‘En hoe gaat dit de Laaglandse Moerasdraak van de ondergang redden, meneer Tsapopoulus?’ vroeg Hilde van Bergen, de voorzitster van de vereniging Red onze draken nu!!.
Meneer Tsapopoulus grijnsde en vouwde zijn handen samen. Er ging een onwillekeurige huivering door de drie dames die bij hem aan tafel zaten. Hun gast had een beslist interessant aura. Sommigen zouden het magisch noemen, ware het niet dat de meeste mensen die archaïsche kracht niet meer kenden of herkenden.
‘Mevrouw van Bergen, mevrouw Bergsteuer, mevrouw Adeline, zoals ik al aangaf is de enige manier om de Moerasdraak te redden, hem te exploiteren. Nog steeds worden eieren van deze beschermde diersoort als delicatesse verkocht, illegaal, maar dat houdt niemand tegen, waardoor maar weinig draken in het wild geboren worden.’
Jeanine Bergsteuer trok een zuur gezicht. ‘Dat is ons duidelijk, maar uw voorstel om jonge draken als een soort aansteker in te zetten en aan onze gegoede medemensen te slijten, ik blijf het raar vinden.’
‘Geheel begrijpelijk, mijn beste Jeanine, ik mag toch Jeanine zeggen?’
Tsapopoulus ging verder zonder op een antwoord te wachten: ‘We verkopen ze natuurlijk niet. We verhuren ze. Het geld verdienen we aan de verkoop van gekweekte panzerwantsen, een delicatesse voor draken, die ze bovendien in staat stelt vuur te spugen.’
‘En wanneer de draak drie jaar oud is, dan nemen we hem of haar terug in ruil voor een jong exemplaar?’ vroeg Jacinda Adeline. Als penningmeester van de vereniging draaide haar financieel brein overuren bij de gedachte aan voortdurende geldstromen van klanten van Red onze draken nu!!
‘Exact,’ zei Tsapopoulus, ‘zodat we meer jongvolwassen draken kunnen uitzetten in de moerassen in Drenthe en Noord-Brabant. En wie weet, brengen ze weer wat magie terug in de wereld.’
Nu was dat laatste haast geen argument voor de dames, moderne technologie bracht ze alles wat magie ooit vermocht, maar het zou niet misstaan in brochures, om mensen een extra nostalgische reden te geven een huurdraak in huis te nemen. En Tsapopoulos’ amberkleurige ogen keken bijzonder overtuigend. Het leek wel magie, dacht Hilde, en lachte zichzelf hartelijk uit.
Het liep storm in de eerste weken dat de draakstekers op de markt waren. Ze waren een curiosum, weggelegd voor met name de allerrijksten voor wie de aanschaf van duizenden euro’s per week aan panzerwantsen geen grote uitgave was.
Er kwamen TV reclames die, hoewel duur, de vereniging enorm veel nieuwe klanten opleverden. Daarnaast was er natuurlijk product-placement in langlopende series zoals ‘Moede Tijden, Rechte Tijden’ of praatprogramma’s als ‘De wereld slaat door’ en langzamerhand pronkte half bekend Nederland met hun draakstekers.
Voor de draken was het bepaald geen pretje. Ze zaten opgesloten in een transparante kubus met slechts een klein gaatje waar hun kop uit kon steken en waardoor ze gevoerd werden met hun favoriete panzerwantsen. De kubus was als de draken klein waren nog redelijk adequaat, maar zou, als ze groter werden, beslist krap zijn.
Zoals Tsapopoulus het uitlegde maakte het voor de kleine draakjes niet uit. In het echt verborgen ze zich ook in de kleinste hoekjes en gaatjes, dus zoveel verschilde het niet met hun natuurlijke leven. Pas vanaf hun eerste jaar begonnen ze telepathisch contact met nabije soortgenoten te ontwikkelen en pas na het derde jaar waren ze groot en sterk genoeg zich te verweren tegen grotere roofdieren, ja zelfs tegen de mens.
De vereniging groeide gestaag en de dames van het bestuur zagen met veel genoegen hoe de zieltogende Moerasdrakenpopulatie een sterke groei doormaakte en over een paar jaar groot genoeg zou zijn om weer in het wild uitgezet te worden in speciaal ingerichte moerasgebieden. De financiële voordelen en de populariteit onder het bekendere deel van Nederland was natuurlijk een verdraaid aardige bijkomstigheid en de dames lieten zich regelmatig en met veel genoegen fêteren terwijl ze hun boodschap verkondigden. Hilde voelde zich er wel eens ongemakkelijk bij, maar alles week voor het goede doel.
