‘Waar kom jij vandaan?’
Sovjet geeft geen antwoord op de vraag van de bezoekster. Dit is zíjn kuil, zij is een vluchteling – al vindt Sovjet ‘bezoekster’ een prettiger woord. Ze is zeker geen sterke beschaving, hij kan haar even negeren.
Ze zoekt een plekje aan de rand van de kuil en leunt vermoeid tegen de steile helling.
‘Ze is duidelijk op de vlucht. Misschien is ze ergens verstoten of verdreven. De tocht door thermische verwoesting buiten de kuil heeft haar zichtbaar van haar reserves beroofd.’ De militair strategen zijn altijd de eersten die op een ontmoeting reageren. Het maakt hem verdrietig.
‘Entropie is de laatste en definitieve vijand van het universum,’ citeren zijn fysici een oude wijsheid. Hij legt ze het zwijgen op.
‘Ik ben geen bedreiging voor je, dat weet je toch?’
‘Een poging om een gesprek aan te knopen,’ melden zijn psychologen. ‘Een antwoord creëert emotionele verbinding. Niet antwoorden betekent voldoende afstand om later zonder empathische last te kunnen ingrijpen.’
Sovjet neemt het advies over, hij reageert dus niet. Ze heeft overigens wél gelijk: ze is geen bedreiging. Sovjet is absoluut sterker. Hij is in betere conditie, zwaarder bewapend en met de verzamelde deskundigheid van tientallen miljarden jaren en honderden biljarden individuele levens is hij onverslaanbaar.
‘Maar de aanwezigheid van deze bezoekster is evengoed een probleem in onze entropiekuil: ze produceert warmte.’
‘Reageer je niet? Ik praat tegen je.’
Hij kan haar nog wel even negeren, Sovjet heeft zijn aandacht op dit moment nodig voor mogelijk gevaarlijker uitdagers. Nauwkeurig onderzoekt hij het overzienbare gedeelte van de hittevlakte buiten zijn entropiekuil. Het lijkt verlaten.
‘Het is daar een hel buiten.’
‘Dat is het bekende mechanisme,’ vertellen de in Sovjets bewustzijn verzamelde psychologen. ‘Bij elke vluchteling loopt het proces hetzelfde. Ze gaat nu vertellen.’
‘Heb je de temperatuur buiten deze kuil gezien? Ons instortende universum kookt!’
Haar koelsystemen stomen inderdaad. Voordat ze de kuil in dook, heeft ze veel verhitting moeten incasseren. ‘We hebben vijftig miljard jaar van heelalkrimp achter de rug en het wordt elke dag heter. Weten jouw deskundigen hoe de dichtheid nu is? Of kom jij nooit meer buiten?’
‘Ja, dat weten we,’ melden de miljarden astrofysici. ‘De dichtheid van het universum is versneld gestegen, de temperatuur steeg mee. We sturen je nu de cijfers.’
Lijstjes met getallen schieten door zijn gezichtsveld. Sovjet moet even glimlachen. Met hoeveel ze ook zijn, die nerds weten nooit wanneer vragen retorisch zijn.
‘Even voor de volledigheid: door botsende sterrenclusters en fuserende zwarte gaten komt voortdurend nieuwe energie vrij. Door blauwverschuiving is alle straling nu harde gamma en dat versnelt de opwarming. We hebben prognoses die…’
‘Stop maar,’ breekt Sovjet de bèta’s af. Uit zichzelf stoppen ze niet.
‘Ik koel al wat af.’ De bezoekster lijkt haar angst voor onmiddellijke verjaging te hebben overwonnen. ‘Je hebt hier een mooie, diepe entropiekuil gevonden.’
‘Kwestie van vooruitdenken,’ mompelt Sovjet, terwijl hij de hete entropievlakte blijft scannen. Tien miljard jaar geleden is de Sovjetgemeenschap van de Oude Mensheid verhuisd naar het midden van de grootse leegte van Boötes. ‘Het Vaderras van de mens huist in de diepste entropiekuil die er in dit universum te vinden is – ik vind het een mooie symmetrie. Dit zal de laatste plek zijn die te warm wordt voor leven.’
‘Sukkel. Houd je mond!’ protesteren miljoenen psychologen. Heftige interne discussies breken los. ‘Maar het is waar,’ merkt een school van ethici op, waarop hun pragmatische collega’s direct reageren met ‘dat is op zichzelf geen enkele reden om het te zeggen’.
