‘De Rijn stroomt Nederland binnen bij Lobith,’ verklaarde Marco’s vader. ‘Dat zei mijn grootvader altijd.’
Marco Zevenaar keek uit over de gortdroge rivierbedding. Een minuscuul beekje slingerde zich onder hen door en in de verte was een ingezakte verkeersbrug te zien. Verder viel er geen woning te bekennen, enkel schraal gras en oeroude, kromme bomen. Het was verboden je hier te vestigen, zo dicht bij Nederzee.
‘Dit hier is Lobith?’ vroeg Marco.
‘Krek zo. Daarom nam ik jullie hier naartoe mee. Dit is het allerlaatste water dat ons land ooit zal binnenstromen.’
Onder hen gaf het beekje nog een finale, borrelende gulp van modderig water en toen zonk het moedeloos weg in het zand. Enkel gedroogde modder bleef over: de zon had ze tot zeshoekige adobe-tegels gebakken.
‘Ik had iets dramatischer verwacht, Bruno,’ zei Marco’s moeder. ‘Wanhopig klapwiekende reigers die opvliegen op zoek naar een andere rivier.’ Ze klakte met haar tong. ‘Zelfs geen verontwaardigd meerkoetje.’
‘Die zijn allemaal lang geleden naar Nederland gevlogen. Daar belanden ze tenminste niet in de pan.’
Marco keek naar het oosten, naar Duitsland. Het eeuwige ijs in de Alpen was allang verdwenen en met de schaarse regens werd elke druppel gebruikt door de honderden miljoenen op de droge landen. Bijna geen enkele rivier ter wereld bereikte tegenwoordig de zee nog.
‘Kunnen we nu naar huis?’ vroeg Edith. Zij schopte tegen een droge graspol die prompt tot stof verpulverde.
‘Terug naar de Nederzee?’ Edith was Marco’s vriendinnetje en natuurlijk ging ze deze zondag mee. Zoals zijn moeder altijd zei: ‘Een Marco zonder Edith is als een hengel zonder haakje.’
Marco draaide zich om en keek naar het westen waar het immense stuwmeer een zilveren streep was. De Nederzee reikte van het Verdronken Land van Scheveningen tot de Utrechtse Heuvelrug: zo’n tien meter diep vormde dat supermeer het grootste zoetwaterreservoir in de wereld. Marco sloot zijn ogen en sprong over naar een van de honderdduizenden drones die boven Nederland zweefden. Diep onder zich zag hij hen aan de slingerende rivierbedding staan, vier stipjes. Een knippering en hij zweefde zestig kilometer verder boven de kust van Amersfoort waar de golven aanrolden. Twee opvallend bolle wolken hingen aan de horizon, wolkenschepen die grijze regengordijnen achter zich aantrokken.
‘Verder,’ beval hij en drie drones later keek hij uit over de Stuwdijk. Ouderwetse molens lieten hun diamanten wieken nog rondsnorren maar eigenlijk was dat zwaar achterhaalde techniek. De immense osmotische filters in de dijk produceerden bijna alle bruikbare energie. Zoetwater sijpelde door de dijken de zoute pekelzee in en veroorzaakte een ladingsverschil, dat een constante stroom elektriciteit opleverde. Het stuwmeer werd zo een reusachtige accu die de eerste vijfhonderd jaar niet uitgeput zou raken. Om de drie kilometer stond een dijkboom, van wortel tot eeuwig vertakkende kruin meer dan een kilometer hoog. De biomechanische reuzen leefden van de energie die de dijk produceerde en op hun buurt verankerden ze de dijk, zogen grondstoffen uit de bodem en groeiden ze aan tot wolkenschepen.
‘Waar kijk je naar?’ vroeg Edith.
‘De Stuwdijk. Haak maar in.’
In zijn beeldveld verscheen Ediths imp, die stomme eenhoorn op rolschaatsen. Het hulpje wees naar een van de dijkbomen.
‘Moet je die boom daar zien,’ zei Edith enthousiast, ‘Zo’n joekel van een wolkenschip en het is bijna rijp!’
Ze had gelijk: aan de verste boom zweefde een wolkenschip, als een ballon aan een hoekig touwtje, klaar om weg te zweven. De wolkenschepen bestonden uit kluwens fractals die zich vertakten tot ze microscopisch klein werden. Net als de dauwnetten in de Sahara zeefden ze de waterdamp uit de lucht boven de warme zee en lieten het neerregenen in het stuwmeer. Vacuüm gevulde blazen hielden de schepen in de lucht.
‘Later als ik groot ben ga ik op een wolk wonen,’ verklaarde Edith. ‘Ik word de kapitein van een wolkenschip. De opperkapitein. Oké, Wiki de wijsneus, de admiraal.’
Zij klonk akelig zeker van zichzelf en Marco kon natuurlijk niet achterblijven. ‘En ik word dijkgraaf. Met een villa bovenop de grootste sluis, een zwembad vol zeeleeuwen en een… Een eigen tamme albatros!’
‘Goed prima de vista!’ joelde Edith en stak een vuist in de lucht. ‘Dat is dan afgesproken. Als mijn schip aanlegt dan kan ik bij je komen logeren.’
Marco kreeg een vreemd leeg gevoel in zijn buik. Maar dan zijn we bijna niet nooit meer bij elkaar. Op de een of andere manier was dat de afspraak: later als we groot zijn, trouwen we. Natuurlijk zei hij dat niet.
#
Ik ben niet eens boos, besefte Marco. Eigenlijk had ik dit wel verwacht.
Binnen in de hal was het examenfeest van het Nieuw Dordrechts Vondel College al in volle gang. De dreunende muziek deed het omringende riet sidderen en de licht-barrage weerkaatste op het donkere water van de Nederzee. En hij stond hierbuiten te wachten, in zijn nette polka pak en roodvlammende schoenen die zijn moeder die middag voor hem had geprint. De feesthal – een omgekeerde replica van Harald Ignarssons gigantisch Vikingschip – lag natuurlijk een flink eind binnengaats: de Stuwdijk was niet eens meer te zien, alleen een paar gekleurde wolkenschepen die nog vergroeid waren met de dijkbomen. Suikerspinnen met elvenlichtjes. Op een dag zouden ze uitvliegen en het ergens laten regenen. Met Edith aan het stuurwiel.
Tegen beter weten probeerde Marco haar nog een keer te pingen. Geef mij Edith van Oudekerke.
‘Er is contact, maar ze staat op niet storen,’ meldde zijn imp, een groengeschubte octopus met ramshorens en een zonnebril.
‘Heeft ze een boodschap achtergelaten? Is er iets gebeurd?’
‘Nee en nee. Haar imp geeft aan dat alles in orde is. Meer krijg ik er niet uit.’
Zij is mij vergeten. Of veel waarschijnlijker: er kwam iets tussendoor dat zij belangrijker vond. Iemand. Een wolkenmatroos die ze tegen het lijf liep, of een of ander feestje waar ze misschien een nuttiger contact kan opdoen. Zo is Edith nou eenmaal. Een berekenende, onbetrouwbare draaikont die je meteen laat vallen zodra zij iets belangrijkers vindt en die dan een paar weken later gewoon doet alsof er niks was gebeurd. Marco zuchtte. Hij had het al een dozijn keren eerder meegemaakt.
Berustend zette hij zijn telefoon op stand-by. En dit was de laatste keer. We zijn afgestudeerd! We zijn verdomme geen kind meer. Wat mij betreft kan ze van de Stuwdijk afspringen of met een wolkenschip naar Vuurland vliegen. Voor mij heeft Edith afgedaan.
