Eilane was acht toen ze met haar zusje op handen en voeten naar de handelspost van de Adamant kroop. De Vergroening was nog maar net begonnen en Mars straalde niet langer rood, maar stond als een fonkelende smaragd aan de hemel. Rond de volle maan hing een halo van fluor.
‘Wat als ze ons zien?’ fluisterde Maryam. ‘Wilbur zegt, hij zei, de Adamant, het zijn kinderverslinders. Ze eten ons en alle wilde huisdieren.’
‘Niet als je na elke derde stap doodstil blijft staan. Het is net als de jachtspinnen in de moestuin, ja? Ze zien een prooi alleen als die beweegt. Als je geen vin verroert, vergeten ze je meteen.’
‘Weet je dat heel zeker?’
Nu wist Eilane dat allerminst zeker. Het was maar een gerucht, een van de geheimen die kinderen in elkaars oor fluisterden. Nepnieuws klinkt te vaak plausibeler dan de waarheid.
Het ruimteschip zweefde boven de gekantelde schoolbus. Het zag eruit als een gigantische heksenbezem, maar dan voorzien van knipperende lichtjes. Vier Adamant balanceerden elk op een driepoot van harige spinnenpoten, terwijl hun hoofden er als misvormde kalebassen onderaan bungelden.
Ogen openden in de wasachtige huid, nooit twee keer op dezelfde plaats. De poten sidderden en verzetten zich soms zo snel dat ze wazige strepen werden.
Het was precies zoals Wilbur had verteld, zag ze nu: hun handen maakten geen deel uit van hun lichaam, maar zwierven vrij rond. Elk minuscuul handmonstertje had een tiental armen en hun vingers waren voorzien van klauwen en levende cirkelzagen of scalpels die eindigden in punten zo dun en scherp dat ze onzichtbaar werden. De Handen konden letterlijk alles uit elkaar halen: turbines en antieke klokken, bamboestengels. Of levend vlees zonder een druppel bloed te morsen.
‘Hier. We hurken achter dit vat. Oké, Mar? We kunnen ze veilig bekijken en afluisteren zolang we maar niet bewegen.’
Het vat droeg het waarschuwende klaverbladlogo voor radioactieve afval. Nou ja, de Toppers plakten dat bordje te pas en te onpas op hun afval. Het was niet anders. Een meisje van de bovenste verdieping zou er misschien ziek van worden, maar Eilane en Maryam zaten heel wat steviger in elkaar.
Aarzelende voetstappen. Een man stommelde het zoemende krachtveld rond de Adamant in. Er hurkte een kat op zijn schouders: geen mens mocht immers dichterbij komen zonder dat een ander dier hem vergezelde. De Adamant beschouwde zo’n huisdier als de Hand van een mens, vermoedde Eilane.
Het was geen bijster goede kat, constateerde ze. Gele pus koekte in de ooghoeken en de vacht was zo spaarzaam dat de roze huid er doorheen schemerde.
De Handen bleven vlak voor hem staan en hun opgeheven armen liepen in bolbliksem uit. Een tikje en de man waaide weg als een aswolk.
‘Ik, eh, ik kwam om handel te drijven.’
De middelste Adamant schakelde over naar zijn Argus-modus: zijn hoofd en benen raakten ineens bedekt met honderden ogen. Eilane ontdekte een rij glanzende ogen zo zwart als salmiak, met daaronder de facetogen van een aasvlieg, maar dan wel onzinnig uitvergroot. Rode bloeddoorlopen ogen openden zich, ogen als gepolijste lapis lazuli. Het leek ondenkbaar dat hij haar niet zou opmerken. Dit soort ogen kon vast om een hoek kijken of dwars door een plastic ton.
Hoe heb ik zo stom kunnen zijn? En ik nam Maryam mee!
‘Laat het ons zien,’ sprak de veelogige Adamant. ‘Sadmariel ahad, hè? Etaleer wat een oorworm zou kunnen verrukken.’