‘Haar energiesysteem is niet efficiënt,’ hebben Sovjets thermodynamici inmiddels ontdekt. Ze produceert te veel warmte per opgeslagen individu. Tweemaal zoveel als wij. Ze warmt onze kuil te hard op. Dat kost ons levenstijd.’
‘We hebben nog ongeveer een miljoen jaar tot de Singulariteit, het einde van de grote instorting en uiteindelijk de Big Crunch. Ben jij bang voor het einde?’ vraagt de vluchtelinge. In gedachten noemt Sovjet haar inmiddels ‘de indringster’ – dat bereidt hem voor op wat er moet gebeuren.
‘Niet bang voor het einde,’ antwoordt Sovjet, ‘maar wel voor de weg daarnaartoe. Al die beschavingen die ten onder gaan aan de strijd om de koelste plekken.’ Hij stokt even bij het oneindige leed van al de Sovjets die de hittedood sterven. De ontelbare opgeslagen individuen die daarin ten onder gaan. Mensen en bijna-mensen en bijna-niet-meer-mensen en al die andere intelligente soorten. Het universum is meedogenloos.
‘Maar je wilt wel als laatste overblijven.’
‘Ja, natuurlijk.’ Sovjet hoeft er geen seconde over na te denken, de bevolking laat hem daarover geen seconde met rust: ‘Elke seconde van onze Sovjet is een seconde voor elk individu. Dat zijn samen miljarden levensjaren. Elke seconde verlies is een massamoord.’
‘Mijn astrofysici blijven me voortdurend vertellen hoe het einde zal zijn.’
‘Dankjewel,’ sist Sovjet geïrriteerd. ‘Dat maakt mijn bèta-gemeenschap wel weer wakker.’
Inderdaad krijgt hij direct de rapportage binnen: ‘Als straks de temperatuur verder stijgt, zullen de sterren weg koken omdat het omliggend gas heter is dan hun oppervlak. Dan gaan de laatste megasterren hypernova, verslinden alsmaar groeiende zwarte gaten steeds meer sterren en stelsels en clusters en elkaar. Prognoses van de toenemende concentratie van massa…’
‘Stil jullie,’ mompelt Sovjet. De natuurwetten zijn het probleem niet. Het is de overal rondzingende dood. De één voor één stervende beschavingen en de doodskreten die door het snel kleiner wordende universum echoën.
‘Ik kan niet meer naar buiten,’ probeert de vluchtelinge. ‘In de hitte van de vlakte kan ik mijn beschaving niet meer koelen.’
‘Medelijden opwekken. Dat werkte een miljard jaar geleden nog.’ De historici zijn blij dat ze kunnen bijdragen. Dat gebeurt maar zelden. ‘We hebben voorbeelden uit de …’
Sovjet luistert niet, op dit moment gaat zijn aandacht uit naar de modellen die de toekomst berekenen. Is er ruimte voor vergissing? Kan er iets bedacht worden dat voor uitstel zorgt? Kan hij misschien zelfs uit dit stervende heelal ontsnappen?
‘Laat me de vlakte zien,’ geeft Sovjet opdracht aan de technici.
Terwijl de vlakke ruimte rondom de Kuil in zicht komt, krijgt hij uitleg: ‘Tsunami’s van entropie egaliseren het steeds kleiner wordende heelal. Civilisaties zonder thermische kuil zijn inmiddels verzwolgen. De ondiepere kuilen zijn al door entropiestormen opgevuld en beschavingen op de bodems ervan sterven de hittedood. Alleen diepere kuilen zijn nog over. Het zijn er steeds minder.’
‘Honderdduizend beschavingen vechten om de kuilen,’ vullen de militaire strategen aan. ‘Dit zijn de laatst overgebleven rassen, de sterksten. Ieder van hen heeft duizend anderen gedood om tot hier te komen. Terwijl de entropie stijgt, verdwijnen steeds meer leefbare kuilen. De competitie wordt steeds harder, dus we moeten scherp blijven.’
Het uitsterven gaat door. Nog maximaal een miljoen jaar tot de Singulariteit. Een ademtocht.
‘Mijn beschaving is bang,’ huivert de indringster als Sovjet niet reageert. ‘Iedereen bij ons is bang. Weten jullie een uitgang?’
‘Natuurlijk is iedereen bang,’ geeft Sovjet toe. ‘Wij zijn niet de heersers hier. We worden geregeerd door behoudswetten en tijdsymmetrie, en zij zijn meedogenloos. Het Universum blijft een gesloten systeem.’