‘He, wat zit jij hier te doen?’
Voor een hartenklop dacht Marco dat het meisje Edith was. Dat ze tóch gekomen was. Dat ze hem na al die keren eens niet in de steek had gelaten.
Het donkerharige meisje had paarse, flikkerende neonslierten door haar hoge kapsel gevlochten en een handvol feestdrones, niet groter dan bijen, zwierden loom rond haar hoofd. Ze droeg een zilveren jurk en gelijkgekleurde knielaarzen met plateauzolen die dik genoeg waren om er een half dorp op te laten drijven.
Mariska? Nee, Martha! herinnerde Marco zich. Haar moeder was een snoei-ingenieur van de steunwortels en haar vader… Ja, hij bestierde een rozenplantage dertig meter onder water, tegen de doorzichtige Stuwdijk. Zij is eigenlijk best wel leuk.
‘Uh, niks bijzonders eigenlijk. Hé Martha, heb je zin om te dansen? Of wil je wat drinken?’
‘Allebei klinkt goed.’ Ze glimlachte. Totaal anders dan Edith. Veel oprechter, op de een of andere manier. Zonnevlekjes in helder water. Niks geen duistere dieptes waarin hongerige barracuda’s rondzwommen.
Opeens vol bravoure, sloeg Marco zijn arm om het middel van Martha toen ze naar binnen liepen. Zij maakte geen bezwaar maar wreef haar hoofd tegen zijn schouder.
Marco en Martha. Het had iets, een vanzelfsprekend ritme. Heel anders dan Marco en Edith wat altijd een beetje stroef had geklonken.
#
Dijkgraaf Diederick van Dijk was een schoolvoorbeeld van een aptoniem, vond Marco, een naam die overeenkomt met je beroep. Met een naam als van Dijk was het zonneklaar waar hij thuishoorde. Misschien hadden ze hem in de kleuterschool gepest met die naam en hem Diederick Dijkgraaf genoemd? Hij was ook een kletsmajoor die niets zo heerlijk vond als zaken uitleggen aan ondergeschikten, dingen die ze in het eerste jaar van hun opleiding al geleerd hadden.
Ze wandelden langs de pijlers van de zweeftrein. Boven hun hoofd fonkelden de statige wieken van de antieke eenentwintigste windmolens. Een halve kilometer verder stonden ze stil, zag Marco, en waren ze genaast door kolonies witte reigers of aalscholvers. De zwarte wieken oogden druip-wit van de vogelpoep. Het was geen route om zonder paraplu te gaan.
Diederick gebaarde naar een dijkboom die in de verte oprees, anderhalve kilometer hoog met niet minder dan drie rijpe wolkenschepen aan de hoogste takken. ‘Zo’n wonder van ingenieurskunde,’ zei van Dijk. ‘Mijn hart springt op elke keer dat ik haar zie. Wortels die zich eerst om de Stuwdijk wikkelen en haar elk jaar verder versterken en ophogen. Aan de zeekant vormen ze een twijgenmuur die elk aanrollende vloedgolf dempt en bovenop worden het takken die het ene wolkenschip na het ander uitbotten.’
‘Het is een mirakels wonder,’ zei Marco maar. ‘En dat is het.’ Volgens zijn imp was spiegelen de juiste tactiek als het om lieden als de dijkgraaf ging. De man had “een mirakels wonder” een paar minuten eerder gekraaid en zou zijn eigen woorden niet herkennen maar instemmend knikken. Eindelijk een assistent die hem begreep en op dezelfde golflengte zat.
Marco’s imp was dol op oude gezegden en zou het bondig samenvatten als: ‘Je vangt nu eenmaal meer vliegen met stroop dan met azijn’.
Gewoon doorbijten. Ik ben al derde onder-assistent en het is maar een klein stapje naar assistent dijkgraaf. Eigenlijk ben ik geen haar beter dan Edith. Ik weet precies wat ik wil en bulldozer alle hindernissen uit de weg.
‘Heb je een momentje?’ vroeg zijn imp. ‘Je vrouw voor je.’
‘Voor Martha heb ik altijd tijd.’
‘Nǐ hǎo, geëerde echtgenoot!’ grapte ze in het Mandarijn. Het was een citaat uit hun favoriete serie Suzy Wang van Zeewolde-Zuid. ‘Janneke kreeg vandaag haar eerste implant bij het zuigelingenbureau en ze zit al druk te converseren met haar hoogsteigen imp.’
‘Hopelijk snapt hij er meer van dan wij,’ zei Marco. Hij voelde een steek van vaderlijke trots, Janneke’s eigen imp. Vanaf nu zal het snel gaan. Voor je het weet kruipt ze niet langer op handen en voeten.
‘Meer van snappen?’ zei Martha. ‘Wat valt er te snappen? Zo moeilijk is het niet. Jupjup is speentje. Eehr betekent de teddybeer en meestal Waar is mijn teddybeer nu weer? Jajup of Linlin betekent Zing nog een liedje en met je eigen lippen, niet uit dat stomme muziekdoosje met het trektouwtje want dat kan ik zelf ook wel. Iiihp! is Ik heb een natte luier en de verschoon-chip is weer kortgesloten.’
‘Ik sta met mijn mond vol tanden.’
‘Ze kent ongeveer evenveel woorden als een chimpansee maar dat wordt later vast wel beter.’
‘Het was fijn om te horen, maar ik moet door. Mijn dijkgraaf doet dat ding met zijn wenkbrauwen weer. We zijn op inspectie langs de zuiderfilters.’
‘Hij is een grotere aandachtvrager dan welke baby ook. Maar ja, het is voor een goed doel.’ Ze stak een vuist in de lucht en brulde: ‘Heil doorluchtige Dijkgraaf Marco!’
#
In de kop van het bericht stonden de gebruikelijke gegevens.
Aan: assistent-dijkgraaf Marco Zevenaar
Van: tweede steward van de Willem Alexander Edith van Oudekerke
Onderwerp: dankies!
Formaat: clip Speeltijd: 00:00:21
Edith had de clip opgenomen tegen de achtergrond van de Rocky Mountains, maar het had net zo goed ergens anders op de wereld kunnen zijn. De ene droge berghelling overdekt met zonnepaneelramen leek precies op de andere droge berghelling met zonnepaneelramen. Een gebruinde kerel in het uniform van eerste stuurman stond naast haar, zijn met tatoeages overdekte arm bezitterig om haar schouders.
Ediths buik vertoonde een maar al te bekende bolling. Ze glimlachte breed in de richting van de cameradrone. ‘Ha die Marco, dankies voor de gelukwensen van ons huwelijk. Eddie en ik vinden het super.’
Eddie knikte met de tevreden blik van een kerel die wist dat hij de hoofdprijs had binnengesleept.
‘Zoals je ziet ben ik inderdaad op een wolkenschip terecht gekomen, net als ik altijd wilde. Ik ben inmiddels opgeklommen naar tweede steward. We varen overal over de wereld. Een geweldig leven! Ik zou niks anders willen. Jij bent tegenwoordig assistent-dijkgraaf? Dan heb je ook wat te zeggen over de aanwas van de wolkenschepen? Wanneer ik weer terug ben in Groot Amersfoort-Kijkduin moeten we eens afspreken. Lijkt mij supergezellig!’
Edith zwaaide nog even en de clip eindigde. Haar eerste bericht na zeven jaar. Eénentwintig nietszeggende seconden.
