De grijze kat sloop op fluisterstille pootjes door de gangen van het zorgcentrum. De nachtzuster die in het kantoortje zat, merkte hem niet eens op. Als ze hem gezien had, dan was ze hem ongetwijfeld achternagegaan gezien zijn bijzondere gewoonten, die bij iedere werknemer van Lindendael inmiddels wel bekend waren.
Maar ze zag hem niet. Heathcliff vervolgde zijn weg naar een van de kamers die in het hospice gedeelte van het zorg gelegen was en duwde met zijn grote katerkop de deur open. De kamer was klein maar knus ingericht met een bed onder het raam en een comfortabele stoel die ernaast kon worden getrokken. De stoel was op dit tijdstip leeg. Morgenochtend zou de kleindochter van meneer Veenstra weer terugkomen, maar voor nu was ze teruggegaan naar haar eigen huis om te eten en te douchen, en een hazenslaapje te pakken. Meneer Veenstra had prostaatkanker en verbleef al een tijdje in het hospice. In de laatste weken ging het slechter met hem en daarom had hij doorlopend bezoek. Tot nu toe was zijn kleindochter amper van zijn zijde geweken, hoewel het niet de verwachting was dat hij binnen nu en een aantal dagen zou sterven.
Meneer Veenstra lag op zijn rug, de handen boven de dekens en snurkte luid. De gordijnen van de kamer lieten straaltjes maanlicht door die afwisselend in strepen over het beddengoed vielen. De kat trippelde naar het bed en sprong licht als een veertje op het voeteneind. Daar nestelde hij zich, de staart om het lichaam gekruld, en staarde naar de man in het bed.
Een tijdlang bleef alles in de kamer zoals het was. Het enige geluid dat de stilte doorbrak was het zachte getik van de klok aan de muur en het gesnurk van meneer Veenstra.
Totdat aan de andere kant van de kamer de deur weer openging en een in het wit geklede gedaante de kamer binnenstapte. De verpleger bewoog zich licht door het vertrek. Hij nam positie in aan de zijkant van het bed, tussen het raam en het meubelstuk. Hij legde zijn hand op een van meneer Veenstra’s handen en keek de man welwillend aan.
Het gesnurk uit het bed klonk benauwder. Meneer Veenstra’s handen verkrampten wat op het dekbed. Zijn ademhaling kwam steeds hortender maar hij werd niet wakker. Heathcliff stond op en nestelde zich naast de man op het kussen, zijn kop tegen de wang van meneer Veenstra gevleid. Die worstelde steeds heviger om adem te halen, totdat zijn borstkas nog eenmaal scherp omhoogkwam en vervolgens voor de laatste maal terug zakte. Het enige dat nu nog te horen was in de kamer, was het zachte tikken van de klok.
Heathcliff kwam overeind, waste nog even zijn snorharen en sprong van het bed. De verpleger volgde hem zonder plichtplegingen, meneer Veenstra dood achter latend.
#
‘Zet die beeldjes maar daar neer.’ Marie-Louise gebaarde vanuit haar rolstoel met haar stok naar het lage tafeltje rechts tegen de muur. Ze vond het prettig dat ze in ieder geval een deel van haar vertrouwde meubeltjes mee had kunnen nemen. Lindendael had gezorgd voor een fatsoenlijke vloerbedekking en een neutraal behang, maar de rest van het meubilair was dodelijk saai geweest en Marie-Louise was nu eenmaal niet saai. En dus had ze op eigen kosten de kamers opnieuw in laten richten met haar eigen spullen. Het zag er naar uit dat ze hier voorlopig wel even zou blijven dus waarom niet in een prettige omgeving?
Ze draaide zich in de stoel om toen er achter haar werd aangeklopt. De deur naar de gang stond nog open omdat de verhuizers nog in- en uitliepen, maar degene die had geklopt was blijkbaar zo beleefd om niet onaangekondigd naar binnen te lopen. Het was een van de verpleegkundigen, een andere dan degene die haar de weg had gewezen naar haar nieuwe verblijf.
‘Mevrouw van As? Ik ben Lisa, en ik ben een van uw vaste aanspreekpunten. Hoe is het met uw heup?’
Marie-Louise klopte op haar linkerbeen. ‘Hij zit er nog aan, zullen we maar zeggen. Van mijn orthopeed mag ik er nog niet al te lang op staan, maar deze ouwe taart heeft zich nooit zo heel veel van dokters aangetrokken.’ Ze strekte haar been voorzichtig, plantte de loopstok stevig op de vloer en zette zich vervolgens met haar goede been af. De rolstoel, die op zijn remmen stond, gaf wat tegenwicht en ze kwam krakend overeind.
Lisa schoot haar te hulp maar Marie-Louise wuifde haar weg met een vermoeid gebaar. ‘Niet nodig, het lukt wel. Best een prestatie voor zo’n oude tang als ik nietwaar?’
Lisa greep haar toch zachtjes bij haar schouder en begeleidde haar naar de zachte leunstoel die al jaren een van Marie-Louises favorietjes was. De zitting was flink doorgezakt, maar dat vond ze eigenlijk wel lekker zitten. Ze zakte er met een zucht in weg, klaar om de verhuizers met het laatste restantje van haar bezittingen rond te commanderen.