‘Dus zelfs de Sovjet van mijn Vaderras is machteloos,’ constateert de vluchtelinge. Het klinkt alsof ze het beledigend bedoelt.
Háár Vaderras? Sovjet kijkt haar verwonderd aan. Daar had hij nog niet aan gedacht: is deze vluchteling mogelijk een afstammeling van hem? Ze is klein, haar representatie wijst op een organisch ras dat in gewichtloosheid leeft.
Zijn eigen uiterlijke vorm heeft de Sovjetgemeenschap van de Oude Mensheid met zorg gekozen. Vaderschap geeft verplichtingen, en met twee benen, twee armen en één hoofd is de herkenbaarheid groot. Via zijn ogen kijkt de beschaving mee: de verzamelde persoonlijkheden van zesentachtig miljard jaar mensheid.
‘Maar zeg me, Eerbiedwaardige Overgrootvader.’ De bezoekster-civilisatie heeft besloten te gaan pleiten.
‘Dit hebben we eerder gezien,’ hoort Sovjet zijn evolutiebiologen melden. ‘En in haar geval zou het zou kunnen. Er zijn zoveel achterkleinkindrassen waarmee nooit contact is geweest.’
‘Wij gaan ten onder, Overgrootvader.’
Sovjet kijkt haar indringend aan. Hij ziet haar interne besprekingen. Het is een chaos, geschreeuw en paniek en eindeloze, zinloze, betekenisloze discussies. De beschaving die zij representeert is sociaal volledig ingestort.
‘De keus voor een vrouwelijk geslacht voor representatie is veelzeggend,’ zeggen de psychologen, ‘ze richt zich op onze bekende raciale zwakheid.’
‘Aan details van haar representatie te zien, is het ras laat ontstaan,’ concluderen genetici. ‘We zien hier een bijna-mensras. Het zou een betachterkleinkindras kunnen zijn.’
‘Ze is jong en impulsief.’ De antropologen moeten ook nog iets bijdragen. ‘We zien trekjes die wijzen op afkomst uit de Grote Muur. Elementen van menselijkheid, maar wel vermengd met veel vreemde elementen. Zelfs technologisch.’
‘Maar het ondoordachte gebruik van een verkeerde titel is een belediging,’ vinden de onderhandelingsstrategen. ‘Of een poging tot manipulatie, wat nog erger is.’
‘Iedereen gaat naar het einde, mijn achterkleinkind,’ antwoordt Sovjet.
Er klinkt gesis uit de gemeenschap. ‘Ongefundeerde benadrukking van een onbewezen relatie. Onnodig empathische benadering. Je geeft te veel weg, dat is strategisch een domme beslissing.’
‘Maar onze ondergang gaat te snel, Overgrootvader. Wij hebben tijd nodig voor de oplossing. We zijn er bijna.’
Dit is geen invasie, bedenkt Sovjet. Dit is een smeekbede. Ze is ten einde raad. ‘Niemand gaat te snel. Als onze tijd er is, dan gaan we.’
‘Maar we zijn bijna bij de oplossing hiervoor, Overgrootvader. We zijn er zo dichtbij. Als u ons hier in de kuil de benodigde tijd geeft, zullen we de oplossing met u delen.’
‘Er is geen oplossing,’ melden de theoretisch kosmologen. ‘We hebben het van alle kant bekeken en de Big Crunch is onontkoombaar. De Singulariteit komt.’
‘Dan is dit dus gewoon chantage. Een poging om tijd van ons te stelen met als enige argument een fictieve kans op iets wat er niet is,’ concluderen speltheoretici. ‘Daar is maar één goede reactie op.’
‘En de kosten …’ vraagt Sovjet aan zijn gemeenschap. De vluchtelinge hoort hem de woorden uitspreken, het knakt het weinige zelfvertrouwen dat haar nog overeind hield.
‘Door een langdurige aanwezigheid van deze vluchteling zal onze kuil duizenden jaren eerder vollopen,’ hebben de fysici al berekend. ‘Nu al kost haar aanwezigheid ons weken.’ Uit de gemeenschap klinkt gesis van verontwaardiging – de prijs voor deze trage besluitvorming is te hoog.
Sovjet hakt de knoop door. ‘Er is geen oplossing, betachterkleindochter, en er is geen reden om daarover de discussiëren.’
‘Maar Overgrootvader…’
‘Je moet nu gaan.’ Sovjet gebaart met zijn rechterhand, oerkrachten knetteren door de kuil.