‘Ik heb precies meegenomen wat jullie zoeken. Echt waar.’ De stem van de man klonk hees van angst. Ongeveer één op de vijf transacties eindigde met de dood van de roekeloze handelaar of erger. ‘Mijn oom, hij zei dat jullie naar oude dingen zochten. Fossiele botten en insecten in barnsteen.’
‘Om zulke wezens weer te zien wandelen, ja. Wij verzamelen wat vóór de Vergroening floreerde en een tweede leven waardig is.’
‘Een verzameling completeren is van blijvende vreugde,’ legde een andere Adamant uit.
‘Ik heb dit meegenomen.’ De man legde een geelbruine kiezel op het roestige metaal, gevolgd door een stuk lei, een zwarte klauw.
‘Er zit een wesp in de barnsteen. De trilobiet is onberispelijk, kijk, hij heeft al zijn voelsprieten nog. En dat daar, de klauw van een velociraptor.’
‘Alles is geaccepteerd,’ zei de derde Adamant.
Een Hand pakte het stuk barnsteen op en het verkruimelde. Een wesp zat versuft tussen de gele korrels, schudde het stof van zijn vleugels en cirkelde rond de Adamant. Het beestje verdween bij het derde rondje.
De wederopstanding had in een flits plaatsgevonden, van morsdood fossiel tot levend insect.
De Adamant waren als goden, begreep Eilane nu. Zelfs de profeten in tante Wilma’s bijbel konden een steen niet meer levend maken, er enkel water uit laten spuiten.
De Hand raakte het stuk leisteen aan en een veelkleurige trilobiet snelde weg, zijn voelsprieten opgeheven. De klauw was de volgende en de jachtdino stolde uit de lege lucht. Zijn ogen waren goudkleurig en leken alarmerend intelligent. Hij sprong recht op een van de Adamant af, met zijn sikkelklauwen uitgestrekt. Halverwege de sprong loste hij op
‘Goed,’ zei de eerste Adamant. ‘Juist. Pro millo e tasidan. Wat wil je in ruil?’
De man zette zijn kat neer en het dier miauwde klaaglijk.
‘Mirabel, ze werd ziek en ik heb geen geld voor een dokter. Ze heeft kanker. Red haar! Maak haar nieuw.’
Heeft hij zijn leven geriskeerd voor een huisdier? Eilane kon haar oren amper geloven. Katten en honden waren om te eten. Zij en haar familie jaagden op hen.
Een Hand liet een tiental tentakels uitbotten en de kat leek te ontploffen. Twee, drie hartslagen later zag Eileen een opgerolde kattenhuid. Het bloed zweefde erboven in een lillende bol. Het skelet lag uitgestald in een rij botten, netjes gesorteerd van groot naar klein.
‘Je hebt haar vermoord!’ schreeuwde de man. ‘Je hebt Mirabel vermoord!’
De Hand reikte naar de wervelkolom en pakte een wervel op.
‘We hebben alleen dit nodig,’ verklaarde de Adamant. ‘De rest is overbodig. Een afleiding.’
Een gele flits en de kat was terug, niet langer sjofel, maar met een mooi verzorgde vacht en heldere ogen. Ze liep naar de man toe en wreef haar hoofd tegen zijn enkels.
Ze herkent hem. Het is duidelijk dezelfde kat. Het enige dat de Adamant nodig had, was één enkele wervel.
***
De lijkenboot lag, zoals elke vrijdag, bij hun torenflat afgemeerd. Eilane huilde die ochtend niet toen zij en haar moeder Maryams baar bezochten. Ze stond roerloos in het roze LED-licht van de rouwkist. Het roze moest haar zusje er levender uit laten zien, maar dat mislukte jammerlijk. Ze was overduidelijk dood, niet in slaap.
Lieve hemel, wat maakte Moeder er een scène van! Ze snotterde en jammerde, kuste Maryams voorhoofd en omhelsde het lichaam. De lijkenboot gaf haar geen schok want lijfelijk contact was toegestaan met lieden die waren overleden aan normale zaken zoals een tijgerspinnenbeet of stralingsziekte
Nee, het kon niet door het vat komen waarachter wij ons verstopt hadden, hield Eilane zichzelf steeds voor, dat was vier jaar geleden. Ze was geen moordenares.
