‘Wat ben jij voor een plant?’ Geertje Kuier boog zich voorover. Haar snoeischaar was blijven steken terwijl ze een lichtgroene scheut van de rozenplant knipte. De stengel bleek niet van de struik afkomstig te zijn, maar kwam op een andere plek uit de grond. De bladeren hadden echter dezelfde kleur en dezelfde vorm als die van de roos, met de kleine puntjes aan de randen. Aan de rank zaten alleen geen bloemknoppen.
Geertje richtte zich op en veegde met de rug van haar hand haar voorhoofd af. Ze keek om zich heen, alsof iemand haar vraag kon beantwoorden. Natuurlijk kwam er geen reactie. Voor een zonnige zaterdag in het voorjaar was het in de wijk zelfs opvallend rustig. De hele morgen had ze nog geen auto’s voorbij horen komen, of opgevoerde brommers.
Niet dat Geertje ooit over de stilte zou klagen. Werken in haar tuin deed ze het liefst in alle rust. Haar grasmaaier was er een die ze gewoon moest duwen en ze gebruikte geen elektrische heggenschaar maar een ouderwetse. Zo kon ze zichzelf horen neuriën terwijl ze de buxusstruikjes weer in vorm bracht en dode bladeren uit de magnolia’s verwijderde. Het enige storende geluid kwam van binnen, zelfs met de deur en de ramen gesloten. Geratel en knallen en dreunende muziek, net zo hard dat ze het niet kon buitensluiten. Ze had haar man gevraagd waarom hij zo nodig moest gamen, wat Hannes als een belediging had opgevat. Maar een koptelefoon opzetten wilde hij ook niet. ‘Die zit alleen maar in de weg,’ gromde hij vanochtend, met zijn controller op zijn in een gevlekt T-shirt geperste bierbuik. ‘Ik klaag toch ook niet over het eeuwige “knip, knip” van je schaar?’
Geertje hoorde het zelf al nauwelijks, dus ze kon zich niet aan de indruk onttrekken dat hij overdreef. Hij wuifde in de richting van de buitendeur. ‘Het is maar één ochtend in de week, dat moet kunnen.’
Dat het juist die ene ochtend was waarop ze met haar tuin bezig was, leek hem niets te kunnen schelen. Terwijl ook hij genoot van het resultaat. Als ze ’s avonds buiten nog even een wijntje dronken bijvoorbeeld. Of bij het barbecueën. ‘De bloemen zijn mooi, hoor,’ had Hannes gezegd toen ze hem daarop had gewezen. ‘Maar van mij had alles ook gewoon betegeld mogen zijn. Dan had jij meer tijd gehad voor leuke dingen.’
Maar Geertje vond haar tuin juist leuk. Niet dat ze bijzonder uitkeek naar het onderhoud, dat eens in de zoveel tijd niet langer uitgesteld kon worden. Vooral in het voorjaar moest ze bijna elk weekeinde aan de slag. Liever keek ze naar de kleurenpracht, de variatie van bladeren, het kaarsrechte gras met daarachter vlakken geel, roze en paars. Alsof ze in een schilderij was terechtgekomen.
Natuurlijk, gisteravond had ze even gemopperd dat ze haar gereedschap uit de schuur moest halen en de halve dag op haar knieën moest zitten om de boel toonbaar te maken. Maar Hannes was zelf vaak chagrijnig na het gamen, als hij verloren had bijvoorbeeld. Zelfs als hij gewonnen had, want als zijn teamgenoten meer hun best hadden gedaan, was zijn score vast nog hoger geweest. ‘Volgens de dokter is je bloeddruk te hoog,’ had ze hem gewaarschuwd. ‘Je moest van hem meer tijd buiten doorbrengen.’
‘Ik bemoei me niet met jouw hobby’s,’ snauwde hij terug. ‘Zelfs al zijn we bakken geld kwijt bij het tuincentrum. Gun mij dan ook mijn verzetje.’
Het had haar voor haar trouwen zo makkelijk geleken – niet dezelfde interesses hebben, zodat je rustig naast elkaar je eigen gang kon gaan. Maar de glans was er intussen wel af. Ze had het idee dat ze getrouwd was met een vreemde.
Terwijl ze haar handschoenen uittrok, liep ze naar de keukendeur. Ze schopte haar werkklompen in een hoek en stapte de woonkamer binnen. ‘Hannes,’ zei ze met stemverheffing om boven het geluid van zijn spel uit te komen. Ze wist dat ze schril klonk, maar het was de enige manier waarop ze zich verstaanbaar kon maken. Tussen hem en het scherm in staan was alleen voor levensbedreigende situaties, dat had hij haar in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt. ‘Ik vond iets bijzonders in de tuin. Een plant die ik niet ken.’
‘Een plant?’ antwoordde hij zonder op te kijken. ‘We hebben het andere team bijna verslagen. Nog tien punten. Er zit een sniper in die toren …’
‘Hij zag eruit als een roos,’ vervolgde ze op hetzelfde volume.