‘Ik kom iedere ochtend en avond met uw medicatie, maar als het te pijnlijk is, dan belt u hè?’ De verpleegkundige wees op het kastje met de groen oplichtende knop aan de muur. ‘Het is niet de bedoeling dat u pijn heeft. Morgenochtend komt de fysiotherapeut langs voor een intake om te kijken wat u met uw been kunt. We hebben u echt snel weer lopend hoor, dat komt helemaal goed!’
Marie-Louise greep haar bij haar hand – donkere vingers over een lichte pols geklemd. De tegenstelling tussen gerimpelde huid en gezond jong vlees was groot. Ze sloot haar ogen een momentje en haalde diep adem. De geur van zeep en shampoo en frisse jonge energie dreef haar neus binnen. Ja, dit was een prima plek. Ze opende haar ogen weer en keek Lisa aan. Het meisje keek bezorgd.
‘Je bent lief. En ga vanavond langs je vriendin en vertel haar over die engerd waar je een paar keer mee gedate hebt via … ‘- ze fronste haar wenkbrauwen – ‘dat chatprogramma. Bel desnoods de politie. Want dit is er eentje waar niet mee valt te spotten.’
De heldergroene ogen van de verpleegster werden groot en ze trok met een ruk haar pols los uit Marie-Louises hand. ‘Hoe … wie heeft er gekletst?’
Niemand, dacht Marie-Louise, maar dat hoef jij niet te weten.
‘Ik pik wel eens wat op,’ zei ze droogjes. ‘Maar doen hè? Voordat je ergens in een kelder verdwijnt waar niemand je hoort gillen.’ Ze knikte Lisa vriendelijk toe.
Het meisje wreef over haar pols en knikte onzeker. Zo ging het meestal. Ze voelden dat er iets niet klopte – dat Marie-Louise meer wist dan ze kon weten al leek er altijd een plausibele verklaring. Het was alsof ze het konden ruiken. Maar door de jaren heen was ze er enorm bedreven in geworden om mensen het idee te geven dat ze gewoon een oude roddelende weduwe was, die heel snel informatie verzamelde over de personen om haar heen. En dat was prima zo.
Lisa leek haar evenwicht weer een beetje hervonden te hebben en lachte ongemakkelijk. ‘Nou, ik geloof dat u hier snel uw draai gaat vinden. Ik zal er over nadenken. Maar zo’n creep is het nu ook weer niet hoor. Dat valt best mee.’ Het klonk een beetje te positief en Marie-Louise keek de verpleegkundige meewarig na, toen die zich omdraaide en de gang op liep. Meer kon ze niet doen.
#
Marie-Louise zwaaide beide benen vanaf het bed op de grond en schoof haar voeten in de pantoffels, die daar klaar stonden. Ze trok een dunne kamerjas om zich heen en stond voorzichtig op. De kamer was aardedonker op het groene lichtje van de noodknop naast haar bed na, maar dat was geen probleem. Ze had zich haar hele leven al gemakkelijk door de duisternis kunnen begeven.
Ze kon niet slapen, ook niets nieuws, en ze wist uit ervaring dat in bed blijven liggen meestal niets oploste. In principe werd van de bewoners gevraagd dat ze in de nachtelijke uren in hun bed bleven maar dat was geen harde regel. Marie-Louise vond dat ze oud genoeg was om haar eigen plan te kunnen trekken. Aan het einde van de hal was een kleine huiskamer en ze was van plan zich daar op de bank te nestelen met een tijdschrift en een kop koffie uit de automaat daar.
Voor ze de deur uitstapte greep ze haar stok, voor het geval ze onderweg een verpleegkundige tegen zou komen.
Terwijl ze de deur achter zich dicht trok werd ze opgeschrikt door een onverwacht gevoel tegen haar blote enkels. ‘Oh!’
De grote grijze huiskat – Heathcliff? – draaide rondjes rond haar enkels en bij ieder contact tussen zijn zachte vacht en haar huid huiverde ze. Ze duwde hem zachtjes met haar stok verder de hal in. ‘Ophoepelen makker. Ik vind jou helemaal niet fijn aanvoelen.’ De kat liet zich over het linoleum schuiven en keek haar nog even verwijtend aan voordat hij zijn weg vervolgde in de richting van de huiskamer. Marie-Louise rilde. Er hing iets rond die kat dat haar totaal niet aanstond.
Ze keek om zich heen. De hal was verlaten, dus ze wandelde op soepele voeten achter de kat aan, de stok ongebruikt in de hand. Het dier glipte de gezamenlijke ruimte in, en voor Marie-Louise hetzelfde deed, zette ze toch de stok op de grond en leunde er zwaar op. Dat was maar goed ook, want toen ze de huiskamer binnenkwam zat Lisa daar op een van de doorgezakte banken. De verpleegster sloeg echter geen acht op Marie-Louise, maar wel op de kat die door de ruimte trippelde op weg naar de gang aan de andere kant.
