Het is een goed bewaard geheim dat het eerste wormgat al in de twintigste eeuw in de Markerwaard gevonden was. Dit is uitgebreid onderzocht. Toen de mensheid ze later in de ruimte tegenkwam, wist men dus al dat er een heel netwerk aan passages door de ruimte lag, soms met meerdere in- en uitgangen in bepaalde sterrenstelsels. Wat de meesten echter niet wisten, was dat de passages niet natuurlijk waren, maar aangelegd. Door wie, en waarom, is door de eeuwen een raadsel gebleven. Intussen maakte de mensheid er dankbaar gebruik van om delen van de ruimte te koloniseren, ja zelfs om pleziervaarten te maken langs de verschillende koloniewerelden. Zo ook de TG Hollandia, het meest luxueuze schip dat ooit van Aarde vertrok, met aan boord de crème de la crème van internationale beroemdheden en ultrarijken.
- Samuel van Straeten, De Moderne Titanic
- Lauren
Een schreeuwerige hoofdpijn en het gevoel dat een enorme vuist mijn lichaam vermorzelde, trokken me uit een droomloze bewusteloosheid. Ik lag op de grond met mijn hoofd tegen de wand naast een halfopen schuifdeur. De verlichting flikkerde, alsof de lampen niet wisten of ze aan of uit moesten. De vloer helde naar rechts. Dat was niet goed. De stickers op de deur tegenover me vertelden me dat daarachter de gang naar de reddingssloepen lag. Ik kwam voorzichtig overeind en probeerde een opkomende duizeligheid de baas te blijven. Mijn schouder deed pijn bij elke armbeweging. Waar ik met mijn hoofd op de grond had gelegen, lag wat opgedroogd bloed. Ik voelde voorzichtig totdat ik een hoofdwond voelde.
Ik liep naar de gesloten deur tegenover me en keek door het venster. In de gang erachter lagen passagiers op de grond. Arme zielen die het schip probeerden te ontvluchten toen het door motorproblemen in de baan van de planeet werd gesleurd. Niemand bewoog. Ik drukte de knop naast de deur een paar keer in, maar geen reactie. Uit frustratie sloeg ik op de deur. Geen verbetering. Dan naar de andere kant om overlevenden te zoeken.
Ik wankelde door de gangen, riep bij deuren. Niemand antwoordde. Overal lagen omgevallen spullen. Op sommige plekken bleven de schuifdeuren gesloten en brandden de lampen helemaal niet. Met elk lichaam dat ik vond, voelde ik me meer alleen. Ik was er intussen zeventien tegengekomen, allemaal dood met pijnlijk uitziende botbreuken of verwondingen die rijkelijk gebloed hadden.
Een verdieping lager was het kouder. De lucht voelde ijl aan. Ik kwam in een gedeelte waar elektriciteit niet werkte. Het licht hier had een andere kleur en kwam uit de richting van de recreatiezaal. Met mijn hand tegen de wand liep ik voetje voor voetje die kant op. Ik struikelde over een lichaam, verontschuldigde me en stond op. Terwijl ik verder liep, vroeg ik me af waarom ik me verontschuldigde. Bij de recreatiezaal blies een ijzige wind in mijn gezicht. Een deel van de buitenwand was weggeslagen. We zijn dus neergestort. Stoelen en tafels lagen op hun kant. Sneeuw werd naar binnen geblazen en het uitzicht bevroor enkele tellen mijn gedachten.
Voorzichtig stapte ik naar buiten en zakte enkeldiep weg in een sneeuwdeken die reikte tot aan een horizon van bergen. Niet ver van het schip was een heuvel waarop vier enorme monolieten stonden. Wat een uitzichtloze situatie. Ik wreef over mijn armen, moest moeite doen om niet te rillen. Niemand van ons had winterkleding die warm genoeg was voor deze temperatuur. Het viel me op dat er een voetspoor in de sneeuw weg leidde van het schip. Iemand was eropuit getrokken. Ik staarde over de witte vlakte, naar de heuvel. Daar liep iemand in een fel neon-oranje gewaad. Een fel licht verscheen tussen de monolieten. Na enkele tellen verdween het. En de persoon ook. Ik liep een paar meter in de richting van de heuvel. Mijn schoenen zakten centimeters diep weg. Wat was daar bij de monolieten? En wie, een bemanningslid of een gast? Zonder thermokleding zou die persoon doodvriezen. Ik staarde naar het bouwwerk, hopend op nieuw licht. Er gebeurde niets. Toen ik me tot op het bot bevroren voelde, draaide ik me om en keek naar het wrak van de TG Hollandia. Een felle brandende hoofdpijn denderde door mijn hoofd als een lawine. De pijn dwong me op mijn knieën. Ik greep mijn hoofd vast. Mijn hersens leken zich uit de schedel te duwen.
‘Open de weg!’ fluisterde een stem. Mijn lichaam rilde. Ik kon dat niet echt hebben gehoord. Het moest de wind zijn. Als ik hier bleef, dan zou ik doodvriezen. In de verte liep echt iemand richting het schip. Een overlevende!
- Jesse
Met een vloek schopte ik de verwrongen deur van de reddingssloep open. Door de barst in mijn vizier zag ik een wolkje lucht ontsnappen. De wijzers op mijn polsterminal gaven aan dat de atmosfeer ijl was, vergelijkbaar met aards hooggebergte.
In de verte, afgetekend tegen besneeuwde bergen, lag het wrak van de TG Hollandia. Een kolom dikke rook steeg op uit het aandrijvingscompartiment. Het diepe spoor in de bodem toonde waar het schip neergekomen was en daarna enkele kilometers doorgeschoven over de vlakke bodem. Een paar kilometer verder en het was tegen de bergen tot stilstand gekomen.
De reddingssloep bevatte een rugzak met daarin noodrantsoenen, een tent, een uitklapbare schep en andere overlevingsmaterialen. Met de rugzak in mijn hand liet ik me via de zijkant van de sloep naar beneden glijden tot ik met mijn laarzen in de enkelhoge sneeuw stond.
Ik probeerde mijn radio. ‘TG Hollandia, Jesse Verschuur hier, over.’ Stilte, af en toe zacht gekraak. ‘TG Hollandia, antwoord, over.’ Het bleef stil. Ik schudde mijn hoofd. Dat beloofde weinig goeds. Ik hing de rugzak goed en begon aan mijn tocht richting het schip. Als er nog iets van beschutting te organiseren was, dan was het daar. Zodra dat geregeld was, dan moest er een manier gevonden worden om van deze rots af te komen.
Terwijl ik door de sneeuw liep, dacht ik terug aan het moment dat alle alarmen afgingen. Ik was een kapotte schakeling aan de achterkant van het passagiersgedeelte aan het repareren. Eerst was er een schok, toen een scheurend geluid, daarna begon het schip te trillen. De kunstmatige zwaartekracht viel af en toe uit. Mijn polsterminal gaf aan dat er decompressie in een deel van het schip was, vlakbij waar ik bezig was. De aanbevolen actie was evacuatie. Bij de reddingssloepen trok ik snel een ruimtepak aan, zette de helm op en nam plaats in de sloep. Ik zag dat een aantal sloepen al weg was. Hier en daar lagen mensen bewegingloos, hun ledematen in vreemde hoeken. Ik verwachtte niet dat ik hulp zou kunnen bieden. Met een zucht sloeg ik op de rode knop, waarna de deur sloot. Vrijwel direct voelde ik de zwaartekracht verdwijnen. Door het venster zag ik de TG Hollandia snel kleiner worden.
De sneeuw was poederachtig en verborg op sommige plaatsen diepe gaten. Nadat ik in een paar daarvan gestapt was, testte ik de grond met mijn schep. Gelukkig maar, want een paar honderd meter verder viel de sneeuw weg en onthulde een scheur in de grond waarvan ik de bodem niet kon zien.