De bezoekster krimpt ineen tegen de helling. Hij zal haar niet doden, maar ze moet de kuil verlaten. Hoewel, bedenkt Sovjet niet voor de eerste keer: wat is eigenlijk het verschil?
‘Je stuurt me de vlakte op?’ De vluchtelinge smeekt nu zonder terughoudendheid. Zonder trots. ‘Je weet van de magneetbevingen, van de verzengde hittestraling, van het oververhitte intergalactische gas, en je stuurt je eigen kleindochter daarheen?’
‘Als je een kuil vindt…’ begint Sovjet.
‘… dan is die al bezet. En als ik geen kuil vind…’
‘… dan zul je sterven.’ Er is geen ruimte voor mededogen.
‘Het zij zo,’ roepen de ethici.
‘Nu.’
Het eerste deel van haar vlucht door de relatieve leegte van de Boötes-vlakte kan Sovjet haar volgen. Dan verdwijnt ze in de trillende hitte van het intergalactische medium.
‘Wij signaleren een ondergangskreet,’ melden de astronomen. Elke stervende civilisatie dooft met een kenmerkende opflikkering van het gezamenlijk bewustzijn. ‘We zijn er niet zeker van dat deze dichtbij was, het signaal was zacht en verdween al snel in het permanente achtergrondgekrijs.’
Sovjet besteedt geen tijd aan het denken aan de honderden miljarden individuele persoonlijkheden die tegelijk met deze bezoekster in de entropie verdwijnen. Er gaan te frequent beschavingen ten onder en het einde komt te dichtbij.
‘Het heeft veel te lang geduurd voordat deze beslissing werd genomen en uitgevoerd,’ is de consensus die ontstaat in de gemeenschap, ‘dat kost ons miljarden levensjaren. Je moet sneller beslissen.’
Sovjet zakt achterover op de bodem van de kuil. Energie besparen. Entropie minimaliseren. Koelen. Proberen rust te vinden tot aan de singulariteit.
De gewenste rust duurt niet lang.
‘Vreemdeling. Wij eisen uw plaats op. Verlaat onmiddellijk deze kuil.’
Het vreemde ras dat opduikt op de rand weet natuurlijk niet wie het uitdaagt, anders zou het verder getrokken zijn. Het is een arrogant ras, ziet Sovjet, maar overmoed is de onvermijdelijke eigenschap van elke nog bestaande beschaving. Evolutie is even meedogenloos als elke andere natuurwet.
‘Is dit ook een afstammeling van me?’ vraagt Sovjet zich af.
Exobiologen reageren onmiddellijk: ‘de scan is heel duidelijk: dit ras heeft geen enkele relatie met menselijkheid.’
‘In de vijfendertig miljard jaar van de opkomst op het mythologische Terra tot aan de Omkering hebben de menselijk afstammingsrassen het universum veroverd,’ beginnen de historici met hun antwoord. Ze zijn altijd langdradig. ‘In de vijftig miljard jaar sinds de Omkering van het Heelal is de concurrentie harder geworden. Dit ras is niet menselijk, het heeft zonder twijfel veel van onze kind- en kleinkindrasssen uitgeroeid.’
‘Dat is niet relevant,’ reageren onderhandelingsstrategen direct, ‘wij zijn hier niet voor onze familiebanden. Alleen voor onszelf.’ Overal klinkt instemming.
‘Er is hier geen ruimte,’ stelt Sovjet vast. ‘Vertrek of ga onder.’
De onvermijdelijke aanval komt onmiddellijk: ruimtetijd vervormende velden knetteren, klassieke explosieven steken met vrijwel de lichtsnelheid de korte afstand over, alles verterende straling doorklieft de lege ruimte, paradoxen en hacks worden geïnjecteerd in logische systemen. De aanvaller heeft gekozen voor de strategie van ‘onverwachts en alles-of-niets’. Dat is een logische aanpak. Het wordt niets.
Sovjet incasseert de aanval moeiteloos, hij spiegelt de entropie en gebruikt die als draaggolf voor zijn eigen haat. Zijn tegenaanval is sneller en dodelijker dan het vreemdelingenras ooit heeft meegemaakt.
Het krijsen van de stervende biljoenen individuen heeft een emotionele frequentie die Sovjet niet raakt, de beschaving was voldoende vreemd. Sovjet hoort zijn eigen beschaving juichen.
‘De tegenstander is ingestort in onze eigen kuil,’ constateren militaire strategen. ‘Dat is ongelukkig, het vergroot de entropie op de bodem. Het was beter geweest als het ras op de vlakten buiten zijn kuil was omgekomen. We moeten de vlakte rondom ons intensiever scannen om beter op bezoekers te kunnen anticiperen.’