Het lichaam van haar zus zou de volgende ochtend naar de verbrandingsovens van Kijkduin verscheept worden. Het zou daar natuurlijk niet het enige lijk zijn.
Het mortuarium zat steeds vaker volgepakt en de helft van de lijken was binnenstebuiten gekeerd of levend gekookt. De handel met de Adamant was zo goed als gestopt, fluisterden mensen. Het aantal voorwerpen die ze aanvaardden, werd steeds minder, steeds gespecialiseerder. Een Adamant had weinig geduld met mensen die zijn tijd verspilden met waardeloze handelswaar en lieten dat merken ook.
***
Dezelfde middag nog beklom Eilane de duinen bij de handelspost van de Adamant. Ze had haar supboard op haar rug vastgebonden en hield een schep in haar handen. Ze kon het zich niet veroorloven om vrijaf te nemen van het duinjutten en voedsel zoeken. Honger lag steeds op de loer als je op de onderste verdiepingen woonde.
Ze was net sissend van ergernis de vlezige penwortels van een klomp teunisbloemen aan het loshakken toen een man langs strompelde. Op zijn schouders balanceerde een groene papegaai. Hij was hoogbejaard, minstens veertig en droeg een vaalblauw T-shirt met de tekst ‘Big Guy’ boven een groot oog dat naar haar knipoogde. Eliane vond het te smerig voor woorden. Getver, loerende opa’s die naar meisjes knipogen.
De man droeg een theepot voor zich uit, zo voorzichtig alsof het handgranaat was die bij de minste schok kon ontploffen.
Op de zijkant pronkte een afbeelding van een dame met netkousen en een sneeuwwitte bontmantel. Ze stond op een sokkel en kleedde zich loom uit. Toen het laatste kledingstuk omlaag fladderde, draaide zich om en begon met haar billen te schudden.
Hun formaat deed vermoeden dat ze zich niet met geraspte teuniswortels en gepelde sprinkhanen hoefde te voeden.
‘Ze wilden het niet!’ jammerde de man, terwijl hij de theepot ophield. Hij leek verbijsterd door zijn mislukking. ‘‘‘Sajna, één meer dan één is geen’’, zeiden ze. Wat zou dat moeten betekenen? En ze gaven me nog maar één uur om een vervanging te vinden die ze wel konden accepteren. Eén uur!’
Hij wendde zich plotseling tot Eilane. ‘Meisje, ja jij daar!’
Eilane greep de steel van de schop steviger vast. In een noodgeval kon je schep als een bijl dienen, al was het een nogal botte …
‘Meisje, heb je iets dat ze zoeken? Iets speciaals om te ruilen voor een authentieke, onbetaalbare Lady Liberty theepot? Het zal de beste deal van je leven zijn. Maar het moet wel hier en nu zijn. Ik heb een vreselijke haast!’ Hij hield haar de obscene pot voor alsof het de Heilige Graal was.
Hij merkte niet dat een Hand achter hem uit het zand opdook. Een wervelwind van tentakels en scalpels, gevolgd door een zuigend geluid. Twee, drie seconden later en zowel de man als de Hand waren verdwenen.
De Hand had de papegaai ongedeerd op de grond laten liggen. In het zand voor de vogel strekte zich een rij botten uit, een kunstgebit en een bloedzak. Iets verderop stond de theepot naast een stapeltje netjes opgevouwen kleding. Het oog op het T-shirt knipoogde naar Eilane, terwijl de papegaai twee keer krijste en wegvloog.
Eilane liep met een boogje om de stoffelijke resten van de man heen, stokstijf na elke derde stap en haar oren alert op het minste geritsel, maar de Hand kwam niet terug.
Ze pakte de theepot op. Na een lichte aarzeling drapeerde ze ook het knipogende T-shirt over haar schouders. Het zou waarschijnlijk wel verkoopbaar zijn. Haar familie had iedere europeso nodig die ze maar konden ritselen.