Marco stuurde nog een felicitatie toen Ediths zoontje werd geboren, maar twee jaar later hoorde Marco via via dat het huwelijk tussen Edith en Eddie niet lang stand had gehouden. Na een half jaar en haar bevordering tot tweede stuurman, was Edith van Oudekerke gescheiden en binnen een paar dagen was ze ingetrokken bij de kapitein van de Willem Alexander, een breedgeschouderde kerel met een lange baard en nog veel meer tatoeages.
Marco stuurde maar geen nieuwe gelukwensen. Op deze manier kon hij wel bezig blijven.
#
‘Plak het paard achter het behang,’ joelde Janneke Marthasdochter. ‘Want geluk, dat is maar ene vinger lang!’
Het was Suikerfeest carnaval op Wilgenwoud-Breda dat aan de toren van de Onze-Lieve-Vrouwekerk aangemeerd lag. Het drijvende eiland was behangen met lampions en door de middengracht kronkelden feestdraken die popcorn uit hun neusgaten bliezen en lampions op lieten stijgen. Ze waren van rijstpapier en een waxinelichtje hield ze in de lucht.
Vorig jaar had ze er een opgevangen toen hij daalde en de gelukwens van het houdertje gepeld. ‘Je zult honderd jaar leven en een dozijn dappere dochters en gehoorzame zonen baren.’ Waarschijnlijk was die wens niet voor haar bedoeld: Nederland hanteerde een strikte anderhalf-kind-beleid.
Een lampion zweefde over en ze sprong, graaide, maar haar vingertoppen misten het touwtje net. Een ander kind, zo’n groene wij-leven-alleen-van zonlicht-knolraap ving het op. Hij scheurde de lampion open, ontrolde de spreuk. Zijn gezicht betrok. Hij verfrommelde het gouden strookje en stampte boos weg.
Slecht nieuws, dacht Janneke. Zeven jaar ongeluk of je zult een haaibaai huwen en je kinderen zullen trollen zijn. Sommige spreuken waren minder dan positief maar dat maakte het juist spannender. Alsof er bij het vissen tussen de gestippelde baarzen ook piranha’s zwommen.
Ze keek terug naar haar ouders die nog op de brug met die blonde vrouw aan het praten waren. Edith en nog iets. Volgens Jannekes imp was ze beeldschoon en dat kon kloppen. Haar vader kon zijn ogen niet van haar afhouden.
‘Vertel mij meer,’ zei ze tegen haar imp. ‘Over haar.’
De dwerg met de mokerhamer verscheen prompt en krabde zich op zijn kruin. ‘Tja, ze was vroeger zijn vriendinnetje, maar ze gingen elk een andere kant uit. Je vader de Stuwdijk op en zij de hemel in.’
‘Ze is een wolkendame?’
‘Een kapitein intussen en ze doet heel erg haar best om nog wat hogerop te komen. Net als je vader trouwens. Van junior-dijkgraaf is het maar een stapje naar dijkgraaf.’
‘Mama kijkt niet blij. Ze zou die Edith het liefst de ogen uitkrabben.’
‘Beeldschone vrouwen haten elkaar. Vooral als er eentje naar hun echtgenoot lonkt en met haar kont draait.’
‘Wacht. Mijn mama is beeldschoon?’
‘Best wel. Als ze langs wandelt, kijkt 98 procent van de mannen haar na. De overgebleven twee procent zijn waarschijnlijk blind. Beeldschoon is een tactiek en je moeder en Edith pakken het allebei anders aan.’
O jee, dit wordt weer een leermomentje.
‘Je moeder is beeldschoon omdat ze gelukkig is. Gelukkig met wie ze is en wat ze doet. Met haar partner. Als een man haar ziet, wil hij in haar zonneschijn wandelen en van haar goede humeur en enthousiasme genieten. Vrouwen willen haar hartsvriendin worden. Homo’s waarschijnlijk ook.’
‘Ik ben meestal wel blij,’ zei Janneke twijfelend.
‘Dat is een goed begin. Edith, zij mikt op sexy. Zij zet geen stap zonder zichzelf te zien. Ze glijdt als een tempeldanseres door de straten en als je haar aankijkt, glimlacht ze uitnodigend.’
‘Dat lijkt mij erg veel werk. Ik ben liever gewoon blij. Oké. Iets anders: gingen die Edith en papa met elkaar naar bed?’
‘Ik zal het zijn imp vragen.’ Een bliep volgde die waarschijnlijk nep was omdat imps nooit meer dan microseconden nodig hebben. ‘Ja, drie keer, maar dat was het wel. En dat was jaren en jaren geleden. Voor hij met je moeder ging.’
‘Ze gaan dus niet scheiden?’
‘De kans daarop is 0,01 procent. Hij kust nog liever een cactus.’
#
BOND VOOR WOLKENVAARDERS EIST EXTRA SCHEPEN
Perstuin, Lelymere – Gisteravond werd opnieuw duidelijk dat de Bond voor Wolkenvaarders (BvW) en de Raad der Dijkgraven recht tegenover elkaar staan.
De schippers eisen dat de dijkbomen meer wolkenschepen kweken, de Dijkraad stelt dat dit onmogelijk is.
‘Vanzelfsprekend snap ik dat er goudgeld te verdienen valt met meer wolkenschepen, maar onze dijkbomen zitten al aan de maximale capaciteit. Het kweken van meer wolken gaat ten koste van de versterking van de Stuwdijk. Wij kunnen en mógen niet buiten de gestelde veiligheidsmarges opereren. Momenteel kunnen we net aan de vervangingsvraag van de huidige vloot wolkenschepen voldoen, maar uitbreiding is niet bespreekbaar,’ aldus opper-dijkgraaf Marco Zevenaar, woordvoerder van de Dijkraad.
‘De Dijkraad claimt een volkomen onterecht monopolie op de dijkbomen,’ gaf admiraal Edith van Oudekerke van de BvW aan. ‘Onze schepen kruimelen onder onze voeten weg en de enige plek waar we ze kunnen aanvullen is in de Nederzee. De Dijkraad fnuikt ons in het verdienen van een eerlijke boterham. Zijn wij vale vuilnisbeltmeeuwen dat wij in oude graten moeten pikken terwijl de Dijkers hun borden volscheppen met blozende waterdruiven en vette zalmforellen?’’
: RTL-Fox nieuws
De laatste zin ging prompt viraal. Zijn wij vale vuilnisbeltmeeuwen dat wij in oude graten moeten pikken terwijl de Dijkers hun borden volscheppen met blozende waterdruiven en vette zalmforellen? bleek prima rapbaar en een dozijn vloggers en lifestyle trutjes nam het dan ook gretig over. Twee dagen later vond opper-dijkgraaf Zevenaar het op de zeemuur van zijn villa gespoten. Er zaten niet minder dan vier spelfouten in.
#
Nieuwsdrones zwermden om de opper-dijkgraaf Marco Zevenaar. Dit ging duidelijk een iconisch moment worden, absoluut viraal. Marco besefte dat maar al te goed. Het zou nog miljoenen keren afgespeeld worden en in elk zichzelf respecterend geschiedenis-kristal belanden.
Hij rechtte zijn schouders, frunnikte aan het goudgalon van zijn mouwen. Ik draag verdorie evenveel medailles als een wolkenadmiraal en mijn pet is iets dat in een carnavalsoptocht thuishoort. Nu ja, Edith is begonnen. Hij herinnerde zich de beelden van haar uit de stuurhut van het vlaggenschip. Ze draaide aan een volstrekt overbodig stuurwiel en haar uniform zou een twintigste-eeuwse dictator laten kwijlen.