Ondanks mijn ruimtepak voelde ik de kou binnendringen. Een beweging bij het schip trok mijn aandacht. Ja, inderdaad, er was daar iemand. Iets haastiger zocht ik mijn weg, waarbij ik uiteindelijk de sporen in de grond volgde die het schip had achtergelaten. Dan zag ik in ieder geval de gaten en scheuren en kon ze ontwijken.
Een half uur later bereikte ik het aandrijfcompartiment. Dat zag er redelijk intact uit. De echte schade was aan het passagierscompartiment waar een groot deel van de scheepswand weggescheurd was. In de sneeuw zag ik wat sporen. Een spoor liep richting een heuvel verderop met daarop vier rechtopstaande stenen. Ik opende mijn vizier en riep het schip in: ‘Is daar iemand?’
‘Ja, hier!’ Een vrouw verscheen in de opening, een nooddeken om zich heengeslagen. ‘Kom snel binnen, hier is beschutting.’
Ik pakte de aangereikte hand en ze hielp me naar binnen te klimmen. De recreatiezaal. Of wat ervan over was. De vrouw ging me voor naar een relaxlounge.
- Lauren en Jesse
Even later zat hij met een deken om zich heen op een bank, waarop hij door de scheve ligging van het schip naar achteren helde. Zelfs hij was in zijn reddingssloep niet aan een crash ontkomen. Zonder zijn pak was hij niet levend bij het schip gekomen.
‘Ik ben Lauren,’ zei de vrouw.
‘Jesse Verschuur, servicemonteur. Ik ken je. Jij doet die viewcasts. Ik volg je.’
‘Ik weet niet wat er is gebeurd,’ zei Lauren, ‘maar ik heb veel doden gezien. Jij bent de eerste levende die ik tegenkom.’
Jesse knikte. ‘Ik was hier vlakbij bezig met een reparatie toen het signaal om te evacueren kwam. Dus ik ben in een reddingssloep gestapt.’
‘Heb je geen anderen geholpen om weg te komen?’ Haar stem klonk verwijtend.
Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik kwam alleen maar dode mensen tegen. De klap was stevig en mensen doen rare dingen in nul-g.’
‘Je bent in ieder geval teruggekomen. We moeten zien uit te vinden hoe we van deze ijsklomp af gaan komen.’
Hij keek haar aan alsof hij haar gedachten probeerde te lezen. ‘Laten we eerst naar de brug gaan. Vanaf daar kunnen we zien wat er nog werkt en of er giftige gassen de gangen in stromen. Daarna zoeken we overlevenden.’
Ze knikte. ‘Sommige deuren gaan niet open, omdat er geen stroom is, denk ik.’
‘Ik kan helpen om de vergrendeling van de deuren open te krijgen. Dan kunnen we ze openduwen.’ Hij kwam overeind om zijn plan meteen uit te voeren.
- Haile
Een verdieping hoger was het iets warmer al daalde de temperatuur gestaag. Het zou niet lang duren voor het schip in een vrieskist veranderde. Ze kwamen in de buurt van de eetzaal. Een scheldpartij en een bonkend geluid lokten hen naar de ingang van die ruimte. Het was Haile Prometean, de bekende politicus, ook een van de passagiers. Hij sloeg tegen een drankjesautomaat die op z’n kant lag.
‘Het helpt als je hem weer overeind zet en de stekker in het stopcontact stopt,’ zei Jesse.
Haile draaide zich om. Een witte glimlach verscheen op zijn donkere gezicht. ‘Eindelijk, overlevenden. Ik was al bang dat ik alleen was overgebleven. Waarom zijn we neergestort?’
Jesse haalde zijn schouders op. ‘Dat kunnen ze hoop ik uitleggen op de brug. Daar gaan we naartoe.’
‘Ik ga met jullie mee. Ik eis de kapitein te spreken. Maar eerst wil ik iets drinken, dus help me met dit apparaat.’
Jesse zuchtte. ‘Er is geen stroom, dus dan maar zo.’ Met een schroevendraaier forceerde hij het slot.
Even later kwamen ze voor een gesloten gangdeur. Jesse opende een luikje aan de zijkant van de deur en begon erin te sleutelen. Haile opende een maaltijdreep en nam een hap. Het geluid van buigend metaal alarmeerde hen.
Haile keek om zich heen. ‘Wat was dat?’
‘Geen idee,’ zei Jesse. ‘Misschien een deel van het schip dat werkt door de kou.’
‘De boel gaat toch niet verder uit elkaar vallen?’ vroeg Haile.
Ze keken elkaar aan. De stilte werd doorbroken door hysterisch gegil. Het klonk vanaf de andere kant van de deur.
- Wess
Lauren schrok en keek beide mannen kort aan. De angst in die stem had haar zintuigen op scherp gezet. Ze kwam behoedzaam dichterbij en luisterde even met haar oor bij de deur. ‘Wat is dat?’
Jesse zette zijn handen tegen de schuifdeur. ‘Klinkt als een overlevende. De vergrendeling is eraf. Help me de deur open te duwen.’
Gedrieën wisten ze de deur langzaam open te duwen. In de gang erachter was niemand te zien.
‘Wat raar. Het klonk zo dichtbij,’ zei Haile.
‘Dit bevalt me niet,’ zei Lauren. ‘Iets heeft dat geluid gemaakt.’
Ze liepen verder. De gang naar de ziekenboeg was gelukkig open, voor als ze gewonden moesten behandelen.
Er klonk zacht gemompel uit een kamer. Ze stopten en Jesse opende de deur verder. Er zat iemand gekleed in een fel neon-oranje gewaad met zijn rug tegen de wand. Hij rustte met zijn hoofd op zijn armen, die op zijn opgetrokken knieën steunden.
‘Het is Wess,’ zei Lauren. Ze keek Jesse en Haile aan. ‘Bevriende viewcaster.’
Hij wiegde zacht heen een weer met zijn rug tegen de muur. In zijn haren en op zijn kleding zat sneeuw. Zijn blauwe lippen bewogen ritmisch door klappertanden. Zijn rode handen trilden en vertoonden, net als zijn wangen, tekenen van vriesschade. In zijn linkerhand zaten bloedende sneeën. Hij leek hen niet op te merken, staarde slechts naar zijn knieën.
‘Zo zijn ze niet, zo zijn ze niet,’ herhaalde hij in zichzelf.
Lauren hurkte voor hem. ‘Wess. Wat is er?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik wil het niet. Doe het niet.’ Uit zijn neus stroomden bloeddruppels.
‘Wess,’ zei ze harder. ‘Heb je hulp nodig?’ Ze legde haar hand op zijn knie. Hij stopte met mompelen, keek haar direct strak aan. Zijn irissen leken zwart. Hij greep haar pols met dusdanige kracht dat ze even ineenkromp van de pijn. Zijn mond opende en bracht een schel, schurend geluid ten gehore. Lauren gilde. Jesse rukte haar arm los. Ze deinsde achteruit. Ze staarden met open mond naar de ineengedoken man.
‘Wess? Hoe ben je hier terecht gekomen? Was jij het niet net op die heuvel verderop?’
Wess begon te rillen. Jesse scheen met de lamp op zijn gezicht. Wess’ ogen hadden hun normale bruine kleur terug.
‘Hij is zwaar onderkoeld,’ zei Lauren. ‘Ik haal een deken, verband voor zijn hand en hechtmateriaal uit de ziekenzaal. Die sneeën zijn best groot.’
‘Haile en ik kunnen hem wel aan, wees snel,’ zei Jesse. ‘Ik krijg de rillingen hier en da’s niet alleen van de kou.’
Haile knikte instemmend.
De ziekenboeg had gelukkig weinig schade opgelopen. Ze trok allerlei lades open op zoek naar verband. Ze pakte een verbandrol en hechtmateriaal en liep ermee de ruimte uit. Schuin boven haar klonk een traag schuivend geluid. Ze stopte en keek omhoog. Het klonk alsof iets zichzelf door de ventilatieschacht voortsleepte, waarbij het metaal bij elke voortstuwing licht uitzette en kraakte. Ze staarde naar het ventilatierooster. Het geluid stopte. Druppels sijpelden door het rooster. Ze deed een stap naar achter. Het leek water. Er klonk zacht, moeizaam gekreun uit het rooster, alsof een stem vervormd werd door water. Haar hartslag schoot omhoog. Het vervormde gekreun werd luider. Meer waterdruppels vielen op de grond. Ze rende naar de anderen.