‘Oh nee,’ mompelde ze. Ze wreef afwezig over de grote blauwe plek die op een van haar polsen prijkte.
Toch niet geluisterd, dacht Marie-Louise.
Lisa stond op en leek zich toen pas te realiseren dat Marie-Louise zojuist was binnengelopen. ‘Oh. Mevrouw van As. Wat doet u nou hier, het is heel laat.’
‘Ik kan klokkijken kind. Maar in mijn bed blijven liggen als ik niet kan slapen is ook zo’n verspilling van tijd, vind je niet?’
Marie-Louise leunde zwaar op haar stok en strompelde de huiskamer binnen. Heathcliff glipte ondertussen aan de andere kant de ruimte weer uit.
Lisa liep de kat achterna. ‘Hij doet het ook altijd als ik nachtdienst heb …’
‘Hoe bedoel je? Dit is toch de kat die bij het huis hoort?’
Lisa knikte. ‘Dat klopt, en overdag is hij echt de knuffeligheid zelve, maar eens in de zoveel tijd is hij ‘s nachts aan de wandel en dat betekent meestal niet veel goeds.’
Marie-Louise keek haar vragend aan. Lisa begaf zich naar de gang waar Heathcliff in verdwenen was. ‘Hij klimt ‘s nachts wel eens bij inwoners op bed. Hij doet het niet vaak, maar als hij het doet is het een teken. Het is nog niet voorgekomen dat degene die hij bezoekt de nacht overleeft.’ Ze haalde haar schouders op. ‘We denken dat hij het aanvoelt of misschien ruikt. De dood, bedoel ik.’ Ze keek achterom. ‘Ik moet er achteraan, want ik denk dat het vannacht niet anders gaat.’
Marie-Louise keek de verpleegkundige peinzend na terwijl die zich door de gang heen achter de kat aan haastte.
#
De vrouw bij wie Heathcliff op het voeteneinde was gekropen, stierf inderdaad die nacht. Ze was geen patiënte in het hospice gedeelte, maar gewoon een oudere bewoonster met een verborgen hartprobleem. De doodsoorzaak bleek een kolossale hartaanval die niemand aan had zien komen. Ze had geen familie meer, dus werd de kamer door de zorginstelling leeggehaald en de meubeltjes werden bij opbod verkocht. Marie-Louise tikte er een alleraardigste vaas van echt Waterford kristal op de kop die schitterend stond op haar lage dressoir.
De kat zat haar dwars. Ze vermoedde dat Heathcliffs gedrag niets te maken had met een vorm van sensitiviteit bij de kat, maar een volledig andere oorsprong had. Het duurde alleen even voordat ze dat daadwerkelijk kon bevestigen, want Lisa had gelijk gehad – het gebeurde niet heel vaak dat de kat ‘s nachts op strooptocht was.
Het duurde zeker vijf weken voordat ze in de gelegenheid was om uit te vissen wat er met het beest aan de hand was. Gedurende die tijd dwaalde ze door de nachtelijke gangen en raakte ze bevriend met sommige medewerkers onder het verzorgend personeel. Ze pakte haar stok altijd mee op deze tripjes door de zorginstelling – het was meestal beter om je hulpelozer voor te doen dan je daadwerkelijk was.
In de avonduren was de bezetting laag – er waren standaard twee dienstdoende verplegers aanwezig met nog een handvol die stand-by dienst draaiden en gewoon thuis in hun bed lagen. Het waren niet altijd dezelfde medewerkers, want het rooster wisselde regelmatig en niet iedereen vond het prettig nachtdiensten te draaien. Toch zag ze sommige medewerkers vaker dan anderen. Lisa en Mike draaiden vaak samen hun diensten, en Robbert en Lars waren samen ook een koppel. Een andere verpleger, een grote man met elegante handen zag ze wat minder – van hem wist ze niet eens zijn naam, omdat hij nooit met haar praatte en altijd druk bezig leek met administratie of rondes.
Het personeel wende zo langzamerhand aan haar en aan het feit dat ze nooit leek te slapen. Lisa bood haar meerdere malen een lichte slaappil aan, maar dat wees ze af. ‘Kind, ik doe niks op een dag. Ik ben helemaal niet moe, dus dan slaap ik ook maar heel weinig. Het is goed zo.’
Het was op een zaterdagavond dat de kat weer een van zijn wandeltochten door het gebouw begon. Het liep tegen vieren en de instelling was in diepe rust gedompeld. Marie-Louise zat in het schemerduister in de huiskamer door een tijdschrift te bladeren, haar enige licht een schemerlampje naast haar stoel. Heathcliff was zo geruisloos dat ze hem alsnog bijna miste, iets dat haar vertelde dat dit inderdaad geen gewone kat was. Ze merkte hem pas vanuit haar ooghoeken op toen hij door de openstaande huiskamerdeur naar de gang sloop.
Ok kreng, nu heb ik je.