***
Die avond glipte Eilane uit het appartement van haar ouders op de zeventiende verdieping. De wenteltrappen van de torenflat waren spekglad van het braaksel en andere, nog onsmakelijker vloeistoffen.
Ze passeerde de liftdeuren: massief staal, nu dicht geroest.
Een van de Wachters op de Negende Verdieping, de oude kerel Tim Tandeloos, kletste graag over die liften. Hij schepte op dat ze nog hadden gewerkt toen hij jong was – een hoogst onwaarschijnlijk verhaal!
Eilane liep op haar tenen de trap af in het verstikkende donker, alert op elk geluid dat gevaar zou kunnen opleveren.
Gegons, gevolgd door een klikkend gezoem.
Een drone. Ze bleef stokstijf staan alsof het een Adamant was. Drones waren zeker zo gevaarlijk. De Toppers die de penthouses bewoonden, tientallen verdiepingen hoger, vonden op kelderkrakers jagen net zo amusant als bisamratten neerknallen.
De drone bleef twee, drie akelig uitgerekte seconden hangen en schoot toen omhoog.
Na een eindeloze afdaling waar bij ze elke trede met haar schoenpunt moest uittesten, rook ze het zeewater dat onder haar op de overloop klotste.
Eilane bleef op de tweede verdieping staan, duwde haar sup door een raam het zeewater in en stapte aan boord.
Inbreken in het mortuarium bleek belachelijk eenvoudig. Maar drie sluizen, en niet één ervan werd door een AI bewaakt!
Eilane vond het lichaam al op de zestiende brancard en sneed de rug van haar zus open tussen de ribbenkast en het bekken, net zoals op de YouTube-instructable die ze in de pratende Medische Encyclopedie van de buurman had bestudeerd.
Buiten bleef ze Maryams ruggenwervel afspoelen, lang nadat die al schoon was. Ze reeg het oneindig kostbare kleinood ten slotte aan een snoer securiplastic en hing het om haar nek.
‘Nog even geduld, mijn allerliefste zusje,’ fluisterde ze. ‘Ik haal je terug.’
***
Ooit hadden zelfs de armen platen van zwart glas bezeten die elke vraag konden beantwoorden of elk bekend liedje konden spelen. Dat was minstens drie generaties geleden.
Maar er bestonden nog steeds mensen die zo tuk op kennis waren dat ze draden in hun hersenen staken en het internet rechtstreeks aftapten. Het was een gepatenteerde manier om knotsknettergek te worden, omdat negenennegentig procent van al die ‘feiten’ pure leugens waren of, erger nog, advertenties voor producten die geen jutter ooit zou kunnen betalen. Toch beantwoordden die webjunkies je vragen soms met waardevolle feiten in plaats van gebrabbel.
Charlene keek door een zoomlens die als een glazen scarabee precies midden op haar voorhoofd zat. Haar echte ogen gingen schuil onder contactlenzen en ze zagen alleen wat er werd geprojecteerd, nooit wat er voor haar stond.
Drie schermen, dacht Eilane, en ik wed dat het camerascherm het kleinste is. De werkelijkheid betekent niet veel voor een e-junkie.
Ze zette de theepot op het enige tafeltje neer.
‘Zoiets willen ze hebben, maar dan anders. De Adamant.’ Ze tikte de wervel aan. ‘Om mijn zusje weer levend te maken.’ Een stel trefwoorden werkte bij dit soort lieden beter dan een heel verhaal.
‘Ik kan je precies vertellen waarop ze azen,’ zei Charlene. ‘Die informatie is gratis.’
‘Vertel het mij dan!’
‘Het zijn verzamelaars. Bied ze een object aan dat ze nog niet hebben.’ Een dramatische pauze. ‘En je wilt ook vast wel weten hoe je zo’n onderhandeling kunt overleven.’
‘Ja?’
‘Die informatie kost je wel een paar europesos. Die van eerlijk zink. Geen plastic.’