De wolkenvloot gleed uit de snerpend blauwe hemel omlaag: zeventien machtige schepen met het vlaggenschip blikkerend wit van boven terwijl een stortregen de Nederzee geselde. Het was puur machtsvertoon: Kijk eens wat wij allemaal uit de hemel weten te trekken. Genoeg water om woestijnen te laten bloeien en spoorbruggen weg te spoelen. Geef ons meer schepen en we maken Nederland schatrijk.
Edith vertegenwoordigde de Wolkenbond niet langer: haar Blauwe Coalitie had zich een week eerder afgescheiden van de meer conservatieve leden. De meeste wolkenschepen verlieten de Nederzee nooit en hun bemanning had geen enkele behoefte om naar hachelijke streken uit te zwermen om daar geblakerde landen te begieten. Hou de Nederzee vol: dat was ambitieus genoeg voor hen.
Het vlaggenschip bleef naast het hoge podium op de Zuidersluis hangen en rolde een tong van titanium uit. De groot-admiraal van de Coalitie schreed omlaag. Haar laarzen hadden stiletto hakken, terwijl Ediths getailleerde uniform niets aan de verbeelding overliet.
Haar gezicht was rimpelloos, zag Marco. Niet eens kraaienpootjes in de ooghoeken. Zelf had hij intussen grijzende slapen zoals het een dijkgraaf betaamd.
Ze liepen elkaar tegemoet, en het kwam Marco voor dat hij door stroop waadde. Een nachtmerrieachtig moment dat zich eindeloos rekte. Ze stapten elkaars persoonlijk ruimte in en hij kon haar parfum ruiken, kokos en rode klaver, de geur van de eindeloze en perfecte zomeravonden uit hun kindertijd. Ze manipuleert mij.
Edith offreerde hem haar wang voor de eerste van de drie traditionele kussen. Ze had haar armen al gespreid voor een omhelzing.
Nee, wij zijn geen vrienden meer. Al heel lang niet. Je bent mijn vijand. Hij pakte haar hand vast en schudde die. Daarna stapte hij achteruit. De blik van verbijstering wist ze meteen weg te strijken en door een brede glimlach te vervangen.
‘Welkom,’ zei Marco, ‘Welkom op de Stuwdijk.’
Het was een verkapte belediging, nee, een uitdaging.
De Blauwe Coalitie was nog steeds een deel van Nederland en hun groot-admiraal had evenveel recht om de Stuwdijk te betreden als welke dijkgraaf dan ook.
‘We weten allebei waarvoor ik kom. De Coalitie vertegenwoordigt de aloude handelsgeest. De ferme VOC-mentaliteit. Wij kunnen de driekleur hijsen op elk continent en Nederland groot maken, een wereldmacht.’
‘Wij zijn hier volkomen tevreden met onze Stuwdijk en Nederzee, de duizend drijvende rieteilanden.’
‘Vergeet onze eerdere eisen. Wij vragen niet langer om nieuwe wolkenschepen. We zullen onze eigen schepen kweken, ja? Geef ons zaailingen en wij kweken onze eigen dijkbomen.’
Het voelde als een schaakspel. Een opeenvolging van zetten.
‘Ik denk niet dat de Dijkraad ooit zal toestemmen, admiraal. De genetica van de dijkbomen is ons kostbaarste bezit, ons best bewaarde geheim. De zaailingen werden honderden keren gestolen door buitenlanders. Ze schoten op, spreidde hun eerste blaadjes en altijd, altijd verwelkten ze op de twintigste dag.’
‘Wij zijn ook Nederlanders! Het is idioot dat alleen een dijkgraaf de planten kan ontgrendelen!’
‘Zo zijn de zaken nu eenmaal geregeld. Iedere dijkgraaf is bovendien geconditioneerd: hij kan alleen een stek ontgrendelen als hij met beide voeten op de Stuwdijk staat.’
‘Dat is mij nooit verteld.’
‘Het is geen geheim. Niet echt.’
‘Ik moet dit met de anderen bespreken.’ Ze wreef over haar lippen en ze verschoten van een fel kersenrood naar een bedachtzamer roze. ‘Laten we niets overhaast doen. We staan beiden gespannen als boogpezen, ja? Ik stel voor dat we elkaar over drie uur ontmoeten. Onder het genot van een glas Moezelwijn en een schaal met versnaperingen?’
Het leek hem lomp om te weigeren.
‘Ik zal er zijn.’ Hij stak zijn hand uit maar ze omhelsde hem, kuste hem vol op de mond.
‘Sorry,’ lachte ze, ‘maar ik kon het niet laten.’ Ze draaide zich om en liep de loopplank van haar schip op voordat hij kon antwoorden.
Marco knipperde met zijn ogen en likte zijn lippen. Hij had niet teruggekust – natuurlijk niet! – maar hij proefde een spoor van haar lippenstift. Het smaakte vaag bekend, iets van vroeger. Had ze de lippenstift opgedaan uit de tijd dat zij zijn vriendinnetje was?
Het zou een typische Edith-actie zijn: alles gebruiken om een voordeel te behalen.
Hij bevochtigde zijn lippen. Op de een of andere manier leek zijn kop in vuur en vlam te staan. Het was toch zeker geen schaamte? Het was tenslotte maar een kus. Ja, zij was destijds zijn eerste vriendinnetje, maar dat was lang geleden, en he-le-maal over.
Hoofdschuddend vertrok Marco van de aanlegsteiger. Wolkenadmiraal Edith van Oudekerke was iets van plan, zoveel was zeker.
Maar ze is dan ook wel een verdraaid slimme en beeldschone vrouw. Huh? Waar komt die gedachte vandaan? Gehaaid en knap. Dát is ze. Dat is ze altijd al geweest. Ik moet duivels goed op mijn tellen passen voor haar streken.
Marco likte nogmaals zijn lippen.
Hij liet zijn imp de binnenkomende vragen van de andere dijkgraven afwimpelen met de mededeling: ‘Van Oudekerke begint te beseffen dat ze haar zin niet gaat krijgen. Ze heeft een reces van drie uur aangevraagd, dan zien we verder. Ik houd jullie op de hoogte.’
Vanaf het platform koos Marco een pad naar beneden, naar de voet van de binnendijk, de zoetwaterkant.
Voorbij de rietzoom zwommen eenden, zwarte nijlganzen en knobbelzwanen, veilig in de Nederzee. Achter hem rees de Stuwdijk, voor hem kabbelde de Nederzee, met her en der o zo Nederlandse drijvende dorpjes en stadjes. De schaduw van de dijkbomen strekte tot ver in het water. Dit al was een van de redenen dat hij een dijkgraaf was geworden: om het te behouden. Te veel wolkenschepen bracht deze perfecte idylle in gevaar. Veiligheid ging voor winst of macht.
Als Edith dat nou eens zag!
Natuurlijk zal ze dat zien. Ik kan haar overtuigen.
Ik weet zeker dat ze in de komende uren tot inkeer zal komen.
Met stevige pas begon Marco aan zijn wandeling. Dat zou zijn hoofd leegmaken en die rare opvlieging verjagen.
De smaak van Edith sluimerde nog steeds vaag na op zijn lippen.
#
Na drie uur was Marco terug bij het wolkenschip.
Edith stond hem op te wachten en keek hem aandachtig aan.
‘Wil je aan boord van mijn schip komen, beste Marco?’ Ze haalde haar hand door haar haar en lachte lief.
‘Graag! Het is je eigen wolkenschip? Wat fascinerend!’
Ik heb beet, ik weet zeker dat ze mij ziet zitten.
Ze kan haar ogen niet van mij afhouden.
Galant bood hij haar een arm aan. ‘Ik wil alles zien. Ik wil alles van je leven weten.’