Jesse stond nog steeds naast de deuropening en staarde met z’n armen over elkaar als een waakhond naar Wess. Lauren besloot niets over het vreemde voorval te zeggen. Ze zouden denken dat het een waanbeeld was. Iets anders kon het toch niet zijn? Ze deed de deken om Wess zijn schouders. Op haar knieën bekeek ze zijn gewonde hand. Ze had jaren geleden leren hechten. Wess onderging de behandeling gelaten.
‘Hoelang gaat dit duren? We moeten ook naar anderen zoeken,’ zei Haile.
‘Ik moet dit secuur doen,’ zei Lauren, ‘anders beschadig ik zijn huid.’
Haile wreef over zijn voorhoofd. ‘Hé Jesse. Wij kunnen alvast verder zoeken. Zij komen wel als ze klaar zijn.’
Jesses ogen flitsten van Wess naar Haile en terug. ‘Nee.’
‘Waarom niet? Misschien sterven verderop mensen. Zij hebben net als ik veel geld betaald om met jullie mee te gaan, dus ik zou maar wat service gaan verlenen.’ Hij sloeg zijn armen over elkaar.
‘Hoe ben je buitengekomen?’ vroeg Jesse zonder zijn blik van Wess af te halen.
Wess wreef sneeuw uit zijn haar. ‘Geen idee. Ik was er ineens. Ik hoorde geluiden vlakbij de machinekamer. We moeten daarheen om overlevenden te helpen.’
‘Ha! Hoor je dat? We moeten gaan,’ zei Haile.
‘Geef me nog vijf minuten,’ zei Lauren, terwijl ze zo snel mogelijk hechtte.
- Majoor Stanton
De suites lagen verder verwijderd van de aandrijving. Elke suite was in principe uitgerust met eigen noodstroom, voorraden en luxe uitrusting. Dat maakte de inhoud van de suites niet ongevaarlijk bij onverwachte g-krachten.
Jesse achtte de kans dat ze iemand in leven aantroffen klein. Er heerste doodse stilte in de gang waar de suites lagen. De deuren waren gesloten en gingen met geen mogelijkheid open. De TG Hollandia stond voor honderd procent privacy. ‘Zonder speciale gereedschappen krijgen we dit niet open,’ zei hij.
‘Dan hebben ze pech,’ zei Haile.
Een dek hoger troffen ze een open deur. Op de gang zat een man van middelbare leeftijd gekleed in een militair kostuum. Een glas whisky, halfleeg, stond naast hem.
‘Ha, mooi, meer overlevenden!’ riep hij. ‘Ik was al bang dat ik de enige was.’
Lauren knikte. ‘Wij hebben het gered, maar tot nu toe zijn we vooral doden tegengekomen. Ik ben Lauren. Dat zijn Jesse, Wess en Haile.’ Ze wees de anderen een voor een aan.
‘Majoor Stanton,’ zei de man. Hij stond op en gaf een stram saluut. Daarna giechelde hij. ‘Sorry, ik heb iets te veel op.’ Hij werd vrijwel meteen somber en schudde zijn hoofd. ‘Wat is het plan?’
‘De brug,’ zei Jesse. ‘De communicatie is uitgevallen. We hopen dat de kapitein of een van de officieren het overleefd heeft.’
De majoor keek ongemakkelijk om zich heen naar de vele gesloten deuren. ‘Weet iemand of het vrachtruim geraakt is?’
Jesse schudde zijn hoofd. ‘De aandrijving rookte toen ik langsliep. Het vrachtruim zag er intact uit. Het passagierssegment is hard geraakt. Geen idee wat er gebeurd is.’
Majoor Stanton grijnsde. ‘Dan is niet alles verloren. Eerst naar de kapitein, daarna hebben we een klusje.’
‘Is er iets dat we moeten weten, majoor?’ zei Haile. Hij zette zijn armen in zijn zij en keek de man onderzoekend aan.
Majoor Stanton knikte. ‘Ik kan niet alles vertellen, maar wel dat het gelukt is, blijkbaar. Er is een reden dat we hier zijn.’
‘Een militaire reden?’ vroeg Jesse.
Stanton keek hem aan met wijdopen ogen. ‘Oh ja, meneertje, en topgeheim ook nog, nou, dan weet je het wel.’
‘Stop met die geheimzinnigheid, Stanton,’ zei Lauren. ‘Ga mee naar de brug en hou je mond of blijf hier verder lallen.’
Stanton sloot met een klap zijn mond en keek haar verbouwereerd aan. ‘Eh, nou, ok dan.’ Hij pakte het glas op en dronk het leeg.
Lauren nam Wess bij de arm en stuurde hem de lange gang richting de commandomodule in. De gang was intact, maar zag er verwrongen uit. Dat was te verwachten omdat de TG Hollandia niet bedoeld was om te landen op een planeet. Ze hadden geluk gehad dat dit deel niet afgescheurd was.
- Kapitein Hermans
De schuifdeur bij de brug gleed open, zodra Jesse in de buurt kwam.
‘Gelukkig, hij herkent me,’ zei Jesse grijnzend.
Ze liepen naar binnen, de warmte in. Achter hen sloot de deur zich weer.
‘Hallo, is hier iemand?’ De brug leek verlaten en de vele schermen toonden angstig rood. Jesse floot zachtjes. ‘Zo rood heb ik de aandrijfmodule niet eerder gezien. Geen goed teken.’
Een paar tellen later kwam kapitein Hermans uit zijn kamer aan de overkant van de brug lopen. Toen hij ze zag, glimlachte hij. ‘Overlevenden, goden gedankt.’
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Lauren.
De kapitein hief zijn handen. ‘Wie zal het zeggen. We vlogen op de automaat. Er is niet zoveel te doen in een wormgat. Linda en Calleste waren bij me op de brug toen het fout ging. Ik zat ingesnoerd, protocol, zij helaas niet. Ze zijn bij bewustzijn en ze konden zelf naar mijn kamer daar lopen, maar zware hersenschudding, allebei.’
‘Heeft u al hulp ingeroepen?’ vroeg Haile.
‘Ah, senator Prometean, goed u te zien. Het is helaas nog niet gelukt om een noodsignaal uit te zenden.’
‘Maar dat is toch het eerste wat je doet?’ zei Haile.
De kapitein keek hen droevig aan. ‘Het schip is te zwaar beschadigd. We moeten een andere manier vinden om hulp te vragen. We hebben voorlopig nog genoeg voedsel aan boord, maar de kou zal ons de das om doen als het schip geen energie meer heeft om ons te verwarmen. Sommige delen van het schip hebben geen elektriciteit meer. Gelukkig werken hier en daar noodstroomvoorzieningen.’
Haile begon door de ruimte te ijsberen. Het was niet heel warm, maar zweet parelde op zijn voorhoofd. ‘Zorg dat jullie de boel aan de praat krijgen of dat iemand ons komt redden. Het interesseert me niet hoe. Zorg dat ik weg kan, dan zorg ik voor jullie.’
Jesse grijnsde. ‘Hoe dan? Ik heb over u gelezen. U wordt gezocht vanwege een corruptieschandaal. Daarom wilde u van Aarde weg, niet? Wie wil ons redden als ze horen dat u hier bent.’
Haile keek Jesse aan. ‘Jouw houding bevalt me niet. Pas op je woorden. Ik heb machtige vrienden.’
‘Waarmee u nu geen contact kunt opnemen,’ zei Jesse.
De kapitein kwam tussenbeide. ‘Heren, hou op. Met ruziemaken komen we hier niet weg. De radio is dood. Zonder wormgat komen we niet thuis.’ Hij lachte schamper. ‘We weten niet eens waar we zijn. Wist iemand van jullie dat deze wereld bestond?’
