‘Is het gelukt? Heb je haar?’
‘Natuurlijk,’ antwoordde Clinton. Hij keek de koffiebar rond en scande die met infrarood, maar niemand besteedde aandacht aan hen. Hij legde de draagbare harde schijf op tafel. ‘Alles om uw dromen werkelijkheid te laten worden.’
‘La bella Simonetta …’ De man staarde met begerige ogen naar het zwarte kastje.
Een schijf voor dataoverdracht was hopeloos ouderwets en omslachtig, maar geen van beiden durfden ze de informatie via hun eigen clouddrives uit te wisselen. Om dezelfde reden wilde zijn klant anoniem blijven, al wist Clinton natuurlijk wie er tegenover hem zat. Illegale deals sluiten met mensen die hij niet kende, deed hij niet.
‘Dan rest ons niets dan de betaling,’ zei Clinton. Hij deed een betalingsverzoek, dat de man meteen voldeed. Clinton kon een glimlach niet onderdrukken. Het ging om veel geld. ‘Prettig zaken met u gedaan te hebben.’
Zijn klant frommelde de harde schijf in een tas en verliet snel de koffiebar. Clinton dronk kalm zijn caffé macchiato op en checkte zijn e-mail en berichten.
Plotseling activeerde zijn tijdverplaatsing. Er werd hard aan hem getrokken, als door een magneet. Eerst aan zijn geest, toen aan zijn lichaam. Een gevoel van duizelingwekkende snelheid overviel hem. Zonder dat hij daartoe opdracht had gegeven werd hij diep de Witruimte ingetrokken.
2800 v. Chr. – Uruk, Mesopotamië – Witruimte-herconfiguratie.3A
Clinton viel uit de Witruimte, een verzengende hitte in. De zon scheen zo fel, dat hij pijn deed aan zijn ogen en het rook naar kokos. Hij was een ogenblik gedesoriënteerd. Hij lag voor de ingang van een witte tempel, boven op een ziggoerat van bruine baksteen. Onder hem strekte zich een stad uit van kleien bouwsels, heldere kanalen en tropische palmbomen. De oudheid, maar niet de Griekse, stelde hij vast. Ouder. Soemerisch?
Nog voordat hij was bekomen van de onverwachte tijdsverplaatsing kwamen zes tempelwachten toegesneld, met van touw gevlochten wapenrusting, strooien schilden en speren met bronzen punten. Ze omsingelden hem en richtten hun wapens op hem.
‘Waar ben ik?’ Clinton stond behoedzaam op, met zijn oog op de speerpunten. ‘Hoe kom ik hier?’
‘Kom nou, Clinton,’ sprak een stem vanuit de schaduw van de tempel. ‘Dacht je echt dat je mij ongestraft kon bestelen?’
Met zijn hand schermde Clinton zijn ogen af voor het felle zonlicht. Hij had de eigenaresse van die stem nooit in levenden lijve ontmoet, maar hij wist donders goed met wie hij te maken had. Niet alleen omdat ze een beroemdheid was; hij had haar daadwerkelijk bestolen.
Hij nam de zelfverzekerde houding aan die hij als handelaar zo goed onder de knie had. ‘Simonetta! Dit moet een misverstand zijn. Ik wilde niet …’
‘Je bedoelt dat je mijn DNA misschien per ongeluk jatte? Dat had je niet moeten doen, Clinton.’ Ze wees op hem en beval de wachters: ‘Grijp hem!’
Clinton liet zich echter niet zomaar pakken. Hij maakte een sprong de Witruimte in.
Hij botste tegen een onzichtbare muur op en viel terug Uruk in, duizelig van de klap. Hij belandde voor de voeten van de tempelwachten. Die richtten meteen hun speren op hem. Een van hen greep Clinton bij zijn schouders en trok hem overeind.
‘Werkt je tijdverplaatsing niet? Hoe zou dat nou komen?’ Simonetta grijnsde, haar mooie gezicht een masker van kwaadaardigheid. ‘Stop hem in de diepste kerker die we hebben!’
Nee, Clinton zou zich niet gevangen laten zetten. Hij zou niet de rest van zijn leven in een donkere kerker doorbrengen, afgesloten van alles en iedereen. Hij kon maar één ding doen: hij moest vluchten. Als hij dan vast moest komen te zitten in Uruk, dan als een vrij man. Hij keek wild om zich heen, op zoek naar een uitweg. Zijn tijdverplaatsing deed het niet, maar hij kon misschien wel gebruik maken van de onzichtbare firewall.
Hij draaide zich om, nam twee passen aanloop en sprong van de ziggoerat af. Clinton beleefde de val als in slow motion. Hij vloog twaalf meter naar beneden. Stenen traptreden gleden onder hem langs. Hij moest dit goed timen, anders zou hij vervelend terechtkomen. De grond kwam steeds dichterbij. Hij haalde diep adem en dook de Witruimte in.