Edith accepteerde zijn arm en sloot haar hand in de zijne. ‘Oh, ik ben zo blij dat je je zo voelt, Marco. Je bent veel minder… stug, nu.’
‘Als jij blij bent, ben ik dat helemaal.’ Het voelde zo goed om haar vast te houden, om haar geur te ruiken, haar smaak op zijn lippen.
‘Je voelt je oké, Marco?’
‘Kon niet beter!’
Later kon hij zich niet veel van de rondleiding herinneren.
Hij kon zijn ogen domweg niet Edith afhouden.
Alles wat zij vertelde was zo ontzettend interessant en grappig.
‘We dineren in mijn eigen kajuit, dat is wel zo prettig.’
Zij kneep zachtjes in zijn hand.
Hij kneep terug en waagde het om haar naar zich toe te trekken. Ze stribbelde niet tegen toen hij haar kuste. Integendeel zelfs.
Toen ze moesten pauzeren om adem te halen, zei Edith: ‘Misschien kunnen we later wel dineren.’
Ze blikte naar de deur van haar kajuit die niet veel verderop was, hoog in de boeg. ‘Lijkt je dat een goed idee?’
‘Zeker weten!’ Marco wist precies wat zij eerst gingen doen. Zij wilde het, hij wilde het. Het was nog nooit zo duidelijk geweest. Hij wilde al in beweging komen, maar Edith hield hem met zachte hand staande.
Zij keek hem aan. ‘Marco, zou jij met mij mee willen reizen op mijn schip? Kom met mij mee en zie met je eigen ogen hoeveel goed wij doen.’
Wat een geweldig idee! ‘Natuurlijk!’
‘Mooi. Het lijkt mij handig als je je raad een bericht stuurt dat je met mij meegaat om een oplossing te zoeken. Ik stuur je een tekst die passend is.’
Marco’s imp liet de tekst zien die binnen kwam.
Het bevatte zinsneden als ‘wederzijds belang’ en ‘oplossingsgericht handelen’ en ‘volste vertrouwen’.
‘Ik heb het naar de Raad verstuurd,’ zei Marco.
Edith glimlachte, een engelenglimlach. Ze trok hem mee in de richting van haar kajuit. ‘Kom, laten we onze reis beginnen.’
#
De admiraalshut keek uit over een wolkenlandschap.
Aan de horizon stak deze ochtend een rij getande bergen uit de zilveren nevelzee omhoog. De Dolomieten?
De Franse Alpen? Als dijkgraaf kende Marco iedere zandbank in de Nederzee, de positie van elk rieteiland, maar buitenlandse geografie had hem nooit bijster geïnteresseerd.
Edith stapte de drempel over, een vol dienblad in haar handen. ‘En dan is er een ontbijt op bed!’
Haar haar zat op een prachtige manier door elkaar en ze had van die lome ogen. Slaapkamerogen, noemden ze dat niet zo? Ze begroette hem met een langdurige kus en een kopje Lapsang Souchong, zijn favoriete smaak.
Dit is het paradijs. Waarom zijn we dit geen jaren eerder gaan doen? We zijn we voor elkaar gemaakt. Er was een reden waarom dat niet gebeurd was, maar op de een of andere manier deed die er niet meer toe. Al zijn herinneringen leken onbelangrijk, als vergeelde foto’s die mooi in hun doos mogen blijven zitten. Alleen het nu telde.
Croissants met granaatappeljam, een wijnglas met grapefruitsap, nog een kopje thee en daarna nestelde ze zich weer in zijn armen. Waar ze thuishoorde.
Toen ze voor de derde keer die ochtend op hem klom, protesteerde hij: ‘Ik ben geen achttien meer.’
‘Best wel!’ lachte ze en ze had verdorie nog gelijk ook.
‘De Middellandse zee,’ zei ze later die dag. Het wolkenschip had zich de Afrikaanse straalstroom ingehesen en ging nu razendsnel, bijna even hard als de legendarische vliegtuigen. De oververhitte Aarde had de straalstromen in de hoogste versnelling gezet: vierhonderd kilometer per uur, zeshonderd.
‘Kijk, je kunt de toppen van de flatgebouwen nog zien. Daar ging Nice kopje onder en verderop klotst het water over de parkeerplaats van het casino.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Zoveel water en allemaal bremzout. We boden aan de Middellandse zee af te sluiten maar ze wilden niet luisteren.’
‘Dijken zeggen ze niks maar ons kent ieder kind. De Hollandse wolkenschepen.’
‘Waar zijn we eigenlijk naar op weg?’
‘De Negev. Daar betalen ze ons met zeldzame aardes, de zaden van zoutminnende dadels, organische brandewijn.’
Twee dagen later maakte het wolkenschip een zwieper naar rechts en de woestijn lag onder hen. Honderden tinten onder een spinnenweb van groen.
‘Elke groene streep is een vlucht van een wolkenschip,’ zei Edith. ‘Wij begieten het land waar ze opgevoerde zaden hebben gezaaid. Ze hebben alleen dat kleine zetje van een regenbui nodig en dan kunnen ze het verder zelf. Nu ja, niet helemaal. We moeten elke vier, vijf jaar nog een ondersteunende regenvlucht maken voor het echt geworteld zit.’
Ze zakten omlaag en de regen begon. Sluiers van vocht zwierden over steenvlakten, de eindeloze duinen.
In hun kielzog kleurde het land blauw en rood, klaproosoranje en schitterend groen.
‘Ze ontluiken. Woestijnplanten weten dat ze van iedere druppel water moeten profiteren.’
Die avond daalden ze af naar de hoofdstad van de Sefardisch-Palestijnse Unie. Zijden tenten zo ver het oog strekte en elke tent functioneerde zowel als zonnepaneel en als dauwnet.
Hun gastheer Yehudi Ben Hassan duwde Marco een spies nog sissend lamsvlees in de hand, schonk zijn kalebas vol dadelwijn. Ze toasten.
‘Moge de woestijn met tienduizend bloemen bloeien,’ zei hij. ‘Moge jullie de regens elke lente over de horizon aandragen.’
‘Reken op ons,’ zei Edith.
Yehudi grinnikte. ‘Ik reken op jullie hebzucht. Zolang wij zeldzame aardes opgraven zullen jullie de regens brengen.’
Er klonk geen afkeuring in zijn stem door. Bij Hollanders wist je tenminste wat je aan ze had, leek hij te zeggen. Niks geen belegen bloedwraak of sluwe plannen, gewoon geld verdienen.
Een vrouw stapte het licht van het kampvuur in, hief een mandoline en begon te zingen. Marco’s imp vertaalde de woorden automatisch.
‘Volgend jaar
Zullen we elkaar ontmoeten
Bij de muren van Jorsaleem.
We zullen hand in hand
Door de poorten gaan.
Sommigen van ons
Bezoeken de Klaagmuur
En het graf van Joshua.
Anderen de Al Aqsamoskee.
Volgend jaar
Zullen we elkaar ontmoeten
Bij de muren van Jorsaleem.
Als wij de Chinezen verdreven hebben.
Volgend jaar.
Volgend jaar.’
Ze zweeg en wandelde de nacht opnieuw in.
‘Dat klonk nogal droevig,’ zei Marco.
‘Och,’ antwoordde Yehudi. ‘Het is waarschijnlijk een onuitvoerbare droom en zolang zitten we hier goed. Mijn buurman is Hamas, mijn dochter trouwde een Wahabi hydroloog. De Chinezen pikten onze heilige stad in en nu hebben wij een vijand. Lieden die zo slecht zijn dat we vergaten om met elkaar te vechten.’