Majoor Stanton kuchte. ‘Er was een vermoeden.’
‘Wacht even,’ zei Lauren. ‘Een vermoeden?’
Stanton knikte.
‘Wat voor vermoeden en hoe dachten jullie dat te gaan onderzoeken?’ ging Lauren verder.
‘Ik zou nu wel een borrel lusten,’ zei Stanton, waarna hij naar het lege glas in zijn hand staarde.
Lauren duwde hem tegen zijn borst, zodat hij een stap achteruit moest. ‘Praat, Stanton.’
‘Sorry, militair geheim. Jullie burgers hoeven je daar niet druk over te maken.’
‘Aan boord van dit schip ben ik altijd nog de hoogste in rang, Stanton,’ zei de kapitein. ‘Ik wil ook graag weten wat er aan de hand is.’
Stanton vouwde zijn armen over elkaar en stak zijn kin vooruit.
Jesse schudde zijn hoofd, deed een stap vooruit en haalde met volle hand uit waarbij hij Stanton een klinkende draai om de oren gaf.
De majoor keek hem verbouwereerd aan, zag dat Haile zijn mouwen opstroopte en de kapitein maar nauwelijks zijn woede kon onderdrukken, dus koos hij eieren voor zijn geld. Hij haalde zijn schouders op. ‘Wat maakt het ook uit, ik verwacht niet dat we hier levend uitkomen,’ zei hij.
‘Goed zo,’ zei Lauren, ‘dan weten we in ieder geval allemaal waarom we hier zitten.’
Stanton haalde diep adem. ‘De wormgaten. Jullie weten dat ze zijn aangelegd?’
Lauren schudde haar hoofd.
‘Nee, ik hoor dat voor het eerst,’ zei Haile.
Wess zweeg. De kapitein sloeg zijn ogen neer.
‘Het is een zinnetje uit het opleidingshandboek voor werken op dit soort schepen,’ zei Jesse. ‘Iedereen leest er altijd overheen. Ik dacht altijd dat het een soort grap was.’
Stanton keek hen aan. ‘Oh nee, geen grap, zeker niet. De wormgaten zijn portalen. Technologisch zo geavanceerd dat wij ze nog als magie beschouwen. Maar wie heeft ze gebouwd? Waarom zien we “ze” niet meer?’
‘Zijn dat vragen die jullie probeerden te beantwoorden?’ zei Wess.
‘Al tientallen jaren,’ zei Stanton. ‘Daarom hebben we hier aan boord een klein experiment uitgevoerd.’
Kapitein Hermans werd nog roder. ‘Waarom wist ik daar niets van?’
‘Militair geheim,’ zei Stanton.
Jesse hief zijn handen. ‘Veel belangrijker: is het experiment geslaagd?’
Stanton knikte. ‘Ik vermoed van wel. De apparatuur staat opgesteld in de vrachtruimte. Alle logs zitten daarin. Mijn mannen bewaken het. We moeten die spullen ophalen. Als er ergens op deze planeet een portaal is, dan kunnen we dat met die apparatuur vinden en een bericht versturen.’
‘Hoe ziet zo’n portaal eruit?’ vroeg Lauren.
‘Meestal een stel monolieten bij elkaar. Afhankelijk van de afstelling gaat het portaal open als er iemand in de buurt komt.’
Lauren en Jesse keken elkaar aan. ‘Hoe toevallig denkt u dat het is dat we naast zo’n stel overduidelijk kunstmatige monolieten terecht zijn gekomen?’
Stanton begon nerveus te lachen. Hij keek toen weer serieus. ‘Statistisch onmogelijk.’
‘Tenzij uw vangnet te goed werkte,’ zei Jesse. ‘De vraag is wie nu wie gevangen heeft, denk ik.’
Stanton wreef over zijn kin. ‘Daar heb je een punt. Het is allemaal experimenteel, we varen blind.’
‘In meerdere opzichten,’ zei Lauren met een afkeurende blik. ‘Dus wat nu?’
‘We hebben de apparatuur nodig.’ Stanton spreidde zijn armen. ‘Als we een SOS willen versturen, dan is dat het enige dat het kan.’
- SOS
De kapitein snoof. ‘We moeten elke redelijke optie proberen. Haal jij met Jesse dat apparaat op, Stanton. Wat gaan jullie er mee doen?’
‘Logs analyseren. Daarna naar die heuvel brengen en proberen via die monolieten een noodbericht te verzenden.’ Stanton zuchtte. ‘Hopelijk werkt het.’
‘Goed,’ zei de kapitein. ‘Ondertussen kunnen Lauren, Wess en Haile beginnen met weghalen van de lichamen uit de gangen waar we veel zullen komen. Ik ga dan verder met in kaart brengen van de schade aan de systemen.’
Lauren wreef over haar armen. ‘We kunnen ze in een aparte kamer leggen. Het gaat er vanzelf vriezen.’
De kapitein knikte. ‘Trek meerdere lagen kleding over elkaar aan. Zoek in de bagage van de passagiers of er bruikbare kleding tussen zit. Ze hebben het toch niet meer nodig.
‘Ho even!’ zei Haile met verheven stem. ‘Ik wil mee die apparatuur halen. Ik wil dat mensen te horen krijgen dat ik ook actief heb bijgedragen aan een reddingsmissie. Jesse kan wel lijken verplaatsen met de anderen. Ik…’
‘Ga actief in de weg lopen,’ onderbrak Jesse hem.
Haile negeerde hem. ‘Ik ga mee.’
‘Wess heeft al lange tijd onbeschermd buiten gelopen. Het is beter als hij niet naar de koude gangen gaat om de lichamen te verplaatsen,’ zei Lauren. Ze dacht terug aan de onmenselijke blik die hij had toen ze hem zwaar onderkoeld aantrof. Alsof Wess haar gedachten las, glimlachte hij. ‘Dat is niet nodig. Ik voel me prima en wil jullie graag helpen. Ik kan deuren die nog gesloten zijn proberen te openen of voedsel hierheen brengen.’
Lauren keek hem argwanend aan. ‘Ik denk dat je beter hier kunt blijven, in de warmte. Je was onderkoeld, dat gaat niet zomaar voorbij.’
De kapitein viel haar bij. ‘Mijn kamer is toch al een ziekenboeg, Wess. Ga daar liggen, eet, drink wat, probeer te slapen.’
Wess twijfelde, maar gehoorzaamde.
‘Lauren, jij en ik kunnen dan wat gangen vrijmaken, zodat we makkelijker kunnen bewegen.’ De kapitein keek even naar de schermen. ‘Veel roder dan nu worden ze niet meer.’
Lauren knikte en slaakte stiekem een zuchtje van opluchting.
- Vrachtruim
Jesse, Stanton en Haile worstelden zich door de gangen van de passagiersverblijven. Het aantal lichamen viel eigenlijk nog wel mee. Jesse vreesde dat er een moment van decompressie was toen de scheepsromp werd weggerukt, waarbij veel mensen, al of niet levend, naar buiten waren geblazen, de interstellaire ruimte in. Hij huiverde bij de gedachte.
‘Dit gaat niet lukken,’ zei Jesse toen ze voor de grote binnendeuren stonden. Het metaal was verwrongen, waardoor openen vrijwel onmogelijk zou zijn.
‘Hoe komen we dan binnen?’ vroeg Stanton. ‘Is er toegang via de buitenkant?’
Jesse knikte langzaam. ‘Er is een laaddeur. Aan de onderkant van het schip.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Dit is een ruimteschip, dingen werken soms anders.’
‘Niets aan de zijkant?’ vroeg Haile.
Jesse schudde zijn hoofd, bedacht zich. ‘Er is een mogelijkheid. Een reparatiesluis.’ Hij zuchtte. ‘Nee, die zit waarschijnlijk te hoog.’
‘Wat is te hoog?’ zei Stanton.
‘Meter of drie. Als we geluk hebben.’
Stanton keek om zich heen. ‘Er ligt genoeg hier dat we kunnen opstapelen.’
