ligt het zonnestelsel voor ons open.’
Kolonel Xerxes keek hem aan. ‘Waar we dan niets aan hebben, omdat we niet voorbij de boogschok komen.’
‘Een gevangenis zo groot als het zonnestelsel,’ beaamde Pedro. ‘Je gaat toch nadenken over hogere machten in het universum op deze manier.’
‘Ik heb er op dit moment ook geen verklaring voor,’ zei de kolonel. ‘Ik voel eerder frustratie dat we zien dat alles erdoorheen komt, maar onze schepen en wijzelf komen dus niet verder.’
‘Hoe lang nog?’
‘Dertig seconden,’ zei Arthur.
In zijn hoofd begon Pedro af te tellen. Er was een moment van misselijkheid, van het gevoel dat zijn hoofd een zware migraineaanval kreeg, toen was het weer voorbij.
‘Boogschok gepasseerd,’ meldde Arthur ten overvloede.
‘Het kan dus wel,’ zei de kolonel.
‘We versnellen momenteel met ruim driehonderd g,’ ging Arthur verder.
Pedro zag de kolonel wit wegtrekken. ‘Iets mis?’
De kolonel schudde zijn hoofd. ‘Op zich niet, ik vraag me alleen af welke natuurwetten we momenteel breken.’
‘Als we zo doorgaan vinden we dat over zeventien minuten en twaalf seconden uit,’ zei Arthur. ‘Dan passeren we de lichtsnelheid, als dat mogelijk is.’
‘Even een vraagje,’ zei Pedro. ‘Hoe komen we van dit ding af en wat gebeurt er als we los zijn?’
Het bleef verdacht stil.
5.
Pedro schrok wakker van een plotselinge steek in zijn hoofd. Ze waren al dagen onderweg en volgens Arthur tartten ze alle natuurwetten door vele malen de lichtsnelheid te overtreffen. Hun gastheer wist blijkbaar de ruimte zodanig te benutten of te manipuleren dat deze snelheden haalbaar werden. Er waren weinig antwoorden.
Hij kleedde zich aan en begaf zich naar de brug. Kolonel Xerxes zat daar in de commando-stoel. Pedro salueerde kort voor hij in zijn eigen stoel ging zitten. ‘Ik heb u nog nooit niet in die stoel gezien, kolonel.’
Kolonel Xerxes grijnsde. Het was de eerste keer dat Pedro hem had zien lachen. Hij wist niet of dat het er beter op maakte.
‘Ik ben gewoon sneller op de brug, Alvarez. En ik vertrek later. Minder slaap nodig.’
‘Ja, ik werd wakker met hoofdpijn. Gelukkig snel weg.’
De kolonel knikte naar het grote scherm. ‘Dat was de boogschok van Alpha Centauri.’
Met open mond staarde Pedro naar de twee zonnen, met ver in de hoek de rode punt van Proxima Centauri.
‘We zijn inmiddels teruggevallen naar een acceptabele tiende van de lichtsnelheid. Om een of andere reden vindt onze gastheer dat een betere snelheid in een zonnestelsel.’
‘Misschien de zonnewind, of meer moleculen, een grotere dichtheid,’ opperde Pedro.
‘Alles is mogelijk. Het levert ook wat ongemakkelijke vragen op.’
‘Zoals?’
De kolonel schraapte zijn keel. ‘Hoe gaan we terugkomen?’
‘Inderdaad, een ongemakkelijke vraag.’
Op dat moment meldde Arthur: ‘We worden opgeroepen. Excalibur meldt zich.’
Pedro en kolonel Xerxes keken elkaar aan.
‘Dit is S-klasse fregat, kolonel Xerxes hier.’
Het antwoord liet even op zich wachten. ‘Hier Naomi Amfuzu. Jullie hebben geen idee hoe blij we zijn jullie te zien, S-klasse.’
‘We hebben jullie boodschap ontvangen.’
‘De eerste, neem ik aan? Onze zenders hebben problemen gehad, we hebben er daarna een jaar over gedaan weer operationeel te worden.’
‘Hoe zijn jullie met de ruimtewalvis meegereisd?’
‘We bleven achter een tentakel of zoiets steken. Dat heeft geduurd tot we hier weer terug waren, toen we ons eruit konden manoeuvreren.’
Pedro ging rechtop zitten. ‘Dat ving ik in de eerste boodschap op. Wat bedoelde u daarmee, commandant, ‘weer terug’?’
Het bleef even stil. ‘Onze ruimtewalvis had nog een tripje voor ons in petto. Toen we daarvan terugkwamen, konden we weer uitzenden. Van die andere locatie had het vijftienhonderd jaar geduurd voor de boodschap bij Aarde zou uitkomen.’
‘Hoe is dat mogelijk?’ zei Pedro.
Weer duurde het lang voor er antwoord kwam.
‘Arthur?’ zei Pedro.
‘Ja, Pedro?’
‘Hoe snel gaan we nu?’
‘We versnellen weer richting eenvijfde lichtsnelheid.’
‘Is dat waarom de communicatie met Excalibur zo lang duurt?’
‘Correct. We verwijderen ons vrij snel van ze.’
De stem van Naomi Amfuzu volgde direct na de uitleg van Arthur: ‘Onze ruimtewalvis nam ons mee naar een punt midden tussen de twee sterren. Een soort Lagrange-punt.’
‘En toen?’ vroeg Pedro.
Weer duurde het lang voor er antwoord kwam. ‘Geen idee, maar toen we wakker werden waren we dichtbij Kepler 8462852. Wat we daar gezien hebben…’
‘We naderen het Lagrange-punt van Alpha Centauri,’ meldde Arthur. ‘Nog twintig seconden.’
‘Kunnen we ons nog loskoppelen?’ zei Pedro snel.
‘Ontkoppelen duurt langer dan vijftien seconden.’
‘Zet je schrap,’ zei kolonel Xerxes.
Zwart.
6.
Pedro werd wakker met een knallende hoofdpijn. Een zurige walm hing om hem heen. Hij opende zijn ogen en zag meteen dat hij over zijn uniform gespuugd had. Druppels spuug dreven om hem heen. Hij keek opzij waar kolonel Xerxes voorover in zijn gordels hing. Hij ademde maar was nog buiten bewustzijn.
‘Arthur?’ Zijn stem klonk schor en zwak.
Het bleef stil. Het schip voelde op een of andere manier anders aan, alsof de ziel eruit was. Alle schermen waren zwart. Pedro voelde zich koud worden. Als Arthur niet actief is moeten we het schip zelf besturen. Hij maakte zijn gordels los en wankelde in de richting van het observatiedek. De gewichtloosheid maakte hem weer misselijk. Onderweg kwam hij langs zijn kajuit, waar hij zich net de tijd gunde schone kleren aan te trekken.
Het observatiedek baadde in het licht van de ster die ooit door Kepler was ontdekt en nummer 8462852 had gekregen. Pedro keek omhoog en zijn mond viel open. Immense schaduwen met veel zeilen en tentakels kronkelden rond de ster.
‘Niet te geloven,’ mompelde Pedro. ‘Als onze gastheer een walvis was, dan zijn dit echte Leviathans.’ Vol verbazing bleef hij kijken naar de dans van de giganten die in complexe patronen rond de ster gingen, waarbij ze af en toe de hele ster aan het zicht onttrokken. In zijn achterhoofd speelde een gedachte over een astrofysisch raadsel van de vroege eenentwintigste eeuw. Zou het deze ster zijn geweest? Het was een Kepler, als ik het me goed herinner. Was Arthur er nu maar. Misschien weet de kolonel raad.
Pedro liep terug naar de brug, waar de kolonel overeind was gaan zitten en verdwaasd om zich heen keek. Pedro zag hoe hij met een vies gezicht naar zijn ondergespuugde kolonelsuniform keek. ‘Dit keer was ik eerder wakker,’ zei Pedro met een knipoog.
Kolonel Xerxes maakte zich los en zei: ‘Ik trek even een vers uniform aan. Arthur?’
‘Is er niet,’ zei Pedro. ‘Geen idee wat er aan de hand is, maar misschien is wat er met ons gebeurd is, ook met hem, het, gebeurd. Alle ‘intelligente’ systemen zijn uitgevallen.’
‘Waarmee je impliceert dat wij niet intelligent zijn?’
Pedro grijnsde. ‘Dat bedoel ik niet. Blijkbaar zijn organische breinen en intelligentie bestand tegen dit soort verplaatsingen.’
De kolonel schudde zijn hoofd. ‘Het is een slecht teken. Dit schip vliegt niet zonder AI besturing. Gelukkig zijn verwarming en zuurstof autonome systemen.’ Hij keek om zich heen naar de ronddrijvende spuugdeeltjes. ‘Helaas de zwaartekracht niet. Nou ja, eerst maar verschonen. Is er nog iets te melden?’
‘Nou en of,’ zei Pedro. ‘Als u dacht dat onze ruimtewalvis groot was, kijk dan maar eens naar buiten vanaf het observatiedek.’
‘Al iets van de anderen gehoord?’
Pedro schudde zijn hoofd. ‘Dit schip is ook wel erg groot voor maar tien personen. Je kunt dagen ronddwalen zonder iemand tegen te komen.’
De kolonel knikte. ‘En het zijn allemaal autisten die liever alleen zijn dan met andere mensen omgaan. Perfect om hun taken uit te voeren, hoe complex ook, maar slecht op sociaal vlak. Kom, op naar het observatiedek.’
De kolonel floot zacht terwijl hij de giganten observeerde die boven en onder de S-klasse voorbijschoven. Af en toe werd het donker wanneer een van de schaduwvormen voor de zon voorbijdreef. ‘Ze zijn inderdaad immens. Makkelijk tienduizenden kilometers lang. Groter dan de Aarde zelfs.’
‘Was er destijds niet een stelsel waar men dacht kunstmatige structuren te hebben gevonden?’
De kolonel knikte. ‘Staat me wel iets van bij. Als dit een soort pleisterplaats is voor deze wezens, dan verklaart dat waarom er periodiek veranderingen in straling en zonkracht zijn.’
Er klonk gekraak als uit een antieke microfoon, gevolgd door een beverige stem: ‘Kolonel? Melissa hier. Ik heb de intercom aangepast om het hele schip te kunnen bereiken. We verzamelen in de eetzaal.’
‘Ik wist niet dat we een Melissa aan boord hadden,’ zei Pedro.
‘Eerlijk gezegd, ik ook niet,’ zei kolonel Xerxes met een grijns. Hij haalde zijn schouders op . ‘Naar de eetzaal dan maar.’ Met een lichte afzet duwde hij zich in de richting van de deuren.
Onderweg kwamen ze twee bemanningsleden tegen die zich voorstelden als Joey en Sam. In de eetzaal vonden ze de overige bemanningsleden.
‘Heren en dame,’ zei kolonel Xerxes. ‘Als we de Excalibur mogen geloven bevinden we ons op dit moment zo’n 1500 lichtjaren van de Aarde. We zijn verankerd aan wat we een ‘ruimtewalvis’ noemen, die een kleintje blijkt bij de Leviathans die we buiten voorbij hebben zien komen. Arthur lijkt uitgeschakeld en de vraag is hoe we thuis gaan komen.’
‘We kunnen wachten tot onze lift terugvliegt naar Alpha Centauri,’ opperde Pedro.
‘Maar we weten niet wanneer dat is. Hoe staat het met levensonderhoud, voorraden, energie? Cha-ong, jij beheerde de leefsystemen.’
Een jonge Chinees die veel te vaak met zijn ogen knipperde, stond op. ‘Ja, kolonel. Het meeste is autonoom, maar we hebben geen zwaartekracht. Onze noodstroomvoorziening gaat misschien een maand mee, de zuurstofrecycling houdt er daarna snel mee op. Eten is er voldoende.’
‘Kunnen we Arthur niet opnieuw opstarten?’ vroeg Joey.
‘Ik heb nog nooit meegemaakt dat een AI zomaar uitging,’ zei Melissa. ‘Er is een kans dat het systeem gewist is, of delen ervan, en dan is het maar de vraag of Arthur zichzelf kan hervinden.’
‘En zonder AI vliegt dit schip niet,’ zei de kolonel. Hij haalde diep adem. ‘We moeten dus maar hopen dat onze gastheer zich geroepen voelt op enig moment binnen een maand terug te gaan naar Alpha Centauri of Aarde.’
‘Is er een reddingssloep?’ vroeg Pedro.
Kolonel Xerxes keek de kring van gezichten rond tot een gezette jongeman zijn hand ophief. ‘Jij, Hamish, correct?’
‘Ja, s-s-s-sir. E-e-e-r is een sloep. V-v-v-voor t-t-twaalf p-p-ersonen.’
‘Dat is voldoende,’ zei Pedro.
‘Niemand van ons is gecertificeerd voor dat ding omdat niemand ooit had gedacht dat de AI compleet uit zou vallen,’ zei Melissa.
Pedro grijnsde. ‘Ik kan alles vliegen.’
‘Waar wilde je heengaan dan, Alvarez?’ vroeg de kolonel.
‘Voorlopig nergens. We hebben onze gastheer nodig om hopelijk terug te springen naar Alpha Centauri. Maar wat als we daar zijn? Neemt hij of zij ons mee op een tripje langs de jachtgronden. Ons zonnestelsel werd ongeveer een keer per jaar aangedaan. Zoveel tijd hebben we niet. Maar als we terugspringen naar Alpha, dan kunnen we ruimtestation Excalibur opzoeken.’
Kolonel Xerxes haalde diep adem. ‘Daar zit wat in. Een hoop aannames bijvoorbeeld.’
‘Is er iemand met een beter idee?’ zei Pedro. Het bleef angstvallig stil. ‘Want dan stel ik voor dat we dat gaan voorbereiden. We kunnen elk moment terugspringen.’
Er voer een trilling door het schip, alsof het, of de gastheer, ergens tegenaan botste.
‘Pleisterplaats zou ook paaiplaats kunnen zijn,’ zei Pedro. ‘Ik weet niet of het schip het geweld tussen twee van deze titanen kan weerstaan.’
‘Dan hebben we nog een reden om haast te maken met de sloep,’ zei kolonel Xerxes. ‘Aan de slag, mensen.’
7.
In hoog tempo bracht de bemanning in nul-g voorraden naar de sloep die zich aan de onderzijde van het S-klasse fregat bevond. Pedro begon zich meteen de cockpit eigen te maken. Hoewel het systeem jaren nieuwer was dan waar hij voor het laatste mee gevlogen had, waren de controlemechanismes nog grotendeels bekend.
Terwijl ze bezig waren bevond kolonel Xerxes zich op het observatiedek. Van daaruit kon hij via de intercom de bemanning op de hoogte houden van de gebeurtenissen om hen heen. Regelmatig waarschuwde hij voor komende schokken en trillingen. In de uren die ze nodig hadden om alle voorraden de sloep in te krijgen, nam het aantal waarschuwingen hand over hand toe.
‘We bewegen weer,’ klonk ineens door de intercom.
‘Laat hem snel terugkomen,’ zei Pedro tegen Melissa die de boodschap doorgaf. ‘We moeten ons klaarmaken voor het geval we terugspringen.’
‘Hij is onderweg,’ zei Melissa. ‘Hij zei alleen nog iets over een omweg?’
‘Verdraaid,’ zei Pedro. ‘Is iedereen verder binnen?’ Hij keek achter zich het ruim van de sloep in en telde nog negen mensen. ‘Even zien.’ Hij schakelde naar de buitencamera en zag de snelheid zienderogen toenemen. ‘We gaan weer springen,’ waarschuwde hij. ‘Iedereen insnoeren als je nog niet vast zat!’
Zwart.
8.
Pedro werd als eerste wakker. Hij keek achterom en zag daar zijn collega-bemanningsleden ingesnoerd en bewusteloos. Een zurige lucht verspreidde zich door het scheepje. De camera toonde het licht van twee bekende zonnen. De radio kwam krakend tot leven.
‘Excalibur hier. Horen jullie ons?’
Pedro hoestte en schakelde zijn microfoon aan. ‘S-klasse fregat hier. Bemanning in sloep. Wachten op kolonel Xerxes.’
‘Gelukkig, jullie zijn eindelijk wakker. Jullie gaan de verkeerde kant op. Als je weg kunt komen is nu een goed moment. Anders weten we niet waar je zometeen terechtkomt.’
Pedro maakte zich los en schudde Melissa wakker. Ze keek hem verdwaasd aan. ‘Probeer de kolonel te vinden, roep hem op.’ Melissa volgde zijn bevel zonder aarzelen op.
Minder dan een minuut later meldde de kolonel zich. ‘Ik ben er bijna, maak je maar klaar voor afstoten.’
Pedro initieerde het protocol om los te koppelen van de S-klasse en begon af te tellen. Bij vijf lieten de zekeringen los en begon de sluis te sluiten. Een tel later schoof kolonel Xerxes naar binnen en zocht een vrije stoel op. ‘Wegwezen maar,’ riep hij naar Pedro.
Zodra de sloep vrij was, bewoog Pedro hen weg van de ruimtewalvis. ‘Hou je vast, dit gaat pijn doen!’
Buiten de invloedssfeer van de ruimtewalvis schoot de sloep met immense snelheid verder. Pedro draaide het schip honderdtachtig graden en begon aan een langzaam afremmen om de sloep op een meer behapbare snelheid te krijgen waarbij de besturing weer zin kreeg. G-krachten duwden de bemanning in de stoelen en Pedro zag tergend langzaam de snelheid in de buurt van de groene zone terugkomen.
‘Excalibur, graag jullie huidige coördinaten, zodat we jullie kunnen vinden.’
‘Met genoegen, S-klasse sloep, opnieuw welkom in Alpha Centauri.’ Even later kwamen de coördinaten door en stelde Pedro de autopiloot in. Hij draaide zijn stoel om en keek naar de kolonel.
‘Dat was op het nippertje, Xerxes,’ zei Pedro. ‘Waar bleef je?’
Kolonel Xerxes glimlachte. ‘Ik moest even een omweg maken.’
‘Wat is er zo belangrijk dat je bijna achterbleef in het fregat?’
De kolonel wreef over zijn kin. ‘Ik bedacht me dat, mochten we geluk hebben dat we terug naar Alpha Centauri zouden springen, er geen garantie was dat we ook terug naar Aarde zouden gaan. Daarvoor was de sloep, om in Alpha Centauri uit te stappen. Maar mocht ons gastwezen terugkeren, dan zou het fijn zijn dat te weten en zouden we misschien mee kunnen liften naar de Aarde.’
‘En het omweggetje heeft daarbij geholpen?’ vroeg Pedro.
Kolonel Xerxes lachte. ‘Een S-klasse heeft een sterk radiobaken dat jaren blijft uitzenden op een atoomcel. Dus we kunnen onze vriend volgen en mocht het wezen ergens in het komende jaar terugkeren voor een bezoekje aan de Aarde, dan weten we dat.’
‘En dan kunnen we meeliften?’
‘Daar zat ik aan te denken, ja.’
‘Het zou wat zijn als we zo’n ruimtewalvis konden temmen en sturen,’ zei Pedro.
Kolonel Xerxes knikte. ‘En dat is precies wat ik in mijn rapport ga schrijven.’