Weer botste hij hard tegen de muur op. Hij stuiterde terug en rolde over de grond, maar met nauwelijks snelheid. Hij sprong op en keek om zich heen. Van verschillende kanten kwamen tempelwachten aangerend. Mannen draaiden aan een wiel om de poort te sluiten die de binnenstad van de woonwijken scheidde, om Clinton op dit plein in te sluiten. Gelukkig was de poort groot en zwaar, en ging hij te langzaam dicht.
Clinton zette het op een lopen. Hij voelde hoe Simonetta’s computervirus door zijn software raasde en zijn programma’s een voor een afsloot. Zijn virusscanner wilde niet meer opstarten, zijn beveiligingssoftware werd uitgeschakeld. Het zou niet lang duren voordat hij op zijn basissoftware aangewezen zou zijn, programmatuur als die van een simpele drone.
Hij rende kriskras door de straten, op goed geluk dan weer links, dan weer rechts afslaand. De wegen waren breed en werden doorkruist door kanalen met houten bruggen erover. Aan beide kanten stonden lage huizen van klei. De bewoners, van wie de meeste hun beroep op straat voor hun huis beoefenden, keken hem na, maar maakten geen aanstalten om hem te stoppen.
Het was veel te heet om te rennen. Het zweet liep over zijn rug. Zijn kleren waren kletsnat. Hij keek achterom en zag dat een groep tempelwachten hem nog steeds volgde. Hij had mazzel dat Simonetta hem niet dood wilde, anders hadden ze allang hun speren naar hem geworpen. Hij week van het pad af, dook tussen twee huizen door, om op een identieke straat uit te komen. De wachten stormden hem achterna. Het lukte hem niet ze af te schudden. Het donkerblauwe maatpak dat hij droeg liep te veel in het zicht. Hij moest minder opvallen! Hij zocht in zijn inventaris naar een Soemerische rok, maar werd plotseling uit de app gegooid. Hij probeerde het opnieuw, maar dat bleek nutteloos; de applicatie had hem buitengesloten. Hij ontdeed zich al rennende van zijn colbert en overhemd. Snel paste hij de instellingen van zijn lichaam aan, voordat hij die toegang ook kwijtraakte. Zijn huid en haren werden donkerder, zodat hij voor een lokale bewoner kon doorgaan.
Hij keek in het rond. Zijn hart klopte in zijn keel. Waar moest hij heen?
‘Hier!’ riep een stem plotseling. In de deuropening van een huis rechts van hem stond een vrouw. Ze wenkte hem. ‘Vlug!’
Clinton bedacht zich geen moment. Hij sprintte naar haar toe.
Ze hield het kleed dat voor de ingang hing opzij. ‘Verstop je.’
Hij dook naar binnen en zij trok het gordijn dicht. Net op tijd, want buiten klonken vlugge voetstappen en schreeuwende stemmen. ‘Ik zag hem! Hij ging daarheen!’ hoorde hij de vrouw roepen. Meer voetstappen, toen werd het stil.
Het duurde even voordat ze weer binnenkwam. ‘Ze zijn weg, maar blijf nog maar een uurtje binnen. Voor de zekerheid.’ Ze ging een andere kamer in, kwam terug met een stapeltje kleren en wierp een rok in zijn schoot. ‘Trek die aan, dan kun je wat onopvallender rondlopen.’
‘Waarom help je me? Je kent me helemaal niet.’
‘De tempelwachters zijn geen vrienden van me.’ De vrouw fronste. ‘Ze hebben me weduwe gemaakt.’
‘Ben je niet bang dat ik je wat aandoe?’
‘Heb ik reden om bang te zijn?’
‘Nee, natuurlijk niet. Maar …’
‘Nou dan.’
Terwijl hij zich omkleedde bekeek hij haar stilletjes. Ze was een mooie vrouw van rond de dertig, met een prachtige donkere huid en donkerdere ogen. Haar dikke, grafietzwarte haren droeg ze in een met riet vervlochten staart. Ze bewoog zich zelfverzekerd, alsof iedere beweging precies wist wat zijn doel was.
Ze zag hem kijken en wierp hem een brede glimlach toe. ‘Ik heet Nessa.’
‘Clinton.’
‘Klíénn-tónn. Goed. Een vreemde naam, maar ik kan hem uitspreken.’ Ze keek hem onderzoekend aan met die donkere ogen. Ze bezorgde Clinton kippenvel. ‘Je bent niet van hier. Waar kom je vandaan?’
‘Verder dan jij je kunt voorstellen.’
‘Als je het niet wilt vertellen, ook goed.’ Nessa hield het gordijn iets opzij en gluurde naar buiten. ‘Geen wachten te zien,’ zei ze. ‘Maar ze zijn vast nog naar je op zoek. Beter als je even hier blijft.’