‘Zes. Dat is alles wat ik heb.’
Ze had nog negen munten verborgen in de voering van haar linkerlaars, maar e-heads waren er niet aan gewend dat mensen liegen, beweerden mensen. Informatie moest immers helder zijn?
‘Precies het juiste bedrag. Kijk, de Adamant, ze zijn niet zoals wij. Geen mensen. Wat voor jou verschillend is, hoeft dat voor hen niet te zijn. Voor ons lijken alle zandkorrels hetzelfde, goed? Stel je nu een verzamelaar voor die ze zo uitputtend onderzoekt dat elke zandkorrel voor haar uniek wordt. Dat zou handig zijn om mee te ruilen, hè? Miljoenen zandkorrels in elk duin. Miljarden. Maar draai het eens om. Een heel ander soort verzamelaar, een generalist die juist geen onderscheid maakt tussen een leren riem en een levende koe. Dan heb je na twee, drie keer niks meer om te ruilen!’
‘Dus hoe zit het met de Adamant? Zandkorrels of koeien-verzamelaars?’
‘Alleen big data kan je dat antwoord opleveren, meid. Xeno-gedragsanalyse met behulp van alles wat we weten van hun eerdere ruilhandel. Dat zal je vertellen wat je ze moet brengen en het nog overleven ook. Tegen een extra vergoeding natuurlijk. Laten we zeggen, zeven europesos? Je moet een klant nooit helemaal leegschudden. Dat kan elke AI je vertellen.’
Pas een uur later keek Charlene weer op.
‘Ik weet nu precies welke theepot je nodig hebt.’
‘Theepot? We blijven bij de theepotten?’
‘Ja, waarom niet? Maak je geen zorgen, meid, ze maken onderscheid tussen theepotten, dat heb ik geanalyseerd. Een theepot is de juiste plek om te beginnen. Eerlijk gezegd past dat ook mooi in jouw verhaal. Kijk naar de muur.’
Haar lens lichtte op en projecteerde een uitzonderlijk lelijke theepot op de muur.
‘Is dat alles? Zo modderig bruin en saai.’
‘Tja. Toch is die pot uniek. Er is er nog maar één over in de hele wereld. Dit geval is een Yixing theepot die door de befaamde Gu Jingzhou persoonlijk gedraaid en gebakken werd. In de vorige eeuw bracht dat geval anderhalf miljoen op. Ik ben er volledig zeker van dat de Adamant hem niet al hebben, omdat de kunstenaar er maar één van heeft gemaakt.’
‘Goed om te weten. En wat heb ik daar mee te maken?’
Op de muur verscheen een kaart van het overstroomde Den Haag met een knipperende pijl.
‘En je kunt die unieke schat hier vinden. In de Floating Gardens. De trotse bezitter schenkt er de porseleinen kopjes van zijn meest gerespecteerde gasten mee in.’
‘Dat is het territorium van de Taiwanese triade. De Bamboo Union bezit daar vrijwel alles. De bordelen, de gifsalons, de drugs.’ Eilane voelde een steek van ontzetting. ‘De Floating Garden is zo goed als hun clubhuis. Hun tempel.’
‘Klopt, en normaal zou dat zelfmoord zijn. Alleen, stel dat je precies wist waar Che-wei zijn theepot bewaart? Je racet naar binnen en duikt weer naar buiten. Een kwestie van minuten.’
Een laserprinter begon te sissen en een plattegrond gleed in het verzamelbakje.
In het ochtendlicht peddelde Eilane op haar supboard over de Nieuwe Koningskade en vervolgens langs de gorgelende Waterwerken naar de woonboten van de Taiwanese vluchtelingen. Een geschubde drakenbrug vormde de ingang van de enclave, geflankeerd door pilaren waaraan de rode en blauwe zonnevlag van hun verloren land wapperden.