Herhaalde twijfel bij het bestuur en protesten van de WoefMiauw stichting voor menselijke behandeling van huisdieren waren geen partij voor de zalvende stem van Tsapopoulus, die telkens weer wist uit te leggen hoe de draakstekers belangrijk waren voor niet alleen de drakenpopulatie, maar ook voor de gemeenschap als geheel door versterking van het aanwezige magisch veld. Een zegen voor de ook bedreigde magiërs die nog steeds problemen oplosten, waar moderne technologie geen raad mee wist.
Acht juli 2024 kwam het breekpunt, bijna drie jaar na de verkoop van de eerste draakstekers aan de Gulpener-van Middelburg familie. Hein, de pater familias, belde overstuur via Focus met voorzitter Hilde van Bergen over zijn geliefde kleinood, de draaksteker die hij liefkozend ‘Vonkje’ had genoemd.
Hein maakte een wegwerpgebaar met zijn linkerhand, terwijl hij met de rechter blijkbaar zijn mobiel vasthield. ‘Het is verschrik-ke-lijk, Hilde. Ik wilde net de buitenbarbie aansteken met behulp van Vonkje toen de kubus openbarstte. Ik dacht dat die dingen onverwoestbaar waren, maar nee dus. En Vonkje, mijn lieve Vonkje, ging tekeer als een … als een … als een echte draak, zeg maar.’
Hilde haalde diep adem. ‘Leg me even uit wat het probleem is, Hein. Onze vereniging staat natuurlijk achter ons product en als er klachten zijn, nemen we dat heel serieus.’
Hein knipperde een paar keer. ‘Hij was furieus, zeg ik je. Al mijn rotan stoelen in de fik, mijn kussens van Egyptisch katoen, de Brut stond net koud en die spatte uit elkaar van de hitte. Vreselijk, vreselijk. En toen gingen de biefstukken eraan.’
‘Biefstukken? Ik dacht dat draken alleen panzerwantsen aten?’
Hein schudde zijn hoofd. ‘Vreemd hè? En alles rauw naar binnen. Ik had een kilo of vijftien liggen, soireetje, weetjewel, en dat beest at zomaar vijf keer zijn lichaamsgewicht. Hij wist de panzerwantsies wel te raken hoor, dus ik snapte die honger niet.’
‘En wat gebeurde er toen?’
Hein lachte. ‘Nou, ik haalde natuurlijk nog even een doos biefstukken uit de vriezer en die heeft Vonkje perfect geroosterd. Het was zo’n koddig gezicht het diertje de biefstukken te zien omdraaien, mijn gasten waren door het dolle.’
‘Maar Hein, wat is nu precies het probleem?’ vroeg Hilde.
‘Nou, de kleine lettertjes, Hilde. Jullie halen Vonkje weg als hij te groot wordt, maar dat wil ik niet. En mijn makkers aan de dis hier zijn het daar roerend mee eens.’ Hein draaide zijn mobiel even zodat Hilde de twee dozijn mannen en vrouwen aan de lange tafel kon zien zitten. Midden op tafel lag de Moerasdraak, Vonkje, die een slordige anderhalve meter lang was en zichtbaar volgegeten, en zich liet aaien door het aanwezige volk.
Hilde glimlachte. ‘Ik begrijp dat het verlies van zo’n huisdier pijnlijk is, Hein. Bedenk wel dat onze contracten voorzien in een vervangende draaksteker.’
Hein wuifde haar argument weg. ‘Nee, schat, Vonkje heeft ‘personality’, wat ik bij andere draakstekers nog niet ben tegengekomen. Hij is nu deel van onze familie en ik laat hem niet wegnemen. Hoeveel?’
‘Hoe bedoel je, hoeveel, Hein?’ zei Hilde verbaasd. ‘Onze contracten zijn heel duidelijk, draken zijn in bruikleen omdat ze weer uitgezet moeten worden.’
‘Dan maak je maar een uitzondering, Hildelief. Bedenk goed hoeveel ophef ik kan maken. Negatief, maar zeker ook positief.’
Hilde dacht goed na. ‘Ik zal het in overweging nemen en aan het bestuur voorleggen, Hein. Je hoort van ons.’ Met een overdreven nadruk voegde ze toe: ‘Ik weet alleen nog niet wanneer.’
‘Dat is alles wat ik wilde horen, Hilde. Nou, ik ga Vonkje wat verse biefstuk geven, tataa!!’
