Dokter Devreese keek op van zijn scherm toen hoofdverpleegster Olivia zijn bureau binnenstormde. Ze leek behoorlijk over haar toeren. Dat kon alleen maar slecht nieuws zijn. Zijn personeel had normaal gezien alles onder controle en kon ieder probleem aan dat opdook.
‘Dokter Devreese, er zit een man in de wachtkamer,’ zei de verpleegster op paniekerige toon.
De dokter fronste het voorhoofd. De dienst had zijn deuren nog niet geopend, en dus kon – of mocht – er niemand in de wachtkamer zitten.
‘Vertel die man dat hij daar niet hoort te zijn,’ zei hij. ‘Controleer zijn identiteit, vraag hem hoe hij daar terechtkwam, en stuur hem weg. We mogen ons werkschema niet laten verstoren door ongenode gasten. Binnen vijftien minuten gaan de deuren open en moet alles weer normaal zijn.’
‘We hebben zijn identiteit gecontroleerd,’ zei de verpleegster. ‘Hij blijkt een patiënt te zijn die we hier vorige week behandelden. Zijn geval was afgerond. Er waren geen onregelmatigheden. Tot vandaag dan tenminste.’
Dokter Devreese leunde achterover. Hij begon te begrijpen waarom de verpleegster zo over haar toeren was. Patiënten werden verondersteld naar de wachtkamer te gaan tot hun zaak was afgehandeld, waarop ze verdwenen. Het was niet de bedoeling dat ze daar een week later weer opdoken. Dat was strikt gesproken zelfs onmogelijk.
‘Blijkbaar verscheen de man gewoon in de wachtkamer,’ legde de verpleegster uit. ‘Hij is compleet in de war en slaat onsamenhangende taal uit. Wat doen we met hem, dokter?’ Ze klonk alsof ze op de rand van een zenuwinzinking stond en elk moment in elkaar kon zakken.
Het was duidelijk dat deze kwestie zijn onmiddellijke aandacht vereiste. Hij zou een grondig onderzoek laten uitvoeren. Misschien was er wel een eenvoudige uitleg voor dit bizarre verschijnsel. En zelfs al was die er niet, het probleem moest worden opgelost voor de patiënten van vandaag zich aanboden.
‘Geef me alle details van dit geval,’ zei hij tegen de verpleegster.
‘De man heet Oswald Jacobs,’ zei ze, de informatie aflezend van haar tablet. ‘Tien dagen geleden deed hij hier een aanvraag om ethische zelfmoordbehandeling. Zijn aanvraag werd goedgekeurd op vrijdag, op maandag betaalde hij de rekening en op woensdag werd hij behandeld. Om drie uur in de namiddag nam hij plaats in de wachtkamer. Zijn geval werd toegewezen aan agent Rogiers. Die reisde terug in de tijd, verhinderde dat Oswald Jacobs werd verwekt en wiste hem dus uit de tijdlijn. Oswald Jacobs verdween zoals verwacht. Voor zover we dat kunnen nagaan verliep alles volgens het boekje. We begrijpen maar niet waarom de man plots weer tevoorschijn kwam in de wachtkamer. Het is alsof iemand hem ‘ontwiste’ door per ongeluk de actie van agent Rogiers ongedaan te maken. We snappen eerlijk gezegd niet wat er mis ging.’
‘Ik wil die man spreken,’ zei dokter Devreese en kwam overeind. Hij volgde de verpleegster naar de wachtkamer en ging binnen. Er zat een man op een stoel, met bleek weggetrokken gezicht en een vertwijfelde blik. Hij keek op en priemde een beschuldigende vinger naar zijn bezoeker.
‘U bent de dokter die me behandelde,’ zei hij.
‘Inderdaad, ik herinner me u,’ antwoordde dokter Devreese, ook al klopte dat niet helemaal. Er kwamen tegenwoordig te veel patiënten langs om zich nog hun gezichten te kunnen herinneren. ‘Vertel me eens wat uw probleem is.’
‘Ik snap maar niet waarom ik hier terug ben,’ zei Oswald Jacobs. ‘Waarom ben ik niet gewist? Dat is toch wat jullie doen?’
‘Het is wellicht een foutje in het systeem,’ zei dokter Devreese verontschuldigend. ‘We kijken het na. Maak u geen zorgen.’
‘Een foutje?’ vroeg Jacobs. De man had het duidelijk moeilijk om zijn zelfbeheersing te bewaren. ‘Ben ik dan niet gewist? En was dat niet definitief en onherroepelijk? Kijk eens, ik diende mijn aanvraag in, jullie onderzochten die en keurden ze goed, ik betaalde de rekening en jullie ruimden me uit de weg. Waarom ben ik hier nu dan terug?’
Dokter Devreese zuchtte. ‘Geloof me, dit is de eerste maal in de geschiedenis van de dienst Ethische Zelfmoord dat er iets verkeerd gaat. Ik verzeker u dat alle nodige maatregelen worden genomen om dit betreurenswaardige voorval weer recht te trekken en te verhinderen dat het zich nogmaals voordoet. Ik stel voor dat u nu wacht tot we een oplossing vinden.’
Dokter Devreese verloor zijn geduld met de man, die nu begon te janken en te weeklagen. ‘Dit is zo deprimerend,’ snotterde hij. ‘Waarom gebeurt dit uitgerekend met mij? Ik was het allemaal kotsbeu, wilde er een punt achter zetten, was zo blij dat mijn zelfmoordaanvraag was goedgekeurd en opgelucht dat ik deze ellende achter me kon laten. En daar zit ik dan in de wachtkamer, aftellend tot ik verdwijn in het niets. En plots zit ik hier weer, ten gevolge van een foutje. Ik neem dit niet, weet u. Ik doe jullie een proces aan. Ik heb zuurverdiende centen betaald voor mijn zelfmoord, en jullie verknalden het. Nu ben ik dubbel depressief.’