Ze bestudeerde de sampan vanaf de overzijde van het kanaal. Haar ogen hadden duidelijk de verkeerde vorm om het theehuis mee in te stappen: bolle knikkers in plaats van elegante spleetjes. Haar T-shirt en verstelde regenbroek was zo mogelijk nog hopelozer: zelfs de berooidste klanten droegen traditionele kostuums zag ze. Naar het theehuis ging je blijkbaar op je paasbest. Beide geslachten gaven de voorkeur aan rode zijde, waarbij de vrouwen een prachtige hoofdtooi droegen en de mannen zweetbanden.
Het was echter de heilige plicht van de armen om van de rijken te stelen en de woonboot zag er weelderig uit, met een vergulde boeg en metershoge zijden spandoeken geborduurd met het edele gelaat van Chiang Kai-shek. Ongetwijfeld werd de woonboot beschermd door een tiental alarmsystemen en uitzonderlijk oplettende AI’s.
Ze kende echter een truc, eentje uit een antieke oplichtersfilm. De video was zo oud dat de Bamboo Union er misschien nooit van gehoord hadden, waardoor het weer gloednieuw werd.
Ze pakte een rol gele reparatietape uit het kluisje voorin haar sup en schreef De Blije Loodgieter, voor al uw reparaties op het materiaal. Nu een logo met een loodgieter die een moersleutel tussen zijn tanden hield, net zoals een piraat zijn dolk. Eilane had altijd van tekenen gehouden en was er behoorlijk goed in.
Samen met de zorgvuldig gekalligrafeerde tekst vormde het een beslist officieel ogende badge.
Ze maakte haar sup aan de sampan vast en hees zich op het dek. Een fronsende bewaker beende onmiddellijk op haar af.
‘Niet hier! Niet hier! Gebruik de hoofdingang.’ Hij sloeg zijn armen over elkaar en keek op haar neer. ‘Heeft u gereserveerd?’
Ze zette haar handen op haar heupen.
‘Ik ben zo snel mogelijk gekomen en dit is de ontvangst die ik krijg? Ik kan me ook gewoon omdraaien en dan kun je het aan meneer uitleggen… Hoe heette hij ook weer? Sjei-wei? Chewie? Dat je de loodgieter wegstuurde die hij zo dringend nodig had.’
‘Loodgieter?’
‘Ja.’ Ze tilde haar tas op, die nu hetzelfde logo droeg en liep langs hem heen. ‘Maak je geen zorgen. Ik weet de weg.’ Ze trok haar neus op. ‘Ik ben hier eerder geweest. Sommige vrouwen zijn ook zulke idioten. Ik bedoel, hoe moeilijk kan het zijn om je maandverband in de prullenbak te mikken?’
Hij liep niet achter haar aan. Juist rauwdouwers als hij verbleekten bij elke vermelding van vrouwelijke hygiëne.
Ze vouwde Charlenes kaart open. De e-junkie moest er met magnetische inkt een circuit in gedrukt hebben want er knipperde een pijl halverwege het schip.
Goed. Hier ben ik dus. Nu naar de boeg.
Ja, open die schuifdeur met de vliegende kraanvogels.
Links, links, rechts.
De trap af.
Ze duwde de tweede deur behoedzaam open, maar de keuken was leeg.
Hebbes! De theepot stond op een roodgelakt dienblad, op een ereplaats onder de lachende Boeddha.
Ze pakte het en er ging geen alarm af. Voor Che-wei was waarschijnlijk ondenkbaar dat een dief het zou wagen om van de triade te stelen.
Eilane zwaaide naar de bewaker toen ze op haar plank stapte.
‘Ik zal de rekening sturen. Zeg tegen jullie dames dat ze de volgende keer zorgvuldiger moeten zijn.’
Het ging perfect totdat ze de brug passeerde.
‘Je mag me niet zo ver van de keuken neerzetten,’ klonk er een gedempte stem uit haar tas. ‘Ik denk dat je me steelt. Ik bel nu mijn baasje.’ Een kiestoon steeg uit de tas op.
Die ellendige theepot! Het moet een ingebouwde AI hebben.