Een week later hing Jacinda aan de lijn. Ze zag er grauw uit. ‘Hilde, we moeten het over die nieuwe draakstekerfabriek in Opperzandermeer hebben. Dat loopt helemaal uit de klauwen.’
Hilde was verbaasd. Tot dan toe waren de berichten over dat project overwegend positief geweest. Ja, het was duurder dan begroot, maar welk project was dat niet? ‘Een ding tegelijk graag, Jacinda. Wat loopt er precies uit de klauwen? Het nieuwe budget was toch goedgekeurd?’
‘Voor de originele plannen, ja. Maar heb je de aanpassingen gezien?’
Hilde schudde van nee. ‘Heb ik dat document gekregen?’
‘Even kijken.’ Ze keek weg van haar mobiel en tikte iets in op haar laptop. ‘Nee. Het hele bestuur is erbuiten gehouden. Het stinkt, Hilde.’
‘Rustig aan, Jacinda. Laten we Tsapopoulos even bellen en om opheldering vragen. Ik haal hem er bij.’
Ze drukte Jacinda weg en zocht het nummer voor Tsapopoulus op. Even later keek ze tegen beide gezichten aan. ‘Grigori, ik sprak net met Jacinda over de nieuwe fabriek in Opperzandermeer. We hebben wat bedenkingen. Jacinda?’
Jacinda knipperde nerveus. ‘Wie heeft die nieuwe plannen opgesteld en de budgetten geaccordeerd, Grigori?’
Grigori Tsapopoulus leek op zijn beurt verbaasd. ‘Jullie hebben de stukken uit de Natuur- en Milieunota Europees verband ter bevordering biodiversiteit in schraalkwetsbare laaglandgebieden toch gelezen? Die heb ik eind vorig jaar al rondgestuurd en daarin stonden hele duidelijke maatregelen die verplicht moeten worden genomen voor ons soort onderneming. Jullie waren daarmee akkoord, toch?’ Het charisma van de man en zijn onschuldige, zelfverzekerde blik bezorgden de dames koude rillingen.
Jacinda en Hilde keken elkaar via de telefoon aan, beiden met schaamrood op de kaken.
‘Ik dacht dat jij ze gelezen had, Cinda.’
‘Nee, ik zag Jeanine met een stapel papier rondlopen.’
‘Die heeft ze ook niet gelezen, dat waren marketing-documenten.’
‘Om wat voor bedrag gaat het eigenlijk, Cinda?’ vroeg Hilde. Ze had een goed beeld van wat er in Red onze draken nu!! omging en ze vermoedde dat de vereniging het best kon bekostigen. Misschien kwam het boekhoud technisch wel goed uit.
‘Het budget is verdrievoudigd, Hilde. Daarmee zijn onze reserves in een keer leeg.’
‘Maar er komt genoeg binnen uit de verkoop van de panzerwantsen toch?’
‘Jawel, maar onze inkoopkosten bij GriTsa Inc. Zijn door inflatie bijna verdubbeld. Zoveel marge zit daar niet meer in.’
Hilde liet haar hoofd even hangen. Vastberaden keek ze weer op. ‘Het komt wel goed. Alles voor het goede doel, nietwaar? Als de fabriek klaar is, dan kunnen we beginnen met re-integratie van de Laaglandse Moerasdraak in de nabije vennen en moerassen en bereiken we wat we wilden. We waren al goed op weg, dus als we iets in de marketing snijden, balanceert dat ons budget.’
Tsapopoulus glimlachte en ook Jacinda knikte.
‘Kunnen we de wijzigingen ook een keer bezichtigen, Tsapopoulus?’ vroeg Hilde.
Tsapopoulus knikte enthousiast. ‘Ik denk dat we een maand voor oplevering wel een rondleiding kunnen organiseren. Dan nodigen we de hele vereniging uit. En misschien onze topklanten, die van het eerste uur? Dat helpt weer met de marketing.’
Hilde en Jacinda keken elkaar aan met een glimlach.
Die Grigori, die regelt het toch maar allemaal, dacht Hilde toen ze de verbinding verbrak. Al haar twijfel was verdwenen en ze voelde zich bijna euforisch.
De grote dag van de rondleiding was aangebroken. Het terrein van de fabriek in Opperzandermeer was zes vierkante kilometer groot, waarvan de fabriek zelf een tiende in beslag nam. Er was een dubbele omheining van zo’n tien meter hoog voorzien van prikkeldraad, camera’s en alarmen geplaatst.