‘Hebben we iets beters te doen?’ zei Haile. ‘We kunnen via de recreatiezaal naar buiten, daar liggen stoelen. Die kunnen we opstapelen.’
Ze liepen terug richting de zaal. Gewapend met stoelen en krukken lieten ze zich in de sneeuw zakken en liepen langs de romp naar de achterkant, waar het vrachtruim zich bevond.
De draaisluis schoof langzaam open. De verlichting brandde zwak, alsof de lampen slechts op half vermogen brandden. Een stankmengsel van rottend vlees en bloed sloeg in hun gezichten. Twee zwaargehavende lijken in militair uniform lagen voor hen op de grond. Door de crash waren ze tegen de deur aangesmeten, waardoor hun schedelinhoud en door de huid uitstekende stukken bot zichtbaar waren.
‘Mensen in het vrachtruim tijdens de reis,’ fluisterde Jesse. ‘Ik snap wel dat de kapitein ontsteld was.’
Een deel van de lading was tijdens de crash omgevallen, waardoor voedsel, vloeistoffen en allerlei gebruiksartikelen door elkaar lagen. Vanonder een rechthoekige, omgevallen kist staken twee benen uit. Wederom een militair uniform. De meeste kisten stonden nog overeind, goed verankerd met staalkabels. Haile stootte zijn voet tegen een grote bebloede moersleutel. Het lawaai deed de anderen opschrikken.
Stanton ging hen voor langs kisten en omgevallen vaten alsof hij precies wist waar ze naartoe moesten. Te midden van al die spullen was een open plek waar in een cirkelvorm apparatuur was opgesteld. Twee dode militairen lagen als barrières van rottend vlees in het midden. Beide lichamen waren zwaargehavend. Een van hen had een ontwrichte kaak en gebroken tanden. Jesse hurkte en bekeek uitgebreid hun handen. ‘Dit is niet door de crash veroorzaakt. Deze heeft verwondingen die veroorzaakt lijken door een flinke moersleutel.’ Hij slikte even bij de andere man, van wie de organen uit zijn buik puilden. ‘Een mes. Iets scherps in ieder geval.’ Hij wees naar een groot bebloed mes op de grond. ‘Het lijkt of ze elkaar hebben aangevallen.’
‘Maar wie heeft die anderen dan zo toegetakeld?’ vroeg Haile.
‘Ik wil het niet eens weten,’ antwoordde Jesse. ‘Misschien deze twee wel.’
Stanton liep intussen de cirkel aan apparatuur rond. ‘Alles lijkt onbeschadigd.’ Hij draaide aan wat knoppen en bouten en al snel had hij twee flinke kisten gevuld met losse modules.
‘Ik wist niet eens dat er militairen aan boord waren,’ zei Haile. ‘Waarom zijn ze hier?’
‘Misschien moesten ze iets bewaken,’ antwoordde Jesse. Hij knikte naar de apparatuur. ‘Dit hier bijvoorbeeld.’ Er klonk een metalige clang uit de richting van de aandrijfmodule. ‘Wat was dat?’
Stanton legde de laatste module in een kist en sloot die vervolgens. ‘Misschien viel er iets om, metaal tegen metaal.’ Clang.
‘Het zouden overlevenden kunnen zijn,’ opperde Jesse. Clang. Hij schudde meteen zijn hoofd. ‘Nee, er kwam rook uit de aandrijfmodule. Het enige dat daar kan branden is kernbrandstof.’ Hij dacht terug aan de rode schermen op de brug. ‘Niets kan daar nog leven.’
‘Is dat voor ons gevaarlijk?’ vroeg Haile. Hij keek ongemakkelijk in de richting van de aandrijving.
Jesse schudde van nee. ‘Tussen ons en de aandrijving zitten meerdere lagen staal, lood en andere stralingsremmers.’
‘Dus het kan geen kwaad?’
Jesse grinnikte alsof hij kiespijn had. ‘Als de warmte nergens heen kan, kookt de kern droog. Daarna smelt de kern en vreet zich door alles heen. Als we geluk hebben het schip uit en de grond in. Als het een watertank tegenkomt… Boem…’ Clang.
‘Dat was dichterbij,’ zei Stanton. ‘Nemen jullie die kist, neem ik deze. Haast je!’
Hij ging hen voor met de kleinste kist op zijn schouders. Jesse en Haile tilden de grote kist aan zijn hengels op en volgden de majoor. Clang.
Jesse keek nerveus achter zich. Verbeeldde hij zich dat hij schaduwen zag bewegen. Zijn hart sprong zijn keel in. ‘Sneller, sneller!’ fluisterde hij naar zijn metgezel.
Stanton ging als eerste de sluis in. Terwijl Jesse met Haile de kist naar binnen manoeuvreerden, zette hij het mechaniek al in werking. Jesse en Haile sprongen naar binnen terwijl de sluis draaide. Clang.
Een kleine kier restte toen ineens een hand de rand van de sluis greep. Ze hoorden de tandwielen kraken door de kracht die werd uitgevoerd op de sluis.
Stanton zette twee stappen, trok een mes uit zijn binnenzak en ramde dat in de hand. De hand verslapte en kwam vervolgens klem te zitten, terwijl de sluis onverbiddelijk verder draaide. Een scheurend geluid volgde, waarna de sluis weer vrij draaide.
Stanton raapte zijn mes met hand en al op. De vingers kromden zich nog in een laatste stuiptrekking.
Haile stapte achteruit. ‘Dat is niet menselijk,’ bracht hij uit.
Stanton keek bedenkelijk en wees op een stuk mouw. ‘Dat is een uniform. Dit was een van mijn mannen. Maar de huid lijkt verhoornd en het bloed… wat dat ook is.’
‘… is groen,’ zei Jesse.
- De grote leegte
De kapitein was onvermoeibaar in het verslepen van lichamen. Na bijna een uur was de weg naar de ziekenboeg en de eetzaal vrijwel ontdaan van obstakels en konden ze, ondanks de helling van de gang, goed doorlopen.
‘We zijn zo goed als klaar hier,’ zei de kapitein. ‘De eerste kamer op de gang is mijn werkkamer. Als je wilt, dan kun je daar even uitrusten. Er liggen wel ergens dekens, koud hoef je ’t niet te hebben.’
Lauren knikte. ‘Dat wil ik wel. Ik merk dat ik te veel dood en verderf heb gezien vandaag. Ik hou me groot, maar het doet me meer dan ik laat blijken.’
De kapitein glimlachte. ‘Het is vermoeiend, dat is zeker. Vandaar dat ik even rust voorstelde.’
‘Wat ga jij… gaat u doen in de tussentijd?’
‘Eens zien of ik het astrolab aan de gang kan krijgen. De instrumenten zitten voornamelijk op de brug. Als iets me kan vertellen waar we beland zijn in dit universum, dan is het dat.’
Lauren gaapte. ‘Ik hoor er graag alles over als ik een uurtje heb geslapen.’
‘Dan spreek ik je weer als je wakker bent, misschien weet ik dan meer.’
De werkkamer van de kapitein was minder groot dan de miljonairssuites. Dat maakte pijnlijk duidelijk dat de kapitein ook maar personeel was. Er stond in ieder geval een uitnodigend zachte bank. In een van de kasten vond Lauren inderdaad een stapel dekens. Ze sloot de deur en vergrendelde die. De deur had een slot met handmatige bediening. Dat verbaasde haar, omdat vrijwel alles aan boord elektrisch en automatisch was.
Ze ging liggen, trok de dekens over zich heen en sloot haar ogen.
De leegte, de duisternis. Langzaam begon ze te wennen en ontwaarde ze vormen. Ze stond op een heuvel in een vallei omgeven door cyclopische bergen. Verderop zag ze monolieten, bedekt met groene lettertekens, die hoewel klein, op haar brein in leken te branden.