Het interne twistgesprek wordt verstoord door gekrijs op een frequentie die hem hard raakt. Het is emotioneel dichtbij, niet noodzakelijk ruimtelijk. Het sterven van een eerstegraads kindras gaat hem door merg en been.
‘Dat is al vaker gebeurd en het zal zeker frequenter worden,’ stellen de gedragstherapeuten vast. ‘We moeten onze vastberadenheid niet laten ondergraven. Daar bewijzen we ook onze kinderen geen dienst mee.’
‘Onze kindrassen horen bij de sterksten van het universum,’ constateren de pedagogen trots. ‘Ze hebben het langst de verschrikkingen doorstaan, ze hebben het vaakst van concurrenten gewonnen.’ Zulke trots van de opvoeders is natuurlijk vertederend, bedenkt Sovjet. Maar nu de singulariteit dichterbij komt …
‘Vader. Het is zover.’
Inderdaad. Het is zover. Hij heeft geweten en gevreesd dat dit moment moest komen.
Een kort moment denkt Sovjet terug aan de oertijd. Het mythische Terra, waar de VOC-mentaliteit werd gesmeed die de mensheid altijd heeft gedreven: verover, overheers en exploiteer. De tijd dat de mens zichzelf zaaide, overal waar maar planeten leefbaar konden worden gemaakt. Tijden waarin hij voorzitter was, leidsman, dwingeland. Soms dienstbaar en goedaardig, soms onderdrukker en meedogenloos, soms alles tegelijk. Wat maakte het goed? Of slecht? Wat maakte het de moeite waard?
‘Vader. Hoe doen we dit?’
Het is zijn oudste kindras, de eerstgeborene. Niemand staat zo dicht bij hem, ook al heeft dit kind keuzes gemaakt die Sovjet niet wilde toestaan. Het werd geboren in zijn eigen thuismelkweg, ze hebben woeste oorlogen gevoerd en moeizame vredes gesloten. Misschien heeft dit ras onderweg de menselijkheid verloren, maar wie is Sovjet dat hij daarover kan oordelen?
‘Vader. Vertrekt u vrijwillig?’
Buiten is het stil geworden. Het gekrijs van stervende beschavingen is uitgedoofd. Alleen zij tweeën zijn over in het verder uitgestorven heelal. Na dit gevecht zal er nog één beschaving over zijn. Bij de singulariteit geen enkele.
‘Vrijwillig? Nee. Dat kan niet.’ De massa persoonlijkheden in hem schreeuwt om leven. Ook al is het weinig, ook al is het tijdelijk, ook al zijn de kosten hoog: we willen leven!
‘Ik weet het.’ Ook zijn oudste nakomeling heeft myriaden om leven schreeuwende inwoners.
‘Ik wil je niet doden, Vader.’ Klinkt er nog respect door? Maar wat betekent respect in deze situatie? Misschien een milliseconde twijfel. Misschien…
‘Ik jou ook niet.’
‘Maar ik moet.’
‘Ik ook.’
Sovjet weet dat hij elke beschaving kan overwinnen, ook die van zijn kindras. Als hij maar standvastig is en meedogenloos toeslaat. Maar hij twijfelt… ‘We kunnen ons voor ons kindras opofferen,’ legt hij voor aan de gemeenschap. ‘Het zou moreel juist zijn om ruimte te maken voor onze oudste zoon.’
‘Heeft een kind soms meer rechten dan zijn vader?’ vragen juristen.
‘Dwingt liefde tot zelfmoord?’ schreeuwen sociologen.
‘Wat betekent ‘moreel juist’ eigenlijk als je na je keuze dood bent?’ roepen ethici.
‘Wat winnen we ermee om de strijd aan te gaan? Tijd. Maar wat betekent één paar jaar winst op de meer dan tachtig miljard jaar die wij achter de rug hebben?’ melden historici. Ze worden weggehoond. ’Mag je eigenlijk wel winst- en verliesrekeningen maken voor zulke beslissingen?’ Het honen verstomt niet.
‘Wij nemen nu beslissingen voor onszelf,’ roept de meerderheid. ‘Niet over het verleden, maar over de toekomst.’
‘Maar wie mag zulke beslissingen nemen?’ vraagt Sovjet.
Voor het eerst ervaart hij besluiteloosheid. Hij blijft staan, hij tilt geen hand op. Zijn kindras lijkt eveneens met dilemma’s te worstelen. Even glimt een sprankje hoop: kunnen ze hier een uitweg vinden?