Ze liet hem een aardig stuk de gang oplopen voor ze hem volgde, want ze wilde niet dat hij zich zou laten storen in zijn plan voor deze avond. Ze verwachtte niet dat ze op haar wandeling een personeelslid zou tegenkomen – dit was het rustigste moment van de nacht en ze wist dat Lars in het kantoortje zat. Robbert had zijn ronde al gelopen en lag nu waarschijnlijk in de personeelskamer op de bank te slapen. Waar de grote verpleger was wist ze niet, maar die was ze op al haar nachten nog nooit zomaar ergens in een van de gangen tegengekomen.
Aan het einde van de gang zag ze Heathcliff tegen een deurklink opspringen. Hij was naar het hospice gedeelte gelopen, waar ze de bewoners niet kende. Dat deel van de instelling was niet erg uitnodigend om zomaar even doorheen te lopen. Ze wist wel dat er zes kamers in totaal waren die met wisselende samenstelling bezet waren. Het verloop hier was hoog – maar daar was het dan ook een hospice voor.
De deur zwaaide met een klik een stukje open en Heathcliff wrong zich met een soepele beweging door de opening. Marie-Louise twijfelde een moment of ze er achteraan zou lopen en zou kijken wat er zich in de kamer afspeelde. Terwijl ze daarover stond na te denken hoorde ze van de andere kant van de hal voetstappen naderen. Ze trok zich terug om de hoek die ze net was omgeslagen en keek voorzichtig de gang in.
Het was de verpleger wiens naam ze niet kende. Ze verwachtte dat hij ofwel de open deur dicht zou trekken, ofwel er gewoon langs zou lopen, maar hij deed geen van beiden. Toen hij de kamerdeur had bereikt, bleef hij er even voor staan, zijn hoofd schuin, alsof hij ergens op wachtte. Vervolgens hief hij zijn kin en snoof hij hoorbaar. Marie-Louise knikte in zichzelf.
Dus jij bent het. Ik had het eigenlijk wel kunnen weten.
De verpleger legde zijn hand op de deurklink en duwde de deur nog iets verder open. Hij verdween geruisloos naar binnen, en Marie-Louise kwam in beweging. Ze wist dat ze heel stil moest zijn, want de verpleger had waarschijnlijk, net als zij, een verhoogde waarneming.
De deur stond verder open dan ze comfortabel vond, maar het was niet anders. Ze probeerde zich zo verdekt mogelijk op te stellen in de schaduwen, en gluurde naar binnen.
Heathcliff liep net van het voeteneinde van het bed naar het hoofdkussen. Marie-Louise kon zien dat er een fragiele vrouw in het bed lag. Het kleine postuur was duidelijk zichtbaar onder het dekbed evenals haar lange grijze haar dat zorgvuldig geborsteld op het kussen lag.
In het maanlicht dat door de kieren van de gordijnen naar binnen viel, zag ze de verpleger. Hij stond met zijn gezicht naar haar toe, maar zijn volle aandacht was gericht op de vrouw in het bed, dus ze liep geen risico dat hij haar zomaar zou ontwaren in de schemerduisternis van de gang. Bovendien, hij was veel te druk bezig.
Een van zijn handen lag op de hand van de stervende vrouw. Marie-Louise zag de patiënte huiveren. Niet gek ook, want van haar gezicht parelde een baan pure levensenergie naar dat van de verpleger. Hij ademde diep en gelukzalig in. De energie wervelde door de lucht en vormde kleine draaikolkjes in de luchtstroom. De kat, die zich tegen de wang van de vrouw had gevleid, sloeg er naar met een van zijn grote poten. Waar hij de energie raakte barstte die in een explosie van vonkjes uiteen waarna ze op zijn vacht neerdaalden. Het duurde niet lang voor hij volledig onder het sterrenstof zat.
Marie-Louise liep zachtjes achteruit. Haar hart ging tekeer bij het voelen van al die energie. Ze had genoeg gezien. De enige vraag was hoe hij er tot nu toe mee weg was gekomen. Het moest op gaan vallen dat deze verpleger iedere keer in de buurt was als een van de bewoners het loodje legde. Maar ook daar kreeg ze al snel antwoord op, want opnieuw naderden er voetstappen, nu uit de richting vanwaar zij zelf gekomen was.
Ze draaide zich om naar de kamerdeur pal achter haar en opende deze stilletjes. Het was er aardedonker en zo te horen volledig verlaten – het was een van de onbewoonde kamers. Ze schoof door de deuropening naar binnen en trok de deur nagenoeg helemaal dicht. Door de spleet die overbleef zag ze Lars naderen die waarschijnlijk net aan zijn ronde begonnen was. Hij bleef staan voor de halfgeopende kamerdeur aan de overkant en liep vervolgens naar binnen. Marie-Louise stak opnieuw de gang over en gluurde door de half openstaande deur.
Lars’ crepezolen kraakten zachtjes. De verpleger aan het bed verplaatste zijn aandacht van de vrouw in het bed naar de nieuwkomer. Marie-Louise zag de restanten van de levensenergie nog als stofdeeltjes door de kamer kolken, maar ze wist ook dat Lars daar helemaal niets van zou zien.
‘Alles in orde?’ Lars’ stem klonk wat onzeker, alsof hij aanvoelde dat hier iets niet helemaal pluis was.