Hij vroeg de verpleegster om zich over de man te ontfermen.
Terwijl ze de misnoegde patiënt afvoerde kwam een andere verpleegster op hem afgerend, lichtjes buiten adem. ‘Dokter Devreese,’ zei ze, ‘er doken nog twee mensen op in de wachtkamer. We zijn hun identiteit aan het controleren, maar ik denk dat het ook gevallen zijn zoals meneer Jacobs.’
‘Hou me op de hoogte van de situatie,’ zei hij haar. ‘En haal al die ontwiste patiënten uit de wachtkamer en zorg ervoor dat ze medische zorgen krijgen. Ik ga terug naar mijn bureau om alle informatie die jullie me zenden te analyseren. We moeten dit probleem zien op te lossen voor we worden overstelpt met onverwacht terugkerende gewiste patiënten.’
Hij keerde terug naar zijn bureau en bestudeerde de gegevens die van diverse bronnen binnenkwamen. De identiteit van patiënten, namen van agenten die aan hun geval waren toegewezen, veldverslagen, achtergrondinformatie, patronen die tot aanwijzingen zouden kunnen leiden. Na een poos kreeg hij een idee, op basis van de gegevens waarover hij momenteel beschikte. Hij ontbood verpleegster Olivia en legde haar zijn analyse voor.
‘Blijkbaar heeft een van onze agenten toen hij terugkeerde in de tijd om een patiënt te wissen per ongeluk een andere agent gewist, die op zijn beurt verantwoordelijk was voor een hele reeks gewiste personen, wat daardoor ongedaan werd gemaakt. Dat zou kunnen verklaren waarom al die mensen weer opduiken in onze wachtkamer, inmiddels al zo’n vijftig. Ik denk dat we maar één optie hebben: we moeten een derde agent terugsturen, om ongedaan te maken wat de tweede agent deed, waardoor de acties van de eerste agent hersteld worden. Dat zou weer tot het normale verloop van de zaken moeten leiden. Maar we moeten het wel snel doen. De tijd tikt weg, en meer en meer van de acties van die eerste agent worden ongedaan gemaakt, waardoor er meer en meer mensen zullen opduiken in onze wachtkamer. Als we deze fout niet op tijd rechtzetten wordt de hele dienst Ethische Zelfmoord misschien ongedaan gemaakt en dan is het te laat. Het hele idee van een oplossing van de zelfmoordproblematiek via een officieel wettelijk kader binnen onze socialezekerheidsregeling komt dan in het gedrang.’
Verpleegster Olivia fronste het voorhoofd. ‘Had u het over fouten, dokter Devreese? Hoe kunnen er fouten zijn met al onze beveiligings- en backupsystemen, en alle tests die werden afgenomen? Dat snap ik toch niet. Onze hele procedure wordt verondersteld waterdicht en betrouwbaar te zijn.’
Dokter Devreese knikte. ‘Je hebt natuurlijk gelijk. Dit was wellicht geen foutje. De agent in kwestie wiste zijn collega waarschijnlijk niet per ongeluk. Dit moet met opzet gebeurd zijn.’
‘Geen foutje, maar sabotage,’ concludeerde de verpleegster.
‘Precies,’ bevestigde Dokter Devreese. ‘Een undercover-agent moet onze dienst geïnfiltreerd hebben. Iemand die werkte voor een van die radicale bewegingen die lobbyen en strijden voor de afschaffing van de regeling voor Ethische Zelfmoord, omdat ze dat onethisch vinden. Als de keten van gebeurtenissen die nu in gang is gezet tot zijn eindpunt doorloopt, zal onze dienst ophouden te bestaan en hebben de lobbyisten hun slag thuis gehaald. Onze procedure om personeel aan te werven werd ook geacht waterdicht te zijn, maar zo zie je maar.’
‘Hebben we nog tijd om actie te ondernemen?’ vroeg de verpleegster, met een stem waarin weer paniek doorklonk. ‘En wat gebeurt er als onze acties te laat komen?’
Dokter Devreese haalde de schouders op. ‘Als de hele geschiedenis van de dienst Ethische Zelfmoord ongedaan wordt gemaakt, komen we terecht in een andere tijdlijn waar die nooit bestond, en we zullen het niet eens merken omdat we gewoon meegaan.’
‘Merken we daar niets van?’ vroeg de verpleegster. ‘Dat is waanzin!’
Er werd op de deur geklopt en een verpleegster kwam binnen. Ze keek erg bezorgd.
‘Dokter Devreese, er zit een patiënt in de wachtkamer,’ zei ze. ‘Hij is in de war en praat onsamenhangend. We hebben zijn identiteit gecontroleerd, maar hij zit niet in onze database. Het is nog een jonge man. Hij vraagt zich af waarom hij hier terug is, maar voor zover wij weten is hij hier nooit geweest. We begrijpen niet waarmee we te maken hebben.’
Dokter Devreese fronste de wenkbrauwen. ‘Hoe kan er nu een patiënt in de wachtkamer zitten? We hebben vandaag nog geen patiënten ontvangen. En wat doet een jonge man in onze dienst Geriatrie? Breng hem naar een dienst waar ze hem kunnen verzorgen. Misschien is het een psychiatrisch geval. Wel, laten we nu maar aan de slag gaan. We hebben al genoeg tijd verloren.’