Hij knikte. ‘Jullie water hielp ook. De wolkenmensen wilden alleen maar met een coöperatie zakendoen, niet met honderden vechtende groepjes die elkaars pijpleidingen opbliezen.’
Zijn imp hees zich zijn ooghoek in. ‘Martha wil je spreken.’
‘Martha wie? Zeg haar dat ik bezig ben. En dat ze mij niet lastig moet vallen.’ Hij sloeg een arm om Ediths schouder.
‘Ze beweert dat het dringend is. Dat ze al vijf dagen niets van je gehoord heeft.’
‘Waar slaat dit op! Ik ben verdorie… op… eh…’
‘Dienstreis. Blokkeer haar,’ zei Edith.
‘Ja. Blokkeer haar, imp.’
#
Met dikke rubberen handschoenen aan en een ademmasker op, opende Edith de doorzichtige verpakking die bedrukt was met Chinees schrift. Het kwam van dezelfde handelaar bij wie ze haar lippenstift had gekocht, maar dit was heel wat krachtiger. Niet krachtig genoeg om de ingeprente blokkades van de dijkgraven te doorbreken, maar dat hoefde ook helemaal niet. Je moest gewoon je verstand gebruiken.
Het kleine rode staafje, niet dikker dan een vingernagel, zag er onschuldig uit, als een stukje snoep. Zorgvuldig legde zij het strookje op de wang van de slapende Marco.
Binnen drie tellen was het volledig opgelost.
Marco sliep ronkend door.
#
‘Assistent dijkgraaf Edith van Oudekerke meldt zich, dijkgraaf Zevenaar.’
Marco knipperde met zijn ogen. De knappe, blonde vrouw in het donkere dijkbewakers-uniform kwam hem vaag bekend voor, maar hij kon zich niet herinneren waar hij haar eerder had gezien. En waar was hij nu? Zijn herinneringen waren als Enkhuizer ochtendmist na een driedaags drinkgelag.
Marco keek om zich heen. De kleine ruimte had geen ramen. Langs de wanden stond een rij glazen stolpen met in elk van hen een stekje dat onmiskenbaar van een dijkboom was.
Een broedserre, in de stuwdijk. Ja, natuurlijk. Het is wel veranderd sinds ik er voor het laatst was. Maar ja, dat was ook alweer wat jaartjes geleden.
Het leek wel of de hele kamer subtiel schommelde, maar dat was natuurlijk onzin. De Stuwdijk schommelde niet! Die stond onwrikbaar in de bodem en hield de Nederzee intact. Allemaal dankzij de gigantische dijkbomen.
‘Ahem, dijkgraaf. Vandaag staat de genetische ontgrendeling van de dijkbomen op het programma,’ herinnerde de assistent-dijkgraaf hem. ‘Over twee maanden word ik bevorderd tot dijkgraaf en j… u ging mij uitleggen hoe ik de zelfvernietigingsgenen kan uitzetten.’
‘Ah, ja. Ja, natuurlijk.’ Marco rechtte zijn schouders. ‘De eerste stap is het uitschakelen van je imp. Deze informatie moet je van buiten leren. Het mag nooit digitaal worden opgeslagen.’
De assistent-dijkgraaf knikte ijverig, gaf een draai met haar pols. ‘Mijn imp is uitgeschakeld.’
‘Uitstekend. Ik zie daar een gen-manipulator staan. Hoe is je zangstem, Van Oudekerke? Ken je de tekst van “Ketelbinkie”?’
‘Uh… ja?’ Het nummer was een van de dozijn verplichte liederen die in iedere kindercrèche werd onderwezen. Trots kweken voor de glorieuze, zilte Nederlandse geschiedenis. Beukende stormen, rijzend water, mega-technologie, koopmanschap en noeste arbeid. Naast de muziek waren er natuurlijk nog games, films, toneelstukken en een hele oceaan aan best wel foute, speculatieve literatuur: “De Modderzuiger Marietje Neeltje”, “Hollandse Meiden op Avontuur op Antarctica” en “De Vliegende Hollanders Schieten te Hulp”.
‘Begin maar te zingen. De ontsluitingscode is gebaseerd op het metrum van dat nummer.’
Edith van Oudekerke had een rokerige mezzosopraan die goed paste bij Marco’s bas-bariton. ‘Toen wij uit Rotterdam vertrokken…
‘Wilt u een snoepje, dijkgraaf? Na al dat zingen zal uw stem wel schor zijn.’
Met een glimlach accepteerde Marco het dunne, rode plakje uit de cellofaan wrapper. Het zag eruit alsof het naar aardbeien of bessen zou smaken, maar dat was oké. Zijn keel voelde inderdaad wat droog aan.
#
De drooggevallen waterloop van de Congo, met alleen hier en daar een plukje overgebleven oerwoud. Steden die door het water verzwolgen waren en andere die in de steek waren gelaten omdat het gras verdorde en er enkel verschuivende duinen overbleven.
Zoveel rampen maar de wolkenschepen deden overal wat ze konden, ook al werden ze er zelf zelden slechter van. Eigenlijk nooit. Maar ja, de schoorsteen moet ook kunnen blijven roken, zoals Marco’s imp zou zeggen. Paupers kunnen niemand helpen en niet eens zichzelf.
Ze pikten uiteindelijk een andere luchtstroom op en arriveerden boven de Aral zee. Dat ‘zee’ klopte al anderhalve eeuw niet meer, eerder een meer van bremzout water omgeven door verblindend witte zoutvelden. Het bewoonbare land lag er in een halve cirkel omheen. Het oogde mosgroen en elk jaar besproeiden de luchtschepen de landerijen.
Marco zat naast zijn geliefde op de bank in de stuurkamer toen het grote scherm aanknipte. Een gezicht verscheen, zo uitvergroot dat je iedere porie kon zien en de baardharen wel takkenbossen leken.
Edith veerde op. ‘Ah, graaf Oleg. Een plezier u weer te zien.’
‘Dat plezier is niet wederzijds,’ zei de graaf. Zijn ogen puilden uit, zijn lippen sidderden. Het was duidelijk dat hij in de greep van razernij verkeerde. ‘Jullie hemelmonsters. Jullie zuigen ons uit! Jullie verslinden onze cultuur. Onze maagdelijke dochters zingen “Twee emmertjes water halen” op hun huwelijksfeest en dansen zonder hoofddoek. Vaders noemen hun zonen Michiel of Maarten Harperszoon. Dat doen zelfs jullie Hollanders niet!’
Edith hief haar handen bezwerend op. ‘Rustig, graaf. Kalm. Wij komen enkel water brengen. Wij hebben niets met jullie cultuur.’
‘Dat is het juist. Jullie zijn barbaren. Nekulturny!’
Hij hief een dramatisch vuist. ‘Daar maak ik een eind aan. Nu.’ De camera zoomde uit en Marco zag dat de graaf in een controlekamer vol beeldschermen stond.
Het zag er allemachtig antiek uit, twintigste-eeuws bijna, maar juist in die tijd hadden ze de vreselijkste wapens geconstrueerd. Raketten die een straalvliegtuig in volle vlucht konden neerhalen, bommen die een stad in een vuurzee konden veranderen. Graaf Oleg boog zich voorover, drukte twee knoppen in en draaide vervolgens een roestige sleutel om toen de schermen een wolkenschip vertoonde.
Marco herkende het silhouet: het was Ediths vlaggenschip.
Twee condenssporen snelden door de hemel, convergeerden op het vlaggenschip. De vloer kantelde en het gezicht van de graaf kromp tot een sidderende stip. Een seconde later explodeerde het tweede projectiel.