Bij de toegangspoort stond een zestal bewakers in strakke uniformen die bijna haute-couture leken.
Voor Hilde, Jeanine en Jacinda werd de rode loper uitgelegd.
De fabriek en de bijbehorende kantoorgebouwen waren in antracietkleurige ruwe steen opgetrokken zodat ze iets weg hadden van loodrechte kliffen en rotspartijen. Karpatische import, wist Hilde, kostte een fortuin, maar ze moest toegeven, het effect was indrukwekkend. We moeten de draken immers een natuurlijke omgeving bieden, had Tsapopoulus uitgelegd. De fabriek lag verderop tegen de Bourtange-moerassen aan, die de afgelopen jaren dankzij verschillende actiegroepen tot beschermd gebied waren uitgeroepen en zelfs waren uitgebreid door het onder laten lopen van voorheen droge gebieden. De ideale combinatie voor onze Laaglanders, aldus Tsapopoulus. Het voltallige bestuur en enkele prominente leden hadden voor zijn presentatie geapplaudisseerd.
Meer dure auto’s arriveerden, waaronder de Bugatti Veyron in zilver en goud van Hein Gulpener-van Middelburg. Hij zag er verwilderd uit. Zijn grijze haren stonden in ongewassen pieken op zijn hoofd en zijn maatpak leek wel een schoonmaakdoekje. Hij zag haar en kwam direct op haar af. Zijn gezicht stond verward.
‘Ik ben mijn Vonkje kwijt, Hilde. Hij is van de week verdwenen.’ Hein liet zijn schouders zakken. ‘Ik mis hem zo vreselijk.’ Hij sloeg zijn armen om haar heen en begon op haar linkerschouder te grienen.
Hilde sloeg hem voorzichtig op zijn rug. ‘Hein toch, rustig maar, jongen, hij komt wel weer terecht. Wie loopt er nu weg van zo’n baasje als jij?’
‘Ja, ja, wie anders voert zijn grote jongen vijftig kilo biefstuk per dag? En niet het minste he? Alleen wagyu, het beste van het beste. Ik snap het niet, Hilde.’
Hilde pakte zijn schouders en hield Hein op armlengte. ‘We gaan hem vinden, Hein. Maar eerst doen we de rondleiding. Onze projectmanager Tsapopoulus weet altijd raad. Als iemand kan helpen, is hij het.’
Hein knikte en liet zich gewillig meevoeren.
In de ontvangsthal van de fabriek werden overalls en veiligheidshelmen en -brillen uitgedeeld. Natuurlijk was er ook ruim aandacht voor champagne en diverse hors d’oeuvres, georganiseerd door Jeanine, die een opmerkelijk oog voor dit soort details had. Een klein orkest speelde zachte, klassieke muziek. Zacht genoeg om met elkaar te kunnen praten, hard genoeg om gesprekken te maskeren voor ongewenste toehoorders.
Er was een flinke overlap tussen verenigingsleden en rijken en al gauw vormden zich groepjes die alweer zaken met elkaar bekokstoofden.
Op een podium naast de immense deuren die naar de fabriekshallen leidden, werden lichten ontstoken die nog het meest weg hadden van gigantische vuren. Achter een hoge kansel stond Grigori Tsapopoulus in een schitterend, wit uniform en een felrode veiligheidshelm op. Meerdere microfoons stonden rond hem opgesteld en er waren ook TV-camera’s vanuit verschillende hoeken op hem gericht.
Tsapopoulus hief zijn handen. ‘Dames, heren en andersslachtigen, welkom op deze rondleiding door de Eerste Hollandse Draakstekerfabriek. Dadelijk zal ik u voorgaan langs onze incubators, de plexiglas gieterijen, de panzerwants-verpakkingsstraat, de diverse laadperrons voor onze distributeurs en leveranciers en natuurlijk het belangrijkste, onze re-integratie hal waar de jonge Laaglandse Moerasdraak leert voor zichzelf zorgen, zich verdedigen en jagen, zodat ze na afronding van hun re-integratie als volwaardige Moerasdraak hun rol kunnen gaan vervullen in onze diverse ecosystemen.’
Een lokale reporter hief haar hand.
‘Mevrouw Van Hunen, u heeft een vraag?’
‘Jazeker, meneer Tsapopoulus. Wij uit het dorp vragen ons al enkele weken af of de fabriek iets te maken heeft met het noorderlicht dat regelmatig zichtbaar is. Daarnaast klagen verschillende boeren in omliggende boerderijen over schapen en geiten die spoorloos verdwenen zijn. Kunt u dat duiden?’