De verpleger gebaarde naar het bed. ‘Ik vond haar op deze manier. Volgens mij is ze nog maar net overleden. Heathcliff was weer aan de wandel dus het leek me verstandig om even te gaan kijken.’ Hij liet de hand van de vrouw in het bed los.
Er viel een korte stilte. ‘Waarom heb je het licht niet aangedaan? Of iemand erbij geroepen?’ Lars liep om het bed heen tot naast de andere verpleger en Marie-Louise kon zien dat er een wantrouwige trek over zijn gezicht gleed. De andere man draaide zich naar Lars toe en legde zijn hand in Lars’ nek, in een soort intiem gebaar alsof hij hem zo dadelijk naar zich toe ging trekken om hem te kussen. Maar in plaats daarvan keken de twee mannen elkaar strak in de ogen. Lars bevroor. De lippen van de verpleger bewogen in een fluistering die zelfs Marie-Louise niet kon verstaan. Maar ze kon het wel raden.
Vergeet dat je me gezien hebt. Ga verder op je ronde. Je bent hier nooit geweest.
Veel van de folklore rondom vampiers was onzin, wist Marie-Louise. Dat ze bloed dronken bijvoorbeeld, of dat je ze kon verslaan met een houten staak, knoflook of daglicht. Allemaal geromantiseerde drek, waarschijnlijk door vampiers zelf in omloop gebracht. Ook het idee dat je een vampier moest uitnodigen in je huis voor deze je kwaad kon doen klopte niet. Er waren er niet veel, maar degenen die er nog waren konden zich vrijelijk door de maatschappij bewegen en zich voordoen als een willekeurig persoon in je omgeving.
Deze was slim. Er gingen hier genoeg mensen dood om te kunnen verbergen dat sommigen van hen voor hun tijd het loodje legden. En als hij betrapt werd, zoals vandaag, dan kon hij een van de eigenschappen van vampiers inzetten die wel klopten: gedachtenmanipulatie. Lars zou zich hier geheel niets van herinneren. Zijn brein zou het gat in zijn geheugen opvullen met beelden van gangen en kamerdeuren en hij zou morgen verrast zijn door het overlijden van deze patiënte.
Marie-Louise stapte zachtjes weg van de deur en haastte zich vervolgens terug naar haar eigen kamers. Tijd om een plan de campagne te bedenken, want dit was wel erg vervelend natuurlijk.
#
De kapel in Lindendael was op alle tijden van de dag te bezoeken maar het kwam maar zelden voor dat hij stampvol zat. Alleen tijdens de reguliere diensten van pastoor de Wit, iedere ochtend om 10 uur, zaten de banken vol. Op andere momenten, en zeker in de avonduren, was het er erg stil. Marie-Louise besloot de volgende avond een van haar nachtelijke wandelingen aan te vullen met een bezoekje aan de kapel.
In het gedempte licht zag ze al snel dat de gehele ruimte verlaten was. Dat was mooi, want wat ze ging doen zou bij andere bezoekers zeker vragen oproepen. Ze had geluk dat de kapel katholiek georiënteerd was, want dat betekende dat ze hier zeker kon vinden wat ze zocht.
Ze keek langs de kerkbanken naar de andere kant van het vertrek, naar het altaar. Er hing een kruisbeeld boven en aan weerszijden stonden twee vazen met weelderige boeketten die een weeë bloemenlucht door de kapel verspreidden. Ze was blij dat ze niet heel veel verder de ruimte in hoefde te lopen. De atmosfeer drukte op haar en ze voelde zich vaag misselijk, zoals wel vaker in gewijde ruimten.
Hetgeen ze hebben moest, bevond zich echter bij de deur. Het wijwaterbekken was modern en paste heel goed bij de strak ingerichte ruimte. Het was een marmeren kom in de vorm van een schelp, steunend op een driepoot van mooi gesmeed zwart ijzer. Het water was helder en had een vaag minerale geur, die haar gevoelige neus perfect oppikte.
Ze rommelde in de zak van haar kamerjas en haalde er een paar rubberen handschoenen en een leeg flesje mineraalwater uit. Ze trok de handschoenen zorgvuldig over haar rimpelige vingers, draaide de dop van het flesje en dompelde het vervolgens onder in de marmeren kom.
Er was voldoende wijwater om het flesje volledig te vullen. Ze draaide de blauwe dop er weer stevig op en keek toen om zich heen naar iets waar ze het plastic mee droog kon deppen. Op een nabijgelegen koffietafel lagen voldoende servetten, die prima dienst deden.
Zo afgeschermd door het doorzichtige plastic leek het water perfect onschadelijk maar Marie-Louise wist wel beter. Dit was een van de weinige dingen waarmee je een vampier ernstig kon verwonden – en als hij het binnenkreeg zelfs doden. Ze droogde ook de handschoenen zorgvuldig af en liet het flesje daarna voorzichtig in een van de handschoenen glijden. Het hele pakketje ging vervolgens weer de zak van haar kamerjas in.
#
‘Lisa?’ Marie-Louise klopte op de deur van het kantoortje.