‘Dat was onverstandig,’ zei Edith. ‘Zelfs een vriendelijke lobbes kun je beter niet schoppen.’ Ze stak een hand in de lucht. ‘Aan alle schepen. Stijg op naar de stratosfeer en zet de regen op hagel.’ Haar gezicht was een grimas, een demonisch masker. ‘De hagelstenen zullen zo groot als ganzeneieren zijn, als vuisten. Geen boomgaard blijft intact, geen kas.’
‘Maar…’ protesteerde Marco. ‘Het is alleen die idiote graaf. Zijn onderdanen hebben er niets mee te maken. Ze zingen “Twee emmertjes water halen” en noemen hun kinderen Maarten.’
‘Als je eenmaal over je heen laat lopen, trekken ze de volgende keer soldatenlaarzen met spijkerzolen aan.’
Het derde projectiel explodeerde en de opbollende vloer slingerde Edith en Marco tegen het plafond, liet ze terugvallen als ledenpoppen.
#
‘Sorry u te wekken, meneer van Oudekerke, maar nu de groot-admiraal in coma ligt, bent u haar opvolger. Als echtgenoot.’
‘Echtgenoot?’ Zijn gedachten voelden traag als stroop. ‘Maar mijn naam is Zevenaar.’
‘Volgens de imp van de groot-admiraal heeft de scheepskapelaan jullie in het huwelijk verbonden op de derde dag.’
‘Doet er niet toe. Hoe is met haar? Wanneer kan ik haar zien?’
‘Ze zit diep in het medisch schuim gewikkeld. We gaven haar een tijdelijk hart uit het noodaquarium, maar dat blijft altijd een gok. Persoonlijk geprint is altijd beter.’
Marco hees zich overeind. Zijn linkerbeen zat in het regenereergips zag hij, en zijn neus voelde ook vreemd. ‘Zet koers naar de Stuwdijk. Zo snel mogelijk.’
In zijn hoofd gonsde een vreemd soort leegte.
Hoe had hij zijn eigen huwelijk kunnen vergeten? En het was niet langer dan maand geleden. Het moet de klap zijn geweest. Ongetwijfeld komt de rest van mij herinneringen ook weer terug.
Natuurlijk had Marco miljoenen keren de Nederzee via drones bekeken, maar het was toch anders, zo staand op het deinende dek van een wolkenschip en met de wind die zijn ogen deed tranen.
‘Ediths toestand is stabiel,’ meldde het scheepssysteem via zijn imp. ‘Er staan ambulances voor haar en de bemanning klaar bij het afmeerplatform. Iedereen wordt ook gecontroleerd op stralingsziekte. De medische AI’s popelen: zulke zeldzame verwondingen zijn een buitenkansje!’
Stelletje digitale aasgieren! Nou ja, goed dat ze er zijn. Alles sal reg kom.
‘Edith gaat als eerste van boord,’ beval Marco.
‘Daarna de rest van de bemanning en ik als laatste. Ze zijn mijn verantwoordelijkheid.’
Gesproken als een ware schipper… Nou ja, ook als een dijkgraaf. Een dijkgraaf blijft op zijn post totdat het gevaar is bezworen, of hij wordt weggespoeld.
‘Aye, aye, kapitein!’
Ziekenhuizen waren allang geen grote, onpersoonlijke gebouwen meer met eindeloze gangen en kamers die stonken naar schoonmaakmiddelen. In plaats daarvan lag iedere patiënt in een knusse, huiselijke slaapkamer met uitzicht op binnenvennen langs de Stuwdijk. Alle apparatuur, inclusief de diagnose-AI, zat in muren en het comfortabele meubilair verwerkt.
Marco had voor een menselijke arts gekozen, die via zijn imp verbonden was met zijn AI-collega’s. ‘Met mevrouw Van Oudekerke komt alles goed. We houden haar nog een nachtje voor observatie, en dan kan ze naar huis.’
Marco knikte. Een molensteen rolde van zijn hart.
‘En de bemanning van het schip?’
‘Allemaal gezond als pekelharing. Het scheepssysteem heeft goed werk verricht. De meesten zijn alweer aan boord.’
‘Prima.’ Het was inderdaad prima, maar Marco voelde toch een vage onrust. Het was alsof er iets niet klopte. En het gevoel werd met het moment sterker.
‘Wat u betreft, meneer Zevenaar, u kunt over twintig minuten vertrekken. Uw verwondingen zijn inmiddels volledig hersteld.’
‘Uhm, waarom dan de vertraging?’
De arts keek Marco aan. ‘Behalve de schade van straling en de verwondingen door de schokgolf, troffen we in uw bloed nog wat anders aan. Iets wat er niet hoorde te zitten. We hebben het geanalyseerd en u had sporen van verschillende Chinese gedragsserums in uw lichaam. Een liefdeselixer waardoor u hotel de botel wordt van de eerste persoon wiens geur u opsnuift. Plus een zwaarder geval, een GMB-plus en oxytocine cocktail. Het slachtoffer verliest tijdelijk zijn geheugen en wordt uiterst ontvankelijk voor suggestie. Deze middelen staan in Nederland op de zwarte lijst en wij hebben u daarom een serie antidota toegediend die de werking ongedaan zal maken. Over tien, vijftien minuten zijn de serums uitgeschakeld en zult u zich de meeste dingen weer herinneren. Het kan wel zijn dat het tweede serum permanent herinneringen heeft gewist, maar het zij zo.’
Liefdeselixer? Geheugenwisser? Onzin! Pure kletsika.
Ik…
Het was geen onzin. Marco wist opeens afgrijselijk zeker dat het geen onzin was.
Hij wist ook precies wie het hem had toegediend.
Starend naar het rustgevende landschap, kwamen de herinneringen van de afgelopen weken bovendrijven als giftige gasbellen uit verzonken industriële landschappen. Zijn plotse, doldwaze verliefdheid op Edith, de landen die ze hadden gezien, de nacht in de woestijn met de vrouw met de mandoline, de aanval van de krankzinnige Russische graaf.
Waarom?
Omdat ze mij voor zich wilde winnen. Ze dacht dat als de opper-dijkgraaf overstag ging, de rest van de Dijkraad wel zou volgen… De arrogantie! De kortzichtigheid. Edith snapt echt niets van het grotere belang. Ze denkt alleen maar in termen van macht en overreding. Dat is altijd al zo geweest en…
Plotseling kwamen er andere herinneringen boven.
Zaken die Edith hem had laten vergeten.
‘Martha!’ riep Marco ontzet. O God, Martha! Mijn vrouw. En Janneke!
‘Ik moet naar huis, direct,’ riep Marco tegen zijn imp. ‘Regel een auto!’
‘Geregeld. Twee rechercheurs van de politie willen graag een gesprek met je. Ze willen weten of je aangifte wil doen tegen groot-admiraal Edith van Oudekerke.’
‘Aangifte? Nee! Daar heb ik geen tijd voor. Bovendien valt er niks te bewijzen. Ik moet zo snel mogelijk naar huis, naar Martha.’
#
De auto stopte voor precies voor het tuinhekje en pa stapte uit.
Pa? Ja het was inderdaad haar vader, maar wat was hij veranderd de laatste paar weken. Een gebruinde huid die uitstekend stond bij zijn grijze haar. En hij was een beetje magerder in zijn gezicht. Hij keek zorgelijk, zoals iedere terugkerende held, of zondaar, hoorde te doen.
Janneke Marthasdochter keek naar haar moeder.