‘Hou op!’ beval ze. ‘U mag meneer Che-wei niet met elk wissewasje lastigvallen. Hij heeft het erg druk.’
‘Waarom neem je mij dan mee?’
‘Ik kan het uitleggen.’ Ze haalde de theepot uit haar tas en tilde hem op. ‘Het is voor reparaties.’
Ja, er gloeide een blauwe speldenpunt op de bodem. Een minuscule AI.
‘Ik geloof er geen woord van. Ik waarschuw de bewakers.’
De punt van Eilanes vlindermes raakte het lampje. Een knars en het doofde. Eilane vreesde echter dat het al te laat was. Che-Weis mannen wisten dat ze het kostbaarste bezit van de Bamboo Union had gestolen en ze zouden haar komen zoeken. Geduldig en gretig als een muis die kaas ruikt, zoals het spreekwoord gaat.
Ze liet haar sup achter op het eerste perron en hield een watertaxi aan.
‘Hoek van de Zevende en de Willinkkade,’ zei ze tegen de chauffeur.
Daar gaan mijn laatste europesos.
Een beest om als Hand te dienen. Ze had geen tijd om een rat of een andere vogel te vangen. Niet met een horde bewakers achter zich aan.
Onder de derde betonplaat ontdekte ze een blauwgroene duizendpoot. Het mormel wikkelde zich subiet om haar pols en probeerde haar te bijten. Ze droeg gelukkig haar kevlar juttershandschoenen nog en plakte het wild kronkelende wezen met een klodder seconde-lijm vast. Een beest is een beest
***
De Adamant hadden sinds haar laatste bezoek een permanente nederzetting gesticht. Boven een duinpan zweefden een half dozijn contrapties. Ze waren opgebouwd uit doorschijnende platen parelmoer die zich razendsnel opvouwden in buitenaardse origamipatronen en weer openklapten. Een zwerm heksenbezem-schepen dobberde hoog boven de constructies.
Eilane stapte de open plek op. Twee stappen later en een kubus schoot uit de hemel omlaag en parelmoeren wanden omgaven haar.
‘Laat ons eens zien wat je meeneemt,’ snerpte een stem vlak achter haar. ‘De tijd, de tijd verkilt! Minuten brokkelen af tot eeuwen.’
Eilane had geen flauw idee wat dat gebrabbel betekende, maar het klonk nogal urgent. Alsof de seconden wegtikten in bloedrode cijfers, net als in haar favoriete video met die levende atoombom.
Ze hield haar gehandschoende hand in de lucht om met de duizendpoot goed uit te laten komen. Met haar andere hand graaide ze in haar tas. Ze moest de theepot laten zien en aanbieden. Nu meteen.
Voordat ze die beweging kon voltooide, verstijfde ze. De hand in haar tas was veranderd in een stomp dood hout. De verstening kroop razendsnel door haar hele lichaam. Ze kon zich niet meer verroeren, schreeuwen of zelfs maar naar adem happen.
De theepot. Natuurlijk beschermde de triade haar kostbaarste bezit. Niet alleen een AI maar ook contactgif dat vrijkomt zodra de pot alarm slaat.
Terwijl het zwart uit haar ooghoeken aanwolkte, wandelde een van de Handen haar gezichtsveld in, terwijl de duizendpoot verwoed met zijn scharen bleef wapperen. Stom beest! was haar laatste gedachte.
***
Eilane ontwaakte op een ijskoude vloer. Twee van de Handen hielden haar in een houdgreep waartegen ze zich niet durfde verzetten. Drie Adamant bevonden zich nu in het gezelschap van een monster, dat wild gebaarde met tientallen poten. Het wezen was twee keer zo groot als Eilane en had een uitpuilende kop, een zwiepend paar antennes en een formidabele tangbek. Zijn lichaam bestond uit golvende segmenten.
Het wezen kwam haar verdacht bekend voor. Eilane blikte naar haar gehandschoende hand. De duizendpoot was verdwenen.
‘Ik kwam hier om een deal te sluiten,’ kraste ze met een keel zo droog als een lap leer. De vier monsters negeerden haar en bleven om de gigantsche duizendpoot heendansen.