Er waren een paar avonden verstreken en tot nu toe was het weer rustig in Lindendael. Heathcliff gedroeg zich zoals iedere kat gedurende de dag en liet zich in de nachtelijke uren niet zien. Marie-Louise vermoedde dat de vampier de kat alleen op pad stuurde als het echt nodig was. Er zaten vaak grote tussenpozen tussen voedingsmomenten en voorlopig was hij waarschijnlijk verzadigd.
Vandaag werkte Mike niet en was de onbekende verpleger samen met Lisa het dienstdoend personeel in de nacht. Marie-Louise had Lisa eerder op de avond in de personeelskamer op de bank zien liggen, kijkend naar een film op haar iPad. Maar inmiddels zat ze samen met de naamloze verpleger in het kantoor. De vampier zat zoals gewoonlijk achter de computer.
Hij keek op toen Marie-Louise binnenkwam.
‘U weet dat u hier niet mag komen, mevrouw van As. U kunt beter terug naar uw bed gaan.’
Ze glimlachte. ‘Ach, goedenavond. Ik dacht ik wel even binnen kon lopen omdat Lisa hier ook was. Ze heeft me al meerdere keren een slaappil aangeboden en ik heb die tot nu toe altijd afgeslagen, maar ik vroeg me af of ze me misschien toch een receptje kon voorschrijven.’
Ze trok een stoel bij het bureautje en keek hen beiden verwachtingsvol aan. Het kantoortje had een enkele ruit die uitkeek op de gang maar waarvan de luxaflex altijd naar beneden gelaten was. Het was eigenlijk een bedompt hok, maar wel de enige plek waar een computer stond.
‘Toch maar overstag?’ Lisa lachte naar Marie-Louise en vroeg daarop aan de andere verpleger: ‘Ezra, wil jij het regelen in Marie-Louises dossier?’ De verpleger keek verveeld maar knikte uiteindelijk en draaide zich naar de computer toe om het dossier er bij te pakken. ‘Ik zal een recept toevoegen aan uw gegevens.’
Zijn stem klonk vol, melodieus en erg prettig om naar te luisteren. Ze had ook niet anders verwacht. Hij leek eind twintig met een donkere bos dik haar dat van zijn voorhoofd naar achteren was gekamd. Zijn olijfkleurige huid was vlekkeloos en hij had een paar intens groene ogen. Hij bewoog zich gracieus, als een danser, met lange slanke vingers die over het toetsenbord vlogen.
Marie-Louise stond op en liep achter hen langs naar het lage tafeltje dat in een hoek tegen de muur geschoven stond. Er stond een koffiezet-apparaat op, samen met een aftandse waterkoker en een bonte verzameling aan kopjes en mokken. In de hoek stond een mandje met creamer, suikerklontjes en allerlei soorten theezakjes. Marie-Louise vulde die regelmatig aan met thee die ze overal vandaan bestelde. Ze was zelf een fervent theedrinker, en in de afgelopen maanden had ze ontdekt dat ze die voorliefde deelde met Mike.
De verpleger draaide zich argwanend om.
‘Ik dacht, laat ik even een kop thee voor jullie zetten. Dat spul uit de automaat smaakt als afwaswater. Mike en Lisa hebben je vast wel verteld dat ik hier vaker kom.’
Hij zei niets.
Ze draaide zich terug naar de waterkoker en viste het flesje wijwater uit haar zak. Dat dumpte ze bovenop het laagje water dat nog in de waterkoker zat. Ze klikte de schakelaar om en luisterende hoe het verwarmingselement tot leven kwam.
Ezra klikte verder op het toetsenbord en leek verder niet van plan om een gesprek met haar aan te gaan. Marie-Louise liet het er even bij en nam weer plaats op het stoeltje. Lisa en zij begonnen een geanimeerd gesprek over de smerige automatenkoffie en Marie-Louise liet haar de nieuwe theesoorten zien die ze deze week binnen had gekregen. Er zat een heerlijke vanille chai tussen waarvan ze vond dat Lisa die echt een keer moest proberen.
‘Eigenlijk zou ik nog wel eens naar China willen,’ mijmerde ze. ‘Maar daar ben ik inmiddels echt te oud voor. Ik zou niet weten hoe ik dat zou moeten doen.’
‘Wat dacht u van een georganiseerde reis? Dat zou toch moeten kunnen?’ Lisa begon op haar iPad naar reisorganisaties te zoeken.
De waterkoker sloeg met een klik af en er steeg stoom op uit de tuit. Marie-Louise keek naar de zakjes met vanille chai en toen naar Lisa. ‘Wil jij de thee even inschenken? Mijn heup heeft er niet zo’n zin in vanavond.’
‘Oh ja, natuurlijk. Wilt u ook?’
Marie-Louise schudde haar hoofd. ‘Nee, het is wel goed, ik heb maar twee zakjes bij me en anders mag ik de rest van de nacht weer naar het toilet hollen. Mijn blaas is niet meer wat die geweest is.’
De onbekende verpleger draaide zich om naar Lisa. ‘Ga je nou ook thee voor mij zetten?’