De hemel lichtte iets op, als een naderende dageraad, en verlichtte de vallei. Waar eerst de schaduwen heersten, ontwaarde ze nu het wit van beenderen, talloze beenderen, opgestapeld in ordelijke hopen, alsof iemand soort bij soort had gezocht en op bijna speelse wijze bizarre en verwrongen figuren en vormen had gemaakt.
Ze keek omlaag en zag dat de heuvel waarop ze stond ook van beenderen was samengesteld. Jij, aan de andere kant. De woorden klonken als dreunende voetstappen in haar hoofd. Zie ons lijden, zie onze gevangenis, aeonen weggestopt in dit tweeduister zonder ramen of deuren. Ze hoorde geen echte woorden, maar de betekenis van de beelden en vormen die haar hersenen overspoelden waren duidelijk genoeg. Haar brein voelde zich nietig en klein. Haar eerste instinct was om zo hard en zo ver mogelijk weg te rennen. Ze struikelde over de vele botten die hier lagen. Sommige braken tot stof, broos van de immense tijd dat ze hier lagen.
Er is geen ontsnappen, nietig wezentje. Ooit volgden we de bouwers, gelokt door de energie van hun creaties, ja, van hun hele wezen. We volgden hun paden tot we uiteindelijk hier terechtkwamen, in de grote leegte, waar we feestten en ons vol stopten met de energie van de laatsten van dat ras. Toen we klaar waren… zaten we in deze val. Een droefheid zo diep als de diepste oceaantrog trof Lauren waarna de tranen over haar wangen stroomden. ‘Laat me met rust!’
Rust? Er is geen rust voor ons. Enkel honger. Maar jullie zijn tot hier gekomen, geheel onverwacht. Dat geeft ons … hoop.
De druk op haar hoofd werd ondraaglijk. Ze gilde hard, liet zich op de grond vallen en gilde steeds harder.
Lauren kwam met een ruk overeind. Haar hart bonsde in haar keel en het voelde alsof ze een uur tegen de wind in had geschreeuwd. De beelden die ze in haar droom had gezien, stonden nog vers in haar geheugen gebrand.
Ze stond op. Al haar spieren voelden vermoeid. Hoe lang heb ik geslapen? De klok gaf aan dat er minder dan een uur was verstreken. Ze strompelde naar de deur, opende hem, liep naar de brug. De deur gleed voor haar open. Ze zag meteen de kapitein zitten die op het grote scherm voor hem grafieken bestudeerde. Hij keek om zodra ze binnenkwam.
‘Ah, Lauren. Goed geslapen? Ik heb het astrolab aan de praat gekregen.’
Lauren schudde haar hoofd. ‘Nee, onrustig.’ Waarom vertel je hem niet wat je droomde?
‘Niet vreemd. Kom eens kijken.’
Lauren liep naar hem toe en keek over zijn schouder mee. ‘Waar kijk ik naar?’
‘Normaal zou ik je in een uur tijd alles kunnen vertellen over een planeet. Maar ons instrumentarium is momenteel wat gebrekkig. Wat ik wel heb kunnen zien is… op zijn minst bijzonder.’ Hij gebaarde in de lucht en een 3-D weergave van de zon en de naaste omgeving kwam tevoorschijn. ‘Witte dwerg, naar schatting dertien of veertien miljard jaar oud, bezig met uitdoven. Een enkele planeet. Daar zitten wij. Wat valt je op?’
‘Is dit alles? Geen andere planeten? Geen asteroïdengordels?’
De kapitein knikte. ‘Kijk nu eens verder, wat zie je nog meer? Of wat zie je niet?’
Lauren staarde naar het scherm, tot het haar opviel. ‘Waar zijn de sterren?’
‘Juist. Lichtsterkte van sterren neemt af met het kwadraat van de afstand. Misschien zijn er wel sterren, maar ze zijn zo ver weg dat we ze niet zien. Zelfs de apparatuur, als die nog werkt, pikt niets op.’
‘Zijn er misschien stofwolken?’
‘Nee. Zelfs in een stofwolk zouden we nog iets moeten zien. Er is gewoon helemaal niets.’
Ze wilde net vertellen over haar dromen toen de schuifdeur openging en Jesse, Haile en Stanton binnenkwamen met twee grote kisten.
- Hoofdzaak
Terwijl de kapitein zijn verhaal nogmaals deed, stelde Stanton zijn apparatuur op en sloot een scherm aan, waarachter hij plaatsnam.
‘Eens kijken wat er nu precies is gebeurd,’ zei hij. Stuk voor stuk tikte hij reeksen commando’s in, tot hij een overzichtsscherm gepresenteerd kreeg met daarop verschillende wijzers en een opname van de ruimte waar het experiment werd uitgevoerd.
‘Hier gaat het systeem aan. De sprong wordt … hier geïnitieerd.’
‘Wat deed het systeem?’ vroeg de kapitein.
‘Voornamelijk meten. In het onwaarschijnlijke geval dat er een anomalie gedetecteerd werd, moest een openings-signaal worden gestuurd.’
Jesse krabde achter zijn oor. ‘Zijn er openingssignalen? Dat hoor ik voor het eerst.’
Stanton knikte. ‘Electrische velden, vibraties, frequenties. De originele bouwers leefden in een universum gevuld met energie. Heel anders dan wat wij waarnemen.’ Hij keek even ongemakkelijk. ‘Allemaal topgeheim. Dus als we hier ooit wegkomen heb ik een probleem.’
Lauren hapte even naar adem. ‘Het is een val. Deze planeet. Het is de bedoeling dat we hier nooit meer wegkomen.’
De mannen keken haar verbaasd aan. ‘Wat bedoel je en hoe kom je daarbij?’ vroeg Haile.
Lauren bloosde. ‘Ik wilde het net aan de kapitein vertellen. Toen ik sliep, kreeg ik een nachtmerrie.’ Ze vertelde over de stemmen en beelden in haar hoofd, het gevoel dat ze maar een nietige mier was vergeleken bij de wezens of entiteiten die haar toespraken.
‘Zijn ze dan op de planeet?’ vroeg Haile.
‘Dat weet ik niet,’ antwoordde Lauren.
Stanton keek op van zijn metingen. ‘Er is wel degelijk iets op de planeet. Misschien wel die entiteiten waarover je sprak.’
‘Wat het ook zijn, ik wil ze niet meer tegenkomen.’ Lauren sloeg haar armen om zich heen en rilde.
‘Zou Wess nog iets kunnen vertellen? Hij is bij die monolieten geweest, toch?’ vroeg Jesse.
De kapitein knikte naar de deur van zijn suite. ‘Hij is als het goed is nog bij Linda en Calleste.’ Hij stond op en liep naar zijn suite. De deur gleed open. De kapitein keek naar binnen en gaf spontaan over.
Jesse was als eerste bij hem. Linda en Calleste zaten met hun gezicht naar de deur, maar hun oogkassen waren leeg. De muren achter hen waren bekliederd met rode tekens. ‘Mijn God,’ begon Jesse. Hij pakte een steeksleutel van zijn riem en stapte voorzichtig de kamer in. Geen teken van Wess. Achter hem kwamen Haile en Stanton. De politicus draaide zich snel weg, maar Stanton gaf geen krimp. Hij volgde Jesse de kamer in en liep om de lichamen van de twee vrouwen heen.
‘Interessant,’ zei Stanton. ‘Hun schedel is gelicht en de hersenen zijn eruit geschept.’ Hij boog over Calleste en keek gebiologeerd in haar hoofd. ‘De randen zijn schoon, dus hij heeft een scherp mes nodig gehad. Het kostte hem veel kracht om door het schedeldak te komen.’
‘Hoe ziek ben je dan!’ riep de kapitein uit, waarna hij naast de deuropening op de grond ging zitten.
Stanton negeerde hem en draaide zich naar de muren. ‘Hij heeft hun bloed gebruikt om zijn boodschap op te schrijven. Wat die ook moge zijn.’
Lauren kwam naast de kapitein staan. Ze deed haar hand voor haar mond en probeerde de geur van bloed en de lege oogkassen te negeren. ‘Ik herken die tekens,’ zei ze.