Zal ze hem überhaupt wel binnenlaten? Of gaat ze met servies smijten? Het is nou niet bepaald alsof ma en pa ooit veel ruzie hadden maar dit is wel de allereerste keer dat pa er met een vuige, verleidelijke jeugdliefde vandoor ging en pas na een paar weken terugkeert.
Wauw, het leek wel een historisch drama, alleen dit was werkelijkheid en daardoor allemaal veel enger.
En spannender, zei een stemmetje dat niet van haar imp was maar helemaal van haarzelf.
De voordeur ging open: ma had hem niet geblokkeerd.
Geen woorden, geen verwijten, geen aarzeling. Haar vader en haar moeder vlogen elkaar in de armen. Het leek er verdacht veel op dat er tranen uit hun ogen rolden.
Ma wenkte haar en bijna als vanzelf kwam Janneke in beweging. Met twee, drie stuntelstappen was ze bij haar ouders en gooide haar armen om hen heen.
Het was het beste gevoel ter wereld.
Uitleg, verklaringen, excuses… Het zou allemaal later wel komen. Haar vader was terug, dat was het belangrijkste.
Wacht maar tot ik de beelden op school laat zien. Mijn vriendinnen zullen zo jaloers zijn!
#
‘Een, eh, dame wenst je te spreken,’ zei zijn imp. Marco hoefde niet te vragen welke dame dat was. ‘Geef haar maar door. En mieter haar tegelijk van mijn vriendenlijst af. Ja, zet haar op zwart. Het blijft bij dit ene gesprek.’
Haar gezicht was anders: absoluut en verterend sexy. Edith moest zijn seksuele profiel gehackt hebben en ze had haar make-up gefinetuned. Wenkbrauwen precies de juiste boogjes, smokey eyes maar toch ingetogen, een diep decolleté. Het ergerde hem mateloos dat hij meteen een erectie kreeg. Denk ze echt dat ik daar weer intrap?
‘Het is jammer dat het zo liep,’ begon ze.
‘Je hypnotiseerde me. Je kus, dat was geen haar beter dan een scheut rohypnol in mijn koffie gieten!’
‘Je vindt mij aardig. Je hebt altijd van mij gehouden. Die kus hielp maar een beetje. Een geheugensteuntje, een duwtje in de rug.’
Een het stomme was dat ze gelijk had. Zelfs nu hij haar haatte, kon hij een alternatieve toekomst zien, eentje waar hij met haar op een wolkenschip meegevaren was, de eindeloze blauwe hemels in. Als ze mij niet op het examenfeest had laten zitten…
‘Ik zou je voor de Raad moeten dagen. Het was een ontvoering.’
‘De Raad heeft niets meer over ons te zeggen. De Blauwe Coalitie verklaart zich op dit moment onafhankelijk. We zitten al halverwege de Duitse Golf en zullen ons eigen Holland bouwen.’
‘Een beetje een probleem zonder dijkbomen.’
‘Och, wij zullen ons wel weten te redden. Je zal het zien de komende jaren.’ Ze verbrak de verbinding.
#
Ze hadden een live band op Jannekes eindfeest: een dozijn opgevoerde mandrils die op trommels roffelden, een albinozanger met een gitaar die zo nu en dan tot een zwaard morfde, een achtergrondkoor met tijgermeisjes wier staarten op de ritmes zwaaiden.
Het had perfect kunnen zijn want ze was dol op Myth-pop en Papa had Martha voor het eerst op zijn eindfeest ontmoet. Eigenlijk had ze ook zoiets verwacht: haar prins op het witte paard en ze had heel zeker geweten dat die prins Lester Delacroix heette.
Alleen danste die glazige wateraardappel nu al een half uur met die griet uit 6B. Linda-Margaretha was waarschijnlijk het mooiste meisje van hun jaar maar dat was geen excuus. Lester heeft mij verdorie gevraagd! Ik had net zo lief voor het scherm opgekruld gelegen en The White Walkers Return nog een keer gespeeld.
Ze tuurde naar hem, haar blik een zengende laserstraal, maar hij was paranormaal gezien blijkbaar blind en doof en keek niet één keer in haar richting.
Langzaam werd ze zich bewust van een kriebel in haar eigen nek, een vreemde onstoffelijke druk.
Iemand keek naar haar, even gespannen als zij naar Lester tuurde. Ze zocht de dansvloer af en hun blikken kruisten. Ja, hij keek naar haar, maakte een handgebaar, gaf een vragende ruk met zijn hoofd.
Waarom ook niet? Ze knikte naar hem, slenterde over de vloer van gestabiliseerd ijs IV.
In de schemering bleef zijn gezicht een grijze ovaal, maar ze zou wel zien. Iedere haven is goed in een gierende storm, zoals ze zeggen. Niet dat ze wanhopig was, maar ze wilde dolgraag Lesters uitdrukking zien als ze langs danste aan de arm van een andere jongen.
Hij pingde haar en er verscheen een imp in haar ooghoek. Het was een wolk met een halo en een enkel oog. Een Wolkenjongen. Hij durft. Er zitten enkel Dijkers op deze school. Dat is even roekeloos als een kennel met bloedhonden binnenwandelen met een worst om je nek.
Ze moest het gesubvocaliseerd hebben want de wolk knipoogde naar haar.
‘Het was een weddenschap,’ kwam zijn stem. ‘Mijn vrienden zeiden dat ik jullie feest nooit zou durven crashen. Niet in mijn uniform.’
Hij was nu vlakbij en ze zag dat hij inderdaad het uniform van een adelborst droeg met het embleem van de wolk die drie regendruppels liet vallen. Of nee, dit was geen reguliere Wolker, niet met de twee bliksemschichten die de wolk flankeerden.
‘Je bent van de Blauwe Coalitie! Van Groter Holland!’
Ze had haar vader vaak op de Coalitie horen foeteren.
‘Groot Holland,’ mopperde hij. ‘Puur kolonialisme is het! Ze hangen een wolkenschip boven een vluchtelingenkamp en laten het regenen tot alles groen kleurt. “Sluit je bij ons aan,” zeggen ze ten slotte, “Of we vertrekken weer.” Natuurlijk zeggen die arme sloebers “Ja graag” en Groot Holland heeft er weer een provincie bij. En bovendien jatten ze de dijkbomen van ons.’
Zij staarde hem aan. Dit was de vijand dus en zijn huid was diep gebruind door uitheemse zonnen, zijn ogen staalgrijs. Zo romantisch.
‘Eddie junior. Zo heet ik. Hopelijk is dat geen bezwaar? Dat ik een Blauwe Wolker ben?’ zei hij. ‘Ik weet dat jullie hier allemaal Dijkers zijn en…’
Zij pakte zijn hand vast, glimlachte. Haar hart zong. Geen prins op een wit paard maar een witte wolk voldeed, vooral een met donder en bliksem.
‘Ik heet Janneke en mijn vader is de opper-dijkgraaf.’
‘Serieus? Ha, mijn imp ontploft bijna! Volgens hem ben je de meest onverstandige keuze om ten dans te vragen.’
Haar eigen imp knipperde ook al urgent, gebaarde met zijn mokerhamer. ‘Stop! Stop! Dat is Eddie van Oudekerke junior! Hij is de zoon van de groot-admiraal Van Oudekerke zelf! Puur vergif!’
Ze trok hem de dansvloer op. ‘Laten we onze ouders schokken. Mijn vader zal briesen als een ijsbeer, je moeder haar statiepet afrukken en vertrappen.’
Hij lachte opgetogen. ‘We doen een Romeo en Julia en stelen een wolk en een stek. Maken ons eigen Nederland!’
‘Dat lijkt mij een puik plan,’ zei Janneke. ‘Maar zullen we eerst eens kussen?’
###