‘Hé! Ik ben…’ Eén van de handen sloot zich om haar keel, en het leek Eilane verstandiger er het zwijgen toe te doen voor ze gewurgd werd.
Ik snap het, zij dacht. Midden in een handelssessie viel ik uit, dus gingen ze naar de enige overgebleven handelaar, mijn duizendpoot. Alleen viel er niet met hem te praten, niet met iets dat een IQ van hooguit 5 had. Dus hebben ze hem maar opgevoerd, hem even intelligent gemaakt als een mens.
‘Mijn lastdier…’ zei de duizendpoot. Zes of zeven van zijn poten zwaaiden in Eilanes richting ‘… in ruil voor de controle over twee van uw handen. Is dat geen mooi aanbod?’
‘Te duur geeft een slechte fushiawase,’ protesteerde de meest linkse Adamant. ‘We hebben de ruggengraatloze al opgevoerd. Zijn dode dienaar weer tot leven gewekt. Mensen zijn als schelpen aan de vloedlijn. Te talrijk voor waarde.’
‘Maar een mens die bereid is om niet-zelfsoorten te dienen, een handmens,’ voegde de Adamant toe die in de Argus-modus was, ‘dat is toch uppörvandi? De bewaarplaats na de Groening. Dit type mens maakt nog geen deel uit van onze collectie. En de tijd is rijp. Wordt koud, zo koud!’
De rechter Adamant richtte zich tot de duizendpoot. ‘Eén Hand als ruil, één minder dan twee, voor één Hand-mens. Is dat acceptabel?’
‘Wie luistert naar de klap van één hand?’ protesteerde de duizendpoot. ‘Wacht, ik doe een beter voorstel!’ Hij wees naar de wervel die om Eilanes nek hing. ‘Wil je meer handmensen? Ik voeg mijn vervangende bediende toe. Maak haar weer levend en ze is helemaal van jullie, geachte wisselaars!’
Een gele flits en Maryam lag op de vloer van de kubus, haar ogen wijd opengesperd.
‘Twee handen,’ beaamde de Adamant.
***
Het recept voor geluk is een gegeven paard nooit in de bek kijken.
Neem Eilane en Maryam. Ze zitten aan de rand van een bos met teruggehaalde varenbomen die helemaal uit de Juratijd stammen. Eilanes arm ligt om de schouder van haar zusje.
Ik zal je beschermen, denkt zij. Er zal hier niets ergs meer gebeuren. Nooit meer. Ze koesteren ons want we zijn een onvervangbaar onderdeel van hun collectie.
Bergafwaarts danst een stam velociraptors rond een kampvuur, trommelend op de schedels van brachiosaurussen. Hun ruggen zijn beschilderd met okerkleurige cirkels en de mannetjes dragen rinkelende kettingen die ze geregen hebben met de tanden van overwonnen rivalen.
De evolutie heeft minstens een dozijn keer intelligentie voortgebracht en de vertaalmodules van de Adamant maken zelfs de tentakelkronkels van een gigantische octopus begrijpelijk.
Alle negen soorten mensen vind je op de maan, een verbijsterend carnaval van dwergen met harige voeten, reuzen en spichtige dichters met opbollende schedels. Het interessantste voor Eilane is natuurlijk die Denisovajongen met onwaarschijnlijk lange zwarte wimpers en hemelsblauwe ogen die haar kransen van bleke lelies en orchideeën blijft brengen …
‘Kijk, Eilane!’ roept haar zusje: ‘Wat gebeurt er met de aarde?’
Hun oude wereld hangt boven de glooiende heuvels, een blauwe halve maan. Aan de nachtzijde gloeien de lichten van de steden als valse sterren.
Het blauw verandert en verschuift eerst naar het lichtste groen en uiteindelijk naar een prachtige smaragd. Aan de donkere kant knippen de lampen een voor een uit.
‘Zo mooi,’ fluistert Maryam. En dat is het zeker.