Dan gaat in een flits de rechterhand van het kindras omhoog. Het heeft besloten tot vadermoord.
In een nog snellere reflex reageert Sovjet. Knetter vult de kuil, hacks leggen verdedigingen plat, flitsvelden slaan brandend in, bolbliksems tasten verterend de verdedigingssystemen aan.
Na de eerste slag zitten ze beiden op hun knieën op de bodem. Ze zijn allebei beschadigd, geen van hen is verslagen.
‘Het hoeft niet.’ roept Sovjet.
‘Vertrek je vrijwillig?’ Het kindras is net zo meedogenloos als de vader. Dat kan ook niet anders, denkt Sovjet. Langzaam richt hij zich op, klaar voor een nieuwe aanval.
Op het moment dat Sovjet zijn hand optilt, stroomt plotseling een tsunami van entropie zijn kuil binnen. Onverwacht, dat is onvergeeflijk: hij heeft verzuimd de vlakte te blijven scannen! De golf slaat over de rand en raakt het kindras vol in de rug.
Het is een versplinterende klap. Sovjet ziet de structuur breken. Hij voelt de pijn alsof het zijn eigen pijn is. Zonder sociale cohesie heeft het kindras geen verdediging meer tegen de alom aanwezige chaos. De tsunami dringt binnen, myriaden van menselijke persoonlijkheden lossen op in entropie. Het kindras zijgt ineen en zakt neer op de vloer van de kuil. Het oorverdovende gekrijs van dood en ondergang verdooft Sovjet. Hier sterft zijn eerstgeborene.
De gemeenschap juicht niet, de stilte doortrekt alle persoonlijkheden en alle interne structuren. Gebroken zakt Sovjet in de nu ondieper geworden kuil. Heeft hij zijn kindras gedood? Nee, niet eigenhandig. Maar als het lot niet had ingegrepen, dan had hij het wel gedaan. Is dat niet hetzelfde als het wel doen? Is intentie niet de essentie van schuld?
Het entropieniveau op de vlakte stijgt onstuitbaar. Terwijl de kuil definitief volloopt, golft de aanvaarding door de gemeenschap. Dit is het einde. De Singulariteit.
Zonder enige aankondiging gaat er naast Sovjet een deur open. De halfduistere gang erachter lijkt te eindigen in een lichte zaal. Sovjet twijfelt, zijn intuïtie proeft een belofte: licht, warmte. Een uitnodiging. Voor hem, die zijn kind heeft gedood…
De theoretische fysici hebben het al geanalyseerd: ‘Dat zijn theoretisch bekende patronen, hoogdimensionale stringsystemen en wormgatstructuren. Parallelle universa, mogelijk.
‘Een overgang naar het hogere,’ roepen theologen. ‘Wij zien parallellen met bijna-doodervaringen en middelengebruik en zelfhypnosetechnieken. Heel boeiend.’
‘Dit universum was een trainingskooi voor waakhonden,’ suggereren fictieschrijvers, ‘en we zijn zojuist bevorderd tot huisdier in een hogere dimensie. Nee, wacht,’ verbeteren ze zichzelf, ‘het is een worstelwedstrijd, we gaan nu naar een andere ring voor de volgend ronde.’
De poort is een uitnodiging, dat is duidelijk. Maar waarvoor? Kan hij erop ingaan zonder dat te weten? Is survival of the fittest een moraal? Wat heeft hij bewezen door de overlevende te zijn?
‘Welke intelligentie hier ook op ons wacht, ze zijn sterker dan wij.’ De opmerking van de strategen valt slecht.
‘Jullie denken nog steeds in termen van macht. Die tijd is voorbij.’
‘Maar hoe moeten we dan denken? Wij blijven de erfgenamen van de VOC.’ pruttelen de militairen nog even tegen.
‘Aan het eind van de tunnel wacht waarschijnlijk een vorm van evaluatie,’ concluderen de politici. ‘Maar als we niet gaan, dan sterven we hier.’
‘Alles is beter dan hier blijven,’ besluit de gemeenschap.
Hij heeft geen keus, Sovjet neemt het kleine opstapje dat hem uit de kuil toegang verschaft tot het portaal. Stapje voor stapje loopt hij door de lange gang.
‘Ik denk,’ fluistert hij om zichzelf moed in te praten, ‘dat ik meer opzie tegen een beoordelingsgesprek dan tegen een gevecht.’