Stanton was in twee stappen bij haar, nam haar bij de arm en zette haar in de kapiteinsstoel. ‘Vertel ons meer over die tekens.’
‘Ik … ik zag vergelijkbare tekens op de monolieten. Die op de heuvel, verderop. Maar dan in mijn droom.’
Jesse keek om zich heen. ‘Waar is Wess?’
De kapitein nam plaats achter een scherm. ‘Ik zal eens kijken of het schip hem kan vinden.’
Haile snoof. ‘Waarschijnlijk is hij naar zijn vriendjes bij de monolieten. Daar durf ik mijn carrière, voor zover ik die nog had, om te verwedden.’
Jesse wreef over zijn kin. ‘Alles begint op die monolieten te wijzen. Was er nog iets te zien in de logs in jouw apparatuur?’ vroeg hij Stanton.
De majoor knikte bedachtzaam. ‘De logs wijzen uit dat er een baken was, waarop de apparatuur reageerde met een openingssignaal.’
‘Wat zeg je nou?’ De kapitein begon rood aan te lopen. ‘Dus je wijzigde onze koers midden in een sprong? Dat klinkt heel onverantwoord!’
Stanton schudde zijn hoofd. ‘Nee, zo werkt het niet. Het openingssignaal ontvangt coördinaten terug. Maar als ik het zo bekijk, liggen die in de intergalactische ruimte, dus tussen de melkwegstelsels in. De sprong werd van hieruit geïnitieerd.’
Jesse wreef in zijn ogen. ‘Het duizelt me een beetje. We zitten dus ergens miljoenen lichtjaren van de Aarde op een planeet met rare entiteiten. Ons schip is gegijzeld en gedwongen hierheen te komen, vervolgens neergestort.’ Hij zuchtte en wapperde met zijn handen alsof hij alle stress uit zijn vingers probeerde te schudden. ‘Dan blijkt dit ook nog een val te zijn.’
‘In een notendop,’ zei Stanton met een vlaag van verwondering op zijn gezicht. ‘Het wil zeggen dat iemand anders controle over het sprongpunt heeft.’
‘Dus het werkt nog wel,’ zei Haile. ‘We zouden dus terug kunnen komen.’
Stanton knikte langzaam. ‘Theoretisch ja. Ik ben alleen bang dat we “iets” mee terug nemen als we dat doen.’
‘Wat is ons alternatief?’ vroeg Haile. ‘Hier sterven van de honger zeker.’
Stanton keek hem aan. ‘Wil jij de mensheid opzadelen met wezens die de bouwers van de wormgaten hebben uitgeroeid?’ Hij knikte naar Lauren. ‘Als we ervan uitgaan dat die droom waar is.’
Haile zweeg en haalde zijn schouders op.
‘Ahem,’ kuchte de kapitein. ‘Ik heb Wess gevonden. Hij is buiten, op de heuvel verderop.’
‘Kan hij de monolieten activeren?’ vroeg Lauren.
‘Kunnen we het risico nemen?’ zei Stanton. ‘Hij heeft in ieder geval iets over Linda en Calleste uit te leggen. Ik denk dat we daarna een permanente oplossing voor hem moeten bedenken.’
Jesse hief de sleutel die hij nog steeds in zijn hand hield. ‘Eerst de oplossing! Ik wil niet eindigen zoals die twee vrouwen. Er is iets met Wess. Misschien is hij wel bezeten of zo.’
‘Kleed je dan warm aan,’ zei Stanton. ‘Wil je weer mee, belangrijk doen, Prometean? Of blijf je hier alleen achter?’
Haile hoefde maar een seconde na te denken. ‘Nee, nee, ik ga wel mee.’
- De monolieten
Gekleed in meerdere lagen verlieten ze de TG Hollandia, gewapend met buizen en stokken, terwijl Jesse en Stanton elk een kist met apparatuur achter zich aan sleepten. De vrieskou leek nog intenser dan voorheen en hun adem bevroor al op hun gezichten.
Ruim twintig minuten zwoegen later kwamen ze bij de monolieten. Geen spoor van Wess. Stanton en Jesse pakten hun spullen uit en stelden de apparatuur op.
Stuk voor stuk activeerde Stanton zijn zenders en computers. Na enkele minuten zei hij: ‘Ze zijn nog operationeel.’ Hij floot zacht. ‘Deze miljarden jaren oude technologie werkt nog steeds.’
‘Wess is wel naar binnen gegaan,’ zei Lauren, ‘en weer eruit gekomen. We zijn het erover eens dat hij anders is dan normaal, toch?’
De mannen knikten eensgezind.
Een lampje op de apparatuur begon te knipperen. ‘Er is activiteit,’ zei Stanton. Jesse, Haile, Lauren en de kapitein deden onwillekeurig een stap weg van de monolieten.
‘Initiatie is gestuurd,’ zei Stanton. ‘Lokale coördinaat.’ Hij wreef wat ijs van zijn kin. ‘Ik vermoed dat ze van binnenuit alleen naar deze locatie kunnen. Als ze onstoffelijk zijn, dan komen ze er niet door.’
‘Maar Wess wel. Is hij bezeten?’ zei Lauren.
Stanton schudde zijn hoofd. ‘Wie zal het zeggen? Dit is allemaal nieuw, voor ieder van ons.’
De lucht tussen de monolieten begon te trillen. Een lichtgordijn als het noorderlicht ontsprong aan elk van de immense stenen en smolt in het centrum samen tot een kolom van wit licht. Een figuur verscheen in het lichtcentrum. Wess stapte tussen de monolieten vandaan en trok de capuchon van zijn jas over zijn hoofd.
‘Ah, jullie zijn gekomen.’ Hij wees achter zich. ‘Kijk, hij werkt! Daarmee kunnen we terug naar huis!’
Lauren bekeek hem goed. Op zijn wangen zaten witte plekken, veroorzaakt door bevriezing. Die duistere blik leek op wat ze eerder bij hem had gezien. ‘Jij bent Wess niet. Wie ben je wel?’
‘Oh, en of ik Wess ben,’ antwoordde Wess. ‘Ik heb alleen wat nieuwe vrienden gemaakt.’
‘Zo vriendelijk waren ze niet toen ik ze in mijn droom tegenkwam.’
Wess lachte schamper. ‘Geloof jij alles wat je droomt?’ Hij keek naar de anderen. ‘Geef nou zelf toe dat dat wel heel raar klinkt.’
‘Wat heb je met Linda en Calleste gedaan, Wess?’ vroeg de kapitein. ‘Waarom moesten ze sterven?’
Wess spreidde zijn handen die nog roodbruin waren. ‘Hoe moest ik anders de muren volschrijven? Ik had geen pen.’
Haile stapte naar voren. ‘Genoeg gepraat. Als het zo geweldig is daar, ga dan maar terug.’
Wess vouwde zijn armen voor zich. ‘Dat maak ik zelf wel uit. Wat had je dan willen doen?’
Haile beende naar Wess en wilde hem achteruit het licht in duwen, maar die sprong opzij, waardoor Haile in het licht viel. Hij verdween in het niets. Doodse stilte volgde. Na ongeveer tien seconden dook Haile weer half terug door het licht. Met wijd opengesperde angstogen keek hij hen aan. Uit zijn neus en ogen stroomde bloed. Op zijn wang zaten diepe nagelkrassen.
‘Help me!’ schreeuwde hij, terwijl hij zijn arm naar de groep uit stak.
Nog voor iemand kon reageren, trok iets hem ruw terug.
Stanton drukte op een knop. Het licht verdween. Wat restte waren bloeddruppels op de grond.
‘Haile!’ Lauren rende een paar stappen in de richting waar Haile was verdwenen. ‘Dit kan niet waar zijn, dit kan niet echt zijn!’ riep ze, waarna ze zacht begon te huilen.
Wess deed een stap in hun richting. ‘We moeten het portaal opnieuw openen.’
‘Ben je gek!’ riep Jesse. ‘Je zag toch wat er met Haile gebeurde?’