Tsapopoulus spreidde zijn handen. ‘Om uw laatste vraag als eerste te beantwoorden: we zijn vlak bij het Bourtange moeras, u kunt van ons niet verwachten dat wij verantwoordelijk zijn voor verdwaald en eventueel verdronken vee. Uw eerste vraag kan ik helaas niet beantwoorden, aangezien ik uw waarneming niet gehad heb.’
‘Ik heb u foto’s gestuurd. Die waren heel duidelijk,’ ging de journaliste verder.
Tsapopoulus glimlachte. ‘Ah, die waren vanuit het dorp genomen? Wat bijzonder. Sta mij toe hierop terug te komen, na de rondleiding?’ Hij stapte opzij en drukte op een grote, rode knop naast de deuren, die kreunend en krakend opzij schoven.
De hal had nog het meest weg van een grottenstelsel dat slechts verlicht werd door luminescente paddenstoelen. Het ontlokte de aanwezigen ooh’s en aah’s.
Tsapopoulus ging de menigte voor langs een grot met tientallen nissen waarin strooien bedjes lagen met leerachtige eieren, beschenen door warmtelampen. Daarna volgden de andere hallen die hij genoemd had, tot ze uiteindelijk bij de laatste, centrale hal kwamen, waar weer immense deuren de toegang blokkeerden.
Na een ingewikkelde beweging van zijn handen en gefluisterde woorden bewogen de deuren die wel van steen leken uit elkaar. ‘Volg mij,’ zei hij en zijn stem leek door de gewelven van de fabriek te galmen.
Voorbij de deuren veranderde het licht en kreeg een meer roodachtige tint. De aarde-achtige geur van moeras walmde over hen heen. Overal stonden moerasplanten, afgewisseld met rotsen en bomen.
‘Zoals u kunt zien controleren we hier het dag- en nachtritme zodat de Moerasdraken sneller tot wasdom kunnen komen.’ Uit de struiken en lage begroeiing klonk regelmatig gekraak en in het zachte licht waren voortdurend bewegingen zichtbaar.
Sommige verenigingsleden leken wat ongemakkelijk, zelfs nagemaakte natuur was niet hun habitat. Tsapopoulos merkte het meteen op. Hij legde zijn armen om twee van de grootste twijfelaars en trok ze mee naar binnen. ‘Kom, we gaan op onderzoek uit. Moerasdraken zijn nieuwsgierig.’
Allen volgden hem verder de slecht verlichte grot in.
Op een open plek stond een groot exemplaar Moerasdraak, gevangen in sterrenlicht. Hij was zo groot als een olifant en bedekt met de kenmerkende groene en rode schubben.
‘Vonkje!’ riep Hein Gulpener-van Middelburg. Hij rende naar voren en sloeg zijn armen om een been van de draak en knuffelde dat.
Hilde keek met genoegen hoe haar kennis verenigd werd met zijn lievelingshuisdier. Een genoegen dat razendsnel omsloeg in gruwelijke afschuw toen Vonkje zijn bek opende, hoofd en schouders van Heins lichaam beet en naar binnen schrokte. Daarna richtte het dier zich op zijn achterpoten op, keek om zich heen en spuugde vervolgens een stroom kleverig vuur naar de verzamelde menigte.
Met een schreeuw draaide Hilde zich om en begon terug te rennen naar de deuren. Onderweg zag ze uit haar ooghoeken Jacinda die vergeefs haar haar probeerde te doven, terwijl Jeanine smeulend in plas water lag met een zestal kleine draken die hapjes uit haar namen.
Bij de deur werd ze opgewacht door Tsapopoulus.
‘Tsapopoulus, het is verschrikkelijk!’
Hij ving haar op en sloeg zijn armen om haar heen, stevig. ‘Inderdaad, Hilde, verschrikkelijk mooi!’
Hilde trok zich los. ‘Mooi? We worden aangevallen!’
‘Nu weet je hoe wij de afgelopen eeuwen geleefd hebben, Hilde, slachtoffers van een door mensen georkestreerde dracocide. Maar alles wordt nu anders.’
‘M-maar ik deed dit voor de draken!’ Hildes stem sloeg over.
Tsapopoulus wuifde met zijn hand en de deuren sloegen achter hem dicht. ‘Nu is de tijd van de draken weer aangebroken.’
Het laatste dat Hilde zag voor ze verteerd werd door klevend vuur, waren Tsapopoulus’ amberkleurige hagedissenogen.