Clinton knikte. Hij had geen zin om in een eenzame kerker weg te rotten, dus leek het hem inderdaad goed om zich koest te houden. Hij begreep wat Simonetta van plan was: hem in deze tijd vastzetten, hem gevangenhouden zonder mogelijkheid de Witruimte te betreden, de software op zijn clouddrive afgesneden.
Hij ging zijn programmatuur na. Alle persoonlijke software die zijn S-brein en lichaam aandreef deed het gelukkig: hij kon Nessa verstaan en zijn uiterlijk was Soemerisch genoeg. Hij had echter geen toegang meer tot de functionaliteit van de Witruimte. Hij had geen enkele toegang meer tot zijn kwantumtransportatie, ingebouwde wapentechnologie, surveillancesoftware en afstandsbesturing van zijn lichaam of in de buurt verkerende voertuigen.
De mens had door de eeuwen heen verschillende manieren om de vrijheid van misdadigers in te perken en ze te rehabiliteren. Tuchthuizen, werkkampen, dwangverpleging, nanotherapeutische klinieken; allemaal waren het pogingen om door middel van opsluiting van criminelen weer wetsgetrouwe burgers te maken.
Voor Witgangers werkte detentie echter niet. Het was uiterst moeilijk om iemand vast te houden die over technologie beschikte om door ruimte en tijd te reizen. Een persoon lichamelijk in hechtenis zetten was niet genoeg, diens geest moest ook worden vastgezet. Hij moest van zijn software afgesloten worden, zijn netwerkhardware van elk signaal afgesneden.
Zoals Clinton nu was. Voorlopig zat hij hier vast.
*
De uren werden dagen.
Iedere ochtend wandelden ze tussen de graanvelden door naar de boomgaarden buiten de stad. Daar had Nessa een tuin, omringd door een laag muurtje, waarin dadelpalmen stonden. Met behulp van een gammele houten ladder ging ze de bomen af om die te controleren op kevers. Op elke boom zaten er wel een paar van enkele centimeters groot, met briljantgroene en heidepaarse schilden. Nessa liet ze van boven aan de ladder vallen in een aardewerken pot die onder de boom stond, om ze later te kunnen roosteren voor het avondeten.
De eerste dag van zijn ballingschap ging Clinton met haar mee. Hij zat in de schaduw van de bomen terwijl Nessa haar werk deed. Ondanks het hete weer voelde hij zich koud vanbinnen. Hij leek afgezonderd van de wereld, alsof hij die bekeek vanuit een vissenkom. Hij zag enkel hoe Simonetta hem hier had doen stranden. Hoe hij Jessica misschien nooit meer zou zien. Hoe hij nooit meer thuis zou raken. Hoe hopeloos zijn situatie was.
Nee, niet hopeloos. Hij weigerde de hoop op te geven. Jessica zou hem komen redden. Zij was een Meester in het Gilde van Conservatoren en had goede connecties. Zodra ze doorhad dat Clinton was verdwenen zou ze hem laten opsporen. Jessica had een goede vriendin waarvan werd gezegd dat ze in dezelfde investeerdersgroep als Simonetta zat. Die zou een goed woordje voor hem kunnen doen. Ze zouden zijn verblijfplaats in een handomdraai kunnen vaststellen. Hij zou hier hooguit enkele dagen vastzitten, meer niet.
Uit gewoonte checkte hij iedere paar minuten op nieuwe berichten en e-mails, om te stuiten op foutmeldingen van zijn systeem. Zijn afgeslotenheid maakte hem ongedurig en rusteloos: hij bleef verzitten, in steeds andere houdingen, zonder een comfortabele pose te vinden. Jessica zou hem snel moeten vinden, voordat hij afkickverschijnselen zou krijgen.
‘Jouw beurt,’ zei Nessa.
Clinton schok wakker uit zijn overpeinzingen. ‘Hè? Wat?’
‘Er zijn nog tien bomen over,’ zei ze. ‘En die ga jij doen.’
‘Maar …’
‘Niks maar! Als je kost en inwoning wilt hebben moet je die verdienen.’ Ze plofte naast hem op de grond. ‘Bovendien houdt het je gedachten van je vrouw af. Beter dan hier een beetje te zitten sikkeneuren.’
‘Hoe weet jij dat ik aan mijn vrouw dacht?’
Nessa wees met haar wijsvingers naar haar ogen.
Met een zucht stond Clinton op en terwijl Nessa onderuitgezakt toekeek, klom hij de ladder op, met trillende handen.
*
Clinton kon bij Nessa blijven logeren. ‘Zo lang je maar wilt,’ zei ze. ‘Ik ben veiliger met een man in huis. Nu denkt niemand dat ik een weduwe ben.’
Hij nam haar in zich op. ‘Maar je bent toch