Mijn besluit is genomen. Het is bevrijdend te weten dat er een einde aan komt. Weliswaar niet zoals menigeen gedacht had, maar een einde is toch een einde. En daar heb ik vrede mee.
*
Elk einde heeft natuurlijk een begin. Mijn begin was een oefenloopgraaf in de veilige Roestlich-enclave in Zuid-Sudetenland. Veilig sinds we het op de Russturk Alliantie veroverden in 2097. Ik verloor mijn linkervoet daar destijds op een landmijn. Onwillekeurig bewoog ik het lichaamsdeel. Het cybernetische aanhechtsel functioneerde als mijn eigen voet, ooit, inclusief gevoel, helaas dus ook pijn.
In 2103 trainde ik daar met mijn peloton. We testten nieuwe plasmawapens uit, net zo snel als kinetisch, maar met veel meer doordringend vermogen en doelwitschade.
Of het nu een ongeluk was of opzettelijk, ik werd vol in mijn borst geraakt. De gloeiende plasmaklodder hechtte zich aan het gevlochten kevlar van mijn wapenrusting en begon zich een weg naar binnen te vreten. Ik heb vast geschreeuwd zolang ik nog longen had. Water werkte niet, dat isoleerde enkel de buitenlaag van het spul, terwijl van binnen de gloeiende massa doorwerkte.
De pijn, zenuwen die het, net als ik, uitschreeuwden voor ze – gelukkig – voor altijd tot zwijgen werden gebracht. En daarna werd alles zwart toen mijn longen en hart uit mijn borstkas brandden.
*
‘Het scheelde niet veel, Kempfer,’ vertelde de arts die me geopereerd had. ‘Gelukkig waren je hersenen nog intact, want het plasma had een meloengroot gat van voor naar achteren door je heen gebrand.’ Hij tikte even op mijn borstkas, die hol klonk. Goede akoestiek wel, ik kon altijd nog drumstel worden. ‘Mechanische longen, een DuraPulse motor, een neurostent en een aorta-mesh, gevat in een titanium frame met een beryllium-koolstof kap, zo goed als nieuw dus.’
Het klonk alsof hij de eigenschappen van een nieuw soort automobiel aan me verkocht. Het was de zeventiende keer dat ik op de operatietafel lag. Ik kende het protocol inmiddels. De eerste weken moest je revalideren. Je kreeg expres geen spiegels te zien omdat je eigen aanblik je zo zou kunnen schokken dat je daardoor, samen met je onmacht en onvermogen, zou kunnen besluiten er maar een eind aan te maken. Daarvoor investeerde GraaiCo niet zoveel geld in je. Waarschijnlijk de enige reden dat er goede psychologen werden ingezet: om hun investering te beschermen, niet voor ons welzijn.
Ik lachte hem uit. ‘Geef me nou maar een spiegel, doc, Ephraim. Na zestien bezoekjes aan jouw toko ben ik wel wat gewend.’
Met een zucht en een vermoeide glimlach pakte de dokter een kleine spiegel uit een kast en gaf die aan me. ‘Geloof me, ik zou ook niets liever doen dan wat verstuikte enkels, ontstoken amandelen en RSI behandelen. Maar het is nu eenmaal oorlog daarbuiten en we doen wat we kunnen.’
Ik bekeek het werk dat de dokter geleverd had. Vergeleken bij mijn andere prothesen zag het er niet slecht uit, dat moest ik toegeven. ‘Is het al mogelijk dermo-kits te bestellen? Dan rennen kinderen in ieder geval niet meer gillend weg als ze me zien.’
De dokter knikte. ‘Ze hebben te veel killerbots gezien. Jouw gezichtsprothesen met laser-pointers lijken daar op. Ik kan het voor je navragen. Voorraad is meestal snel verdwenen.’
Mijn stilzwijgen duurde blijkbaar te lang, want de dokter vroeg: ‘Als er niets meer is, dan ga ik naar mijn volgende patiënt.’
‘Een vraag, dokter Ephraim …’
Hij keek me afwachtend aan.
‘Nu er zoveel aan me vervangen is en ik geen hart meer heb, ben ik nog wel menselijk?’