‘Ach,’ onderbrak Marie-Louise Lisa, die al wilde antwoorden. ‘Geef een ouwe taart nu gewoon haar zin. Het is mijn missie om iedereen aan de thee te krijgen in dit bejaardenkot.’
Ze bungelde het theezakje voor zijn neus. ‘Thee, Ezra?’
Hij draaide zich weer terug naar de computer zonder antwoord op haar vraag te geven. Lisa grinnikte en pakte het theezakje aan.
‘Marie-Louise. Maar zeg maar Marie. Stuk korter.’
Lisa was inmiddels klaar met het bereiden van de thee. Ze zette een van de koppen naast Ezra’s elleboog en nam een slokje van haar eigen thee. ‘Oh die is inderdaad fantastisch zeg. Ezra, echt, je moet even proeven hoor, anders loop je iets mis.’
‘Suiker?’ vroeg Marie-Louise.
Ezra zuchtte theatraal en schudde zijn hoofd. Op het scherm rolden Excel sheets met cijfers voorbij.
Marie-Louise haalde diep adem en stak van wal.
‘Ik hoorde dat Heathcliff zijn kunstje weer heeft uitgehaald afgelopen week.’
Ezra’s handen hingen een moment stil boven het toetsenbord. Vervolgens typte hij even verder, klikte op opslaan en draaide zich toen met zijn bureaustoel naar haar om. Hij glimlachte en ze zag een rij flitsend witte tanden. Te perfect. Wanneer begrepen die jongelui nou eens dat dat alleen maar argwaan wekte?
‘U zit vanavond verlegen om een praatje geloof ik, hè? Ik moet wel mijn werk af kunnen maken, anders krijg ik daar bij het wisselen van de diensten gezeik mee.’
Marie-Louise klemde haar handen om haar wandelstok. ‘Ach, een kopje thee en een babbeltje, en daarna kun je gewoon weer aan het werk. Ik ben zo weer weg.’
Hij pakte de mok en liet hem op zijn knie balanceren. ‘Nou vooruit dan.’ Hij lachte hoofdschuddend. ‘Heathcliff ja. Ik werk hier al zeker zes jaar en in die tijd heeft ie het bij ieder nachtelijke escapade bij het rechte eind gehad.’
Marie-Louise dacht daar het hare van, maar knikte bevestigend naar Ezra. Ze vermeed angstvallig naar de theemok te kijken die hij nog steeds op zijn knie hield.
‘Eens in de zoveel tijd krijgt hij het gewoon op zijn heupen. We weten niet wat het is, of hij iets ruikt of hoort aan de mensen, maar als hij bij je op bed kruipt dan ben je de Sjaak.’ Ezra lachte weer, nu wat verontschuldigend. ‘Ja sorry, beetje bot, ik bedoel het niet zo. Gelukkig zijn het meestal mensen die toch al in het hospice liggen, dus het is nogal voor de hand liggend dat ze binnen korte tijd overlijden. Maar toch – het is raar he?’
‘Ik heb wel eens gehoord dat dieren dat soort dingen gewoon aanvoelen. Dat ze dingen zien die wij niet kunnen zien. Daar geloof ik wel in,’ zei Marie-Louise droogjes.
Nou, schiet op met die thee.
Alsof hij haar gedachten kon horen – maar dat kon hij niet, dat wist ze zeker – hief hij de mok naar zijn lippen. ‘Ok, ik moet echt verder, dank voor de thee, maar ik heb nog een hoop op mijn bord, sorry.’
Hij goot het inmiddels lauwe vocht naar binnen en Marie-Louise hield haar adem in. Ezra begon zich weer om te draaien naar zijn toetsenbord maar hield halverwege de beweging op, zijn gezicht vertrokken. Hij greep met zijn handen naar zijn maag en stootte iets uit dat leek op een kruising tussen een grom en een zucht.
Marie-Louise schoot overeind en greep Lisa’s mok waar zeker nog de helft van de thee in zat. Ze smeet Ezra het vocht in het gezicht. Ezra begon te krijsen en naar zijn gezicht te klauwen. Zijn prachtige huid droop van zijn schedel af. Lisa gilde bij de aanblik. Marie-Louise greep haar met beide handen bij haar gezicht en fluisterde maar één woord.
‘Slaap …’
Lisa’s ogen werden glazig en ze zakte door haar benen op het linoleum.
Achter Lisa schoot Ezra met een onmenselijke snelheid overeind uit zijn bureaustoel en probeerde Marie-Louise te grijpen. ‘Jij ongelofelijke ouwe kut! Je wist het. Je wist het!’
Ze was hem net te snel af en rukte de deur naar de gang open. Ze hoopte dat hij Lisa met rust zou laten maar daar was nu niets meer aan te doen.
Ze was snel, maar hij was sneller, ondanks het wijwater in zijn lichaam. Ouderdom bracht veel voordelen met zich mee, maar snelheid was daar niet een van. Halverwege de gang voelde ze hoe hij de ceintuur van haar kamerjas greep die achter haar aan zeilde. Ze tolde rond haar as maar wist zich staande te houden.