‘Het portaal is dicht,’ zei Stanton. ‘En ik houd het dicht.’ Hij hield demonstratief zijn hand boven een grote rode knop.
‘Maar we moeten hem redden,’ zei Wess. Hij keek naar Lauren. ‘Ik weet dat hij niets om anderen geeft, maar jij wilt Haile toch wel redden? Jij bent anders, dat zie ik. Je wil iemands dood toch niet op je geweten hebben?’ Hij wees naar het portaal. ‘Als hij daar sterft, dan is dat jullie schuld, omdat jullie het niet hebben geprobeerd.’
Lauren keek sniffend naar Stanton. ‘Hij gaat dood als we niets doen. Misschien kunnen we hem nog redden. Alsjeblieft.’
‘Nee, hij is dood,’ zei Jesse. ‘Hij zag er al halfdood uit toen hij uit het portaal wilde komen. Die geluiden zeiden genoeg. Er zijn daar monsters. Waarschijnlijk is hij al verscheurd.’
‘Dat weten we niet,’ protesteerde Wess. ‘Wat egoïstisch om iemand zo makkelijk voor dood achter te laten.’ Hij keek naar Lauren.
Open de poort, denderde het door haar hoofd. Lauren haalde diep adem. ‘Wat jou bezeten heeft, is een moordenaar, Wess.’ Ze pakte haar buis stevig vast. ‘Hoe naar ik het ook vind, je hebt Linda en Calleste vermoord. Daar moet je voor boeten.’
Jesse voegde zich bij Lauren. ‘Ze heeft gelijk. We kunnen je niet zomaar vrijuit laten gaan.’ Hij deed een dreigende stap vooruit, zijn sleutel in de aanslag.
Wess stormde op Lauren af. Ze sloeg hem met de buis tegen zijn schouder. Hij rukte de buis uit haar handen, liet hem op de grond vallen en zette zijn schoen erop. Ze probeerde hem van de buis af te duwen. Hij greep haar bij haar keel. IJskoude vingers knepen haar luchtweg dicht. Lauren hoestte, klauwde met haar handen naar zijn vingers. Ze probeerde zich uit zijn greep te bevrijden, maar het lukte niet. Wess ogen kleurden zo zwart als de dood. Lauren krabde in zijn gezicht, schopte tegen zijn benen. Haar hart bonkte zo hard dat het leek of het uit haar borstkas probeerde te vluchten.
‘Wacht!’ riep Stanton. ‘Wess, of de entiteit die in je zit, je wil hier toch wegkomen?’
Wess glimlachte. ‘Eindelijk iemand die het snapt. Dit vehikel is zwak. We hebben meer en sterkere lichamen nodig.’ Wess opende zijn mond zo ver dat zijn wangen deels inscheurden. Hij sloot zijn mond weer, waarna hij een rode onmenselijk grote grijns had.
‘Kunnen jullie eigen lichamen er niet uit?’
Wess gromde. ‘De bouwers waren slim, maar niet slim genoeg. Ons onstoffelijke wezen is onsterfelijk. We kunnen een nieuwe gastheer aannemen.’
‘Ik vermoed dat een of meer van mijn manschappen in jullie wereld terecht is gekomen bij het ongeluk. Klopt dat?’
‘Onverwachte rijkdom, een einde aan de eenzame opsluiting.’
‘Dus jullie hebben onze apparatuur nodig om een poort hiervandaan te openen.’ Stanton glimlachte koud. ‘Wat let ons de boel te vernietigen. Dan komen jullie nooit meer weg.’
Wess liet Lauren los. Ze kroop hoestend van hem weg.
‘Jullie Haile leeft. Hoe lang denk je dat hij ons kan vermaken? Stel je de pijn voor, de angst, wanhoop.’ Een huivering trok door Wess. Hij sloot zijn ogen. ‘Ja, oh, wat is zijn angst verrukkelijk.’ Hij opende zijn ogen.
‘Wacht,’ zei Stanton. Hij keek naar de kapitein. ‘We moeten hem redden. Haile achterlaten is onmenselijk.’
De kapitein schudde zijn hoofd. ‘Je wil deze creaturen toch niet loslaten op onze beschaving? Dat wordt het einde van de mensheid.’
‘Wij zijn niet hetzelfde als de bouwers,’ zei Stanton.
‘Wat stel je voor?’ vroeg de kapitein.
‘In ruil voor Haile stuur ik zoveel lichamen als ze op dit moment bezitten weg van deze plek. De gevolgen zien we dan later wel.’
De kapitein schudde zijn hoofd. ‘Onaanvaardbaar! Voor het goed van de mensheid moeten deze wezens voor altijd worden opgesloten.’
‘Dat snap ik,’ zei Stanton, ‘maar op dit moment is er een mogelijkheid iemand levend terug te krijgen. Dat moet doorslaggevend zijn.’ Hij keek de kapitein indringend aan. ‘Vertrouw me.’
De kapitein hief verslagen zijn handen. ‘Vooruit.’
Wess grijnsde duivels. ‘Open de weg, dan komen onze lichamen naar buiten. Duizenden van ons per gastheer. Het is krap, maar het gaat net.’
Stanton knikte langzaam. Hij toetste commando’s in en even later verscheen het lichtgordijn weer tussen de monolieten. Vier van zijn soldaten stapten naar buiten, Haile Prometean als een slappe pop tussen hen in, overdekt met bloed. Haile keek langzaam op, zag de anderen en zei met een gebroken stem: ‘Help me!’
Lauren en Jesse namen Haile over van de bezeten soldaten en liepen met hem tussen hen in voorzichtig achteruit.
‘Nu onze afspraak, majoor Stanton,’ zei Wess. ‘Open de weg voor ons.’
‘Afspraak is afspraak.’ De kleurintensiteit van het portaal nam toe en werd bijna oogverblindend. Hij keek Wess woedend aan. ‘De tunnel is klaar.’ Zijn handen balden zich tot vuisten.
Wess grijnsde zijn tanden bloot. Zijn ogen waren twee poelen des doods. ‘Ooit ontmoeten we elkaar weer, mensen. Jullie zijn dan wel zwak, er zijn er zoveel van jullie, ons feestmaal kan beginnen.’ Wess ging voorop, gevolgd door de vier soldaten die gastheer waren voor duizenden van de wezens die al miljarden jaren waren opgesloten in het limbo tussen werelden. Ze verdwenen en het licht doofde.
‘Wat hebben we gedaan?’ bracht Lauren uit. Ze hielp Haile op de grond te gaan zitten. Hij was flink toegetakeld. ‘Nu gaan ze op zoek naar prooi.’
‘Dat lijkt me sterk,’ zei Stanton. Hij glimlachte en wreef over zijn kin. ‘Ik heb een weg geopend. Maar niet alle wormgaten leiden naar een bewoonde wereld. Soms verplaatst een pad zich en komt het op een ongunstige plek terecht.’
‘Welk pad heb je geopend?’ vroeg de kapitein.
‘Cygnus X-1,’ zei Stanton grijnzend.
De kapitein sperde zijn ogen wijd open en begon onbedaarlijk te lachen. Jesse snapte het een paar seconden later en lachte mee.
‘Het is vast een goede grap,’ zei Lauren, ‘maar Haile en ik snappen er niets van.’
‘Het pad dat Stanton opende,’ zei de kapitein, ‘gaat naar Cygnus X-1, een superzwaar zwart gat op zo’n zevenduizend lichtjaar van de Aarde. Dus nu zitten ze voor altijd gevangen in die zwaartekrachtput. Als zelfs licht er niet aan kan ontsnappen, vermoed ik dat zij dat ook niet kunnen, hoe machtig ze ook zijn.’
‘En nu?’ vroeg Lauren.
‘Nu stuur ik een bericht naar mijn hoofdkwartier, via de monolieten. Als dat lukt, kunnen we over een paar dagen een reddingsschip verwachten. Tot die tijd verschansen we ons met eten en drinken in de commandocentrale. Er is nog zuurkool met rookworst en potten met zure haring, als ik het goed gezien heb.’