Dokter Ephraim keek naar de grond en schoof zenuwachtig met zijn voeten. ‘Dat is een vraag die ik niet kan beantwoorden. Dat kunnen zelfs onze psychologen niet. Wat is mens-zijn? Ik zou eens met een kapelaan, imam of rabbi gaan praten, Kempfer, misschien kunnen zij je helpen.’
*
Twee maanden later lag ik in een spervuur tussen Zwitserse bergrebellen enerzijds en Tiroler-afscheidingsterroristen anderzijds. Niet alleen vroeg ik me af wat ik daar nu in ’s hemelsnaam aan het doen was, ik vroeg me ook af waarom ik me als vijand van deze vechtende partijen moest beschouwen. Ik was meer robot dan mens, een cyborg, een menselijk wezen met machine-verbeteringen. Hoe menselijk was ik eigenlijk nog?
In mijn verwarring stond ik op en liep doodgemoedereerd het slagveld af. Een enkele verdwaalde kogel raakte mijn berylliumkoolstof borstkas maar ketste af op het harde materiaal. De strijdende partijen waren te verbouwereerd om door te vechten en zaten enkele dagen later aan de onderhandelingstafel.
Ik denk dat dat het moment was, het inzicht dat je kan raken als een donderslag bij heldere hemel. Ik was mijn doel kwijt geweest als mens, mijn onderdelen waren praktisch onverslijtbaar en onverwoestbaar, waar zou ik me nog druk over maken? De gedachte dat ik mensen gered had van het ondergaan van mijn lot of iets veel ergers, vervulde me met een soort trots, een soort diepe gloed, raar genoeg op de plek waar ooit mijn hart klopte. Dit was weer een doel!
*
Mijn opdrachtgever verdiende zoals altijd zowel aan oorlog als aan vrede en verkocht zijn diensten en materialen aan alle strijdende partijen. Het Zwitserse geval bracht hen op een idee en al snel werd ik gevraagd als mediator op te treden in gevallen waar het voor GraaiCo beter uitkwam een tijdelijk of langer bestand in te zetten zodat ze zich beter konden positioneren voor andere winstgevende ondernemingen. Natuurlijk konden ze zulke conflicten ook weer eenvoudig aanwakkeren middels simpele propaganda en hier en daar en politieke moord, maar in dat deel van de onderneming werd ik niet meer ingezet.
Tijdens de vierde beperkte zuivering van de Parijse Banlieus wist ik wat me te doen stond. In de wetenschap dat de rebellen met klein kaliber pistolen schoten, liep ik expres in het zicht en werd zoals ik verwachtte in mijn hoofd geraakt, ongeveer het enige waar ik nog gewond kon raken. Ik had namelijk nog een doel, dat me enkele dagen eerder te binnen was geschoten.
Onderweg naar de operatietafel dwong ik mezelf wakker te blijven zodat ik mijn dokter kon spreken. Ik had namelijk wat wensen en dit was het moment om die kenbaar te maken.
‘Kempfer? Leef jij nog?’
‘Doc Ephraim, ik kan over jou hetzelfde zeggen.’
Hij bekeek de schade aan mijn gezicht. ‘Het ziet er erger uit dan het is. Hoofdwonden bloeden als runderen. Ik kan het eenvoudig hechten, binnen twee dagen zie je er niets meer van.’
‘Nou, ik wilde eigenlijk iets anders vragen. Ik ben nogal geschrokken van de vele aanvallers die op me schoten en toen ik geraakt werd bedacht ik me: als je ze toch eens allemaal in de gaten kon houden, allemaal tegelijk.’
Doc Ephraim krabde zich op zijn kalende hoofd. ‘Als een soort heads-up-display maar dan in implantaatvorm, zoiets?’
Ik knikte, pijnlijk. ‘Ja, kun je dat niet plaatsen?’
De dokter raadpleegde zijn polscomp en bladerde door allerlei medische sites. ‘Hmm, er zijn inderdaad opties verkrijgbaar. Laat me je status bij GraaiCo even nakijken.’ Hij bladerde verder. ‘Ja, ze zijn bereid dat voor je te bekostigen.’ Hij knipoogde. ‘Zo te zien heb je aardig wat krediet opgebouwd bij de hoge piefen. Zo snel heb ik nog nooit een aanvraag goedgekeurd gekregen.’
‘Ik zal ze wel een hoop opgeleverd hebben,’ gromde ik.
‘Hoe dan ook, de koerier kan hier over een half uur zijn.’
‘Doe het maar.’
‘Gedaan, hij is onderweg. Hoe is het eigenlijk met je zoektocht naar je menselijkheid verlopen?’
‘Daar ben ik nog mee bezig,’ vertelde ik hem. ‘Ik denk dat ik wat stappen in de goede richting heb genomen. Mijn nieuwe rol bij GraaiCo als mediator is daar een onderdeel van. Mensen bij elkaar brengen aan de onderhandelingstafel en ze naar vrede begeleiden past beter bij me.’ Ik besefte me maar al te goed dat Ephraim meer was dan alleen maar een veld-chirurg. Zoals vrijwel alle managers bij GraaiCo, of bij de concurrent, waren ze er niet voor de werknemers, enkel voor de werkgevers. Het verbaasde me hoeveel van mijn collega’s daar nog in trapten.
‘Het klinkt als een roeping,’ zei doc Ephraim. ‘Als je toch niet meer in oorlogssituaties komt, overweeg je dan weer menselijke onderdelen in te zetten als vervanging van al het metaal?’
Ik keek hem aan tot hij wegkeek. We wisten allebei dat sommige menselijke onderdelen kakelvers moesten zijn om ze goed in te zetten. Levende ‘donoren’ dus. Het is nooit anders geweest, zelfs niet met onze geavanceerde technologie. Ik zag hem in zijn achterhoofd notities maken. Zo voorspelbaar.
‘Hoe dan ook, doc, ik blijf een soldaat. Dat betekent dat ik soms kogels of erger moet opvangen voor gewone burgers.’ Ik haalde mijn titanium schouders op. Een menselijk gebaar voor een half machine die twijfelde aan zijn mens-zijn. ‘Daar kan ik mee leven.’
Twee uur later stond ik buiten, nog wat onwennig met de heads-up-display die direct op mijn oogzenuw gekoppeld was en een toegevoegde werkelijkheid toonde. Warmte, UV, EMF en nog een hele riedel gegevens die integreerden met sensoren die in mijn andere onderdelen zaten maar die ik nog nooit echt gebruikt had. Het was wel duidelijk dat GraaiCo kosten nog moeite spaarde voor trouwe – en nuttige – dienaren.
*
Ik merkte de verandering in houding van mijn meerderen enkele weken na plaatsing van het implantaat. Ineens werd ik naar minder belangrijke conflicten gestuurd. De correlatie was overduidelijk. Mijn componenten waren gekoppeld met de bedrijfs-intelligenties die getraind waren op menselijk gedrag en veranderingen die buiten de normale parameters vielen. Met de vele nieuwe data die ze via mijn implantaten over me kregen, lekten waarschijnlijk ook wat van mijn onderbewuste gedachten mee.
Zoals ik geleerd had in de jaren die achter me liggen, boos worden heeft weinig zin. Kalmte, volharding, vastberadenheid, leren van je fouten, dat waren waarden die me verder hielpen.
Meditatie was een perfecte manier om mijn gedachten te ordenen en langzamerhand mijn onderbewuste af te scheiden. Zo kon ik voorkomen dat mijn werkelijke gevoelens en gedachten doorlekten in mijn bewuste gedachten, die door mijn oude en nieuwste verbeteringen konden worden opgevangen. Mijn nieuwe, hoogste, doel begon vorm aan te nemen in mijn hoofd.
Op een kille julidag in zuid Spanje – klimaatverandering bleek uiteindelijk ook een verdienmodel – zag ik mijn kans hogerop te komen. Ik begeleidde een hoge manager van het vliegveld naar zijn hotel voor een overleg tussen Baskische Monarchisten en vertegenwoordigers van het Alamedese Kalifaat die regelmatig strijd voerden over de ruïnes van Madrid. GraaiCo wilde vrede, zodat ze konden verdienen aan wederopbouw, waarna ze weer een oorlog zouden aanwakkeren om de boel weer in puin te schieten. Waarbij GraaiCo dan weer de wapens leverde aan beide partijen. Typisch GraaiCo, maar zo werkt de wereld nu eenmaal, helaas.
De mortiergranaat kwam uit het niets en raakte onze zwever precies op het motorcompartiment, waardoor we neerstortten. Onze chauffeur was op slag dood, de lijfwacht lag in tweeën gescheurd te kermen terwijl bloed en stront uit zijn ingewanden dropen. Mijn implantaat toonde zijn overlevingskans als nul procent. De manager zat onder de schrammen en builen, bewusteloos, maar hij was niet levensgevaarlijk gewond. Een gegeven dat onze belagers niet was ontgaan, aangezien het nu kogels regende op de zwever.
Ik lachte inwendig om de kleine kalibers die ze gebruikten, nauwelijks genoeg om het glas van de ramen te vernielen. Mijn implantaat registreerde een zestal aanvallers op korte afstand, verborgen achter lage muurtjes en een doorgeroest autowrak. Ik rekende en trapte vervolgens mijn deur eruit. Ik sprong naar buiten terwijl kogels van mijn borst afpingden. Ik was bij de eerste, jongeman, mager, uitgehongerd. Klap tegen zijn slaap, bewusteloos. Zo ging ik ze een voor een af en binnen een seconde of vijf was het voorbij. Ik bond ze vast voor de opruim-afdeling.
De reddings-zwevers waren twee minuten later bij ons. Ik schudde mijn hoofd. Te langzaam, jongens. Dat wordt een reprimande van het hoofdkantoor. Ik sprak het niet hardop uit.
*
Mijn acties in Spanje waren niet onopgemerkt gebleven. Ineens was ik naast mediator ook de vaste begeleider voor delegaties terwijl ze getransporteerd werden. Normaal gesproken een onaanvaardbare belangenverstrengeling, maar zomaar toegestaan. Veel mooier kon het niet zijn. In het jaar dat volgde begon ik mijn voorbereidingen te treffen, terwijl ik steeds belangrijker functionarissen begeleidde. Niet alleen naar vredesbesprekingen, ook naar bedrijfs-overleggen tussen de hoogste managers en directieleden.
Mijn doel, eerst vaag omlijnd in de eerste maanden na mijn ongeluk met het plasma-geweer, werd in de jaren erna steeds duidelijker en het wachten was nu enkel op het perfecte moment, de samenloop van omstandigheden die me de hoogste opbrengst zou geven voor de investering die ik gedaan had, ten koste van mijn laatste restje menselijkheid.
De boodschap bereikte me op zeven januari van 2110. Ik had ongeveer een week om me voor te bereiden op een bijeenkomst in de diepe bunkers van Graubünden, de nieuwe veilige vergaderplek nadat Davos van de kaart was gebombardeerd in de tweede politionele actie van het neo-Habsburgse Austro-Hongarije. Ik was zowaar uitgenodigd om als mediator namens GraaiCo aanwezig te zijn bij een aantal van de gesprekken. En natuurlijk als lijfwacht van de hoge heren.
In tegenstelling tot eerdere bijeenkomsten een halve eeuw eerder, werden deze niet aan de grote klok gehangen. Geen media-aandacht, nauwelijks contact met de buitenwereld, en een bunker die enkel van binnenuit geopend kon worden wanneer hij dicht was. Het leek het Vaticaan wel, maar dan zonder witte rook …
Met militaire en diplomatieke banden kun je ongeveer aan alles komen. Doe je dat goed, dan merken de bedrijfsintelligenties misschien wel wat afwijkend gedrag, maar niet genoeg om alarm te slaan. Ik vraag me af of ik de machines zo makkelijk om de tuin had kunnen leiden als ik niet zelf een halve machine was geweest. Een deel kon ik vermommen als onderdelen van mijn diplomatieke koffer. Het gevaarlijke deel paste in de holle ruimtes in mijn niet-menselijke onderdelen. Van drumstel naar smokkelbergplaats.
De avond voor ik naar Graubünden afreisde bracht ik door in diepe meditatie. Totale kalmte zocht ik, de bijna trance-achtige staat van bewustzijn die mijn hoofd in een mentaal fort veranderde. Geen spiertrekking, geen pupil-reflex, geen foute gedachte mocht op mijn uiterlijk zichtbaar zijn als teken dat ik wat van plan was.
*
De reis bracht me naar de landingsplaats buiten de gigantische bunkerdeuren waar dure regeringshelicopters en bedrijfs-VTOLs af en aan vlogen. Voorbij de deuren waren de ontvangsthallen waar de vele hoogwaardigheidsbekleders, naar gelang hun status, eerder of later naar de liften werden gebracht die hen naar de verblijven en vergaderruimten diep in de berg brachten.
Een voor een zag ik ze de bomvrije deuren passeren. De meeste lijfwachten namen hier een afslag die naar het hotel voerde dat tegen de bergwand was aangebouwd. Slechts een enkeling liep plichtsgetrouw mee tot aan de liftdeuren. Ik was duidelijk een onduidelijk geval. Zowel lijfwacht als mediator. Ik legde mijn koffer op de loopband en liet me met ruim vijftig anderen de diepte in zakken. Hoewel het moeilijker werd nu het hoogtepunt van de reis naderde, bleef mijn trance intact en met ijzeren discipline volgde ik aanwijzingen op en haalde mijn koffer op van de loopband. Een gedienstige androïde bood me aan mijn koffer voor me te dragen, maar ik bedankte die vriendelijk.
Niet veel later klonk de sirene die duidde dat de deuren boven vergrendeld werden. Ze waren dan enkel nog van binnenuit te openen. Dat was mijn eerste doelwit. De boodschap: ‘Graubünden verzegeld tot een-en-twintig januari 2110’ klonk even later.
Voor het eerst sinds lange tijd grijnsde ik.
De mij toegewezen kamer controleerde ik op camera’s. Daarna opende ik mijn koffer en haalde de materialen die ik nodig had tevoorschijn. Munitie, krachtbron, explosieven en diverse kleinere componenten haalde ik uit mijn lichaamsdelen en niet veel later lag het plasmawapen klaar naast een handvol granaten, thermiet en ontstekers.
*
Midden in de nacht stond ik op. Geen idee in hoeverre er in de rest van de bunker gefilmd en afgeluisterd werd. Ik kon in ieder geval mijn wapens ongemerkt uitstallen, de vraag was nu of er actieve bewaking was. Ik hing het wapen over mijn schouder en de tas met explosieven hield ik in mijn linkerhand.
De gangen waren leeg, de lift omhoog zoemde zacht, tot ik bij de bunkerdeuren kwam. Een klok gaf aan dat het nog 156 uur zou duren voor het slot eraf ging. Ik schudde mijn hoofd en begon de thermietpasta rondom de stalen deuren aan te brengen. Ontstekers erin en vervolgens liet ik ze op afstand afgaan. Ik sloot mijn ogen voor het intense licht, maar mijn implantaat registreerde een temperatuur van meer dan 2000 graden Celsius, die de stalen deuren in de sponningen vastsmolt. Geen witte rook, maar grijze.
‘En toen was er geen ontsnappen meer mogelijk,’ fluisterde ik. Met het plasmageweer in de aanslag liep ik terug naar de liften, op weg naar beneden, waar ik me voornam als een vuurspuwende demon tekeer te gaan. Geen politici, directeurs of NGO-leiders die me konden tegenhouden. Mijn ultieme doel ten behoeve van de mensheid, ten koste van mijn laatste restje menselijkheid.
*
‘Hoorde jij iets?’ vroeg nachtwaker Andrei Piuzzento aan zijn collega, Hans Gruber. ‘Dat lijkt wel geschreeuw en gebonk.’ Hij knikte naar de bomdeuren achter hem.
Hans produceerde een sigaret en bood die aan zijn collega. ‘En wat dan nog? Over iets minder dan een week kunnen ze eruit. Het zal wel loslopen.’
Ze keken elkaar aan en haalden hun schouders op.
‘En als er toch iets is,’ zei Andrei, ‘kan iemand het iets schelen?’