Het gedrocht voor haar leek in niets meer op de knappe Ezra van even te voren. Het wijwater had inmiddels goed huisgehouden. Zijn haar was weg en de vellen hingen aan zijn gezicht. Ze kon zijn kiezen door de flarden van zijn wang zien schemeren. Eén oog was grijs en blind, het andere staarde haar woest aan vanuit een krater opgezet rood vlees dat ooit zijn oogkas was geweest. Hij ontblootte zijn nog steeds perfecte tanden in een afschuwelijke grijns en ze deinsde achteruit.
‘Jij smerige ouwe tang … ik ruk je je kop van je romp voor dit grapje.’ Het klonk bubbelig en op de een of andere manier nat – alsof zijn mond en tong aan het smelten waren en dat was natuurlijk precies wat er gebeurde.
Ze stak haar wandelstok tussen zijn benen en rukte hem omhoog. Het ding raakte met een smak zijn kruis en hij zakte in elkaar. Zijn gil was zo hoog dat die bijna onhoorbaar was. Hij ging als een baksteen naar de grond en daar begon hij op de vloer heen en weer te rollen, zijn gezicht in zijn handen, het linoleum onder hem besmeurd met bloed en andere organische sappen.
Marie-Louise sprong bovenop zijn rug en greep hem met een hand bij zijn haren. Ze rukte zijn hoofd achterover en drukte haar andere hand tegen zijn mond voordat hij het verder op een krijsen kon zetten. Met haar magere spillebenen probeerde ze de rest van zijn lichaam in bedwang te houden.
Onder haar handen voelde zijn gezicht vies vloeibaar. Ze wilde niet weten hoe het wijwater in de rest van zijn lichaam huis aan het houden was. Haar handpalmen brandden waar ze zijn huid raakten en ze slaakte een kreet toen hij haar in haar hand beet. Haar hand bloedde, haar hart hamerde in haar keel en overal waar het wijwater haar ook geraakt had voelde het aan alsof zuur zich door haar huid naar binnen vrat, maar ze liet niet los.
Uiteindelijk werden zijn bewegingen minder heftig. Zijn lichaam voelde lossig, bros, glibberig bijna. Een vieze groene geur steeg op en ze voelde hem onder zich inzakken. Het wijwater vrat hem op van binnen uit. Ze krabbelde van zijn rug af en ging met moeite staan. Er was weinig meer van hem over behalve resten van zijn schedel en tanden, en een drabbige vloeistof die zijn witte broek en jasje bevuilden. Terwijl ze rillend toekeek zakte ook de schedel in en loste al het organisch materiaal op in een lichte groene nevel die in de lucht verdreef. Alleen zijn kleding en schoenen bleven over. En de stank.
#
‘Zo, daar ben je. Lopen maar makker, ik volg wel.’
Heathcliff keek haar een seconde lang aan voordat hij zijn weg vervolgde, en Marie-Louise moest er bijna om lachen. Er had een soort verwijtende blik in de kattenogen gelegen, alsof hij dondersgoed wist wat ze met Ezra had gedaan.
Ze pulkte aan het verband waarmee ze haar handen omwikkeld had. Tegen de verpleegkundige die haar vanmorgen haar medicatie had gebracht had ze gezegd dat ze een ongelukje had gehad met rondspetterend vet. Dat verklaarde ook meteen de twee pleisters die ze op haar voorhoofd en wang had geplakt.
Er zaten gaten in haar huid, maar ze wist uit ervaring dat die wel weer dicht zouden groeien. Het zou wel even duren, en het was verdomd pijnlijk. Misschien was het wel haar straf voor het fingeren van een gebroken heup.
Ezra’s kleding had ze zonder veel plichtplegingen in een vuilniszak gedaan en vervolgens via de stortkoker in de afvalcontainer van het verzorgingstehuis gedumpt. Het personeel zou zich wel afvragen waar Ezra in vredesnaam gebleven was en wat die vieze vlek was op het linoleum in de gang, maar daar zouden ze nooit antwoord op krijgen. Ze had Lisa slapend op de vloer van het kantoor gevonden en haar bij het wakker maken ingefluisterd dat Ezra nooit was komen opdagen die avond, en dat ze al het administratieve werk zelf had moeten doen. De enigen die iets gehoord hadden kunnen hebben waren de andere inwoners van Lindendael. Maar al die oudjes sliepen toch overal dwars doorheen. Dat zat wel goed.
Heathcliff liep voor haar uit en duwde vervolgens links in de hal een kamerdeur open. Marie-Louise keek nog even achter zich om zeker te zijn dat ze niet gevolgd werd en volgde de kat naar binnen.
Heathcliff zat al op het voeteneinde. De man in het bed was stevig, met een bierbuik en een klamme bleke huid. Zijn levensenergie wervelde om hem heen en Marie-Louises maag knorde bij die aanblik. Het was lang geleden dat ze had gegeten. Ze kon met steeds minder toe, hoe ouder ze werd, maar een goede snack ging ze nooit uit de weg.
De kat vlijde zich tegen het hoofdkussen van de man in het bed. Marie-Louise legde haar hand op die van de stervende man en ademde diep in.