‘Dan was het een roos,’ constateerde Hannes.
‘Nee, hij zag er anders uit. Ik had hem nooit eerder gezien.’
‘Je bent vast vergeten dat je hem daar hebt …’ Hij vloekte hartgrondig. Op het scherm werden de laatste seconden van zijn personage herhaald. Een tegenstander schoot hem van heel dichtbij in zijn gezicht. Hannes sprong overeind en wierp zijn controller op de grond. Het apparaat stuiterde een keer en bleef dan liggen. Vervolgens keerde hij zich tot haar. ‘Zie je nu wat je gedaan hebt? Als jij me niet had afgeleid was het potje voor ons! Ik zat in een streak.’
Geertje fronste. ‘Sorry hoor. Ik wilde gewoon jouw mening ergens over weten.’
‘En dus kom je me zomaar storen?’ Zijn gezicht kleurde rood en strakke spieren sidderden onder zijn huid. ‘Maar voor jou is dit natuurlijk slechts een spelletje. Nee, dan jouw planten. Die zijn belangrijk!’
‘Voor mij wel,’ zei Geertje. Ze moest haar best doen haar rug recht te houden en geen angst of onrust te tonen, want dan gaf ze zijn woede alleen maar meer brandstof. ‘Als jij me niet wilt helpen, ga ik wel informatie zoeken op de computer boven.’
Hannes bukte om zijn controller op te rapen, wat hem zichtbaar moeite kostte en liet zich vervolgens weer in zijn luie stoel zakken. Zijn blik was alweer op het scherm gericht. ‘Dat had je ook meteen kunnen doen,’ mompelde hij. Het ratelen en knallen begeleidde haar de trap op.
In het thuiskantoor moest Geertje eerst de bureaustoel op de juiste hoogte zetten, nadat haar man er gisteravond op had gezeten. De computer startte gelukkig meteen op. Ze zocht naar informatie over planten die de vorm van andere planten aannamen. De term ‘mimicry’ kwam op het scherm voorbij. Het was een manier waarop klimplanten voorkwamen dat ze werden opgegeten. Een soort uit Zuid-Amerika was er heel goed in. Die kon zijn bladeren de vorm laten aannemen van elke boom of struik waar hij tegenaan groeide. Hoe, daar waren de wetenschappers nog niet over uit. De vorm en omtrek van zijn bladeren veranderden zelfs als zijn stengel zich rond plastic planten had gewikkeld. Dus het was niet zo dat hij genetisch materiaal opnam. Het leek erop alsof deze plant daadwerkelijk zijn omgeving kon waarnemen, ook al beschikte hij niet over ogen. Als het inderdaad deze Boquila trifoliata was die in haar tuin groeide, was het iets heel bijzonders. Maar voor ze het met zekerheid kon zeggen, moest ze de andere bomen en struiken in haar stukje paradijs van dichtbij bekijken.
Opgetogen rende Geertje naar beneden. Het geërgerde ‘Stamp niet zo!’ uit de woonkamer negeerde ze. Als ze Hannes reacties tijdens het gamen niet kon buitensluiten, had hun huwelijk nooit zo lang stand gehouden. Voor zichzelf durfde ze niet na te gaan of dat een goede zaak was of niet. Ze stak haar rechtervoet in haar klomp en met de andere klomp half aangetrokken, hinkte ze de tuin in. Een bedrukkende warmte ontving haar. Het ontbreken van verkeersgeluiden maakte de atmosfeer nog wat beklemmender. Er blafte zelfs nergens een hond, terwijl beter uitlaatweer zelden voorkwam. Ze schoof die overwegingen aan de kant en haastte zich naar de rozenstruik waar ze de nieuwe plant het eerst had waargenomen. De punt van Geertjes klomp bleef ergens achter hangen en bijna viel ze voorover. Ze keek omlaag. In het gras lag een groene stengel, gekronkeld als een gifslang. Er ontsproten sprieten aan, met dezelfde kleur als de rest van het gazon. Geen wonder dat hij haar niet was opgevallen.
Geertje haalde opeens sneller adem en op haar voorhoofd kriebelde koel zweet. Ze keek de tuin rond. Niet alleen tussen de rozen en het gras zag ze de ranken van de vreemde klimplant, hij groeide ook in de magnolia’s, de appelboom en de tulpen naast het gazon. De enige reden dat hij haar niet eerder was opgevallen, was dat de bladeren van de plant precies leken op de omringende begroeiing. Zelfde kleur, zelfde grootte, zelfde vorm. Er was duidelijk iets meer aan de hand dan een enkele zaailing die in haar tuin was beland. Maar wat?
Van binnen klonk een getergde kreet. ‘Wat krijgen we nou?’ Hannes’ vloek leek nauwelijks gedempt door het glas en de dichte deur. Geertje besteedde er geen aandacht aan. Tijdens het spelen kwam wel vaker een luide en agressieve kant van haar echtgenoot boven. Een onaangename kant. Natuurlijk wilde hij dat ze zou vragen wat er aan de hand was, zodat hij zijn beklag kon doen over de oneerlijke tactiek van zijn medespelers, maar wat had zij daaraan? Ze kreeg er alleen maar hoofdpijn van. En het was niet alsof hij ooit enige interesse toonde in wat er in haar tuin gebeurde. Als ze hem vertelde hoe ver de vreemde plant in de borders was doorgedrongen, zou Hannes zijn schouders ophalen en zeggen dat ze tegen onkruid een bestrijdingsdienst moest inschakelen.
Licht duizelig, alsof de wereld om haar heen niet werkelijk solide was, alsof alles oppervlak was, zonder inhoud, liep Geertje door haar tuin naar achteren, tot vlak bij de boom. De kruin daarvan bevond zich op ooghoogte en ze bracht haar gezicht zo dicht bij de takken, dat ze die bijna met haar neus aanraakte. Eerder in het voorjaar had de boom vol bloesem gezeten en nu zou ze de vruchtbeginsels moeten zien waar dadelijk de appels zouden groeien. Maar er waren geen uitgedroogde bloempjes. Ze vond alleen de stengels met de bladeren, die niet te onderscheiden waren van die van de appelboom. Een plotselinge windvlaag liet ze ruisen. Het gaf haar een ongemakkelijk gevoel. Vooral omdat er geen ander geluid te bekennen viel. Zelfs haar man hoorde ze niet langer en het ratelen van het computerspel was stilgevallen. Misschien zette Hannes op dit moment wel koffie. Zou hij dan ook aan haar denken? De ervaring leerde haar van niet. Maar als hij in de keuken was, zou ze hem mee naar buiten kunnen nemen, de tuin in. Ze moest weten of ze zichzelf niet voor de gek hield.
Gewoonlijk lette Geertje goed op waar ze haar voeten neerzette, maar nu stampte ze gewoon richting de deur. Het waren toch alleen de nieuwe klimplanten die ze vertrapte. En daar waren er genoeg van. Achter haar leek het volume van het ruisen toe te nemen, ook al ging het niet harder waaien. Misschien was het beter niet terug te gaan de tuin in. Gewoon ook koffie voor zichzelf zetten en het advies van haar echtgenoot opvolgen. Dit onkruid kon alleen door professionals worden uitgeroeid.
De keuken was leeg. Het koffieapparaat stond niet aan. Haar man had niets uit een lade gepakt. Toch was zijn spel niet opnieuw opgestart. Geertje nam niet eens de tijd haar klompen uit te doen, maar liep meteen naar de huiskamer. Hannes zat in zijn stoel met zijn rug naar haar toe. Het tv-scherm stond op zwart, maar hij bewoog niet. Ook toen ze zijn naam noemde, kwam er geen reactie.
Het verontruste gevoel van zo-even werd sterker. Geertje pakte Hannes bij zijn schouder en probeerde hem wakker te schudden. Het was alsof ze een stok vasthield en toen ze hem heen en weer bewoog, hoorde ze iets ritselen. Haar gedachten doofden uit, terwijl haar keel in een ijskolom leek te veranderen. Alles in haar wilde wegvluchten uit de kamer, weg uit het huis, weg uit de tuin. Ze moest zo ver mogelijk uit de buurt van de klimplant zien te komen.
Maar een laatste restje van de oude Geertje wilde weten of haar angst wel terecht was. Ze deed een stap naar voren zodat ze Hannes goed kon bekijken.
Een moment van diepe opluchting. Haar man was gewoon zichzelf. Dezelfde donkere wenkbrauwen, dezelfde rode wangen, dezelfde dunne lippen. Ze had het zich allemaal verbeeld. Net toen ze een diepe zucht wilde slaken, stortte de illusie echter in. Het was niet Hannes’ huid die ze zag, maar een laag van bladeren. Waar zijn haar zich had bevonden was de plant donker van kleur. Zijn ogen en zijn lippen waren vervangen door kunstig in elkaar gedraaide takjes, nauwelijks van echt te onderscheiden. Ook zijn handen, waar ze uit zijn mouwen staken, waren bladermassa’s, als door een kunstenaar in een menselijke vorm geperst. Nog een keer duwde ze tegen zijn schouder. Uit het binnenste van de pop van bladeren klonk geratel. Zijn botten waren het enige dat van haar man was overgebleven.
Geertjes schreeuw echode tegen het plafond. Ze wilde uitwijken naar achteren, zo ver mogelijk weg van deze plantaardige imitatie van haar echtgenoot. Ze kwam echter niet van haar plaats. Toen ze omlaag keek, zag ze dat groene stengels zich om haar enkels hadden gewikkeld. Met de seconde kwamen ze hoger. Ze waren bezet met blaadjes in de kleur van haar huid, net wat donkerder getint dan die van Hannes, vanwege haar vele werk in de tuin. Dat had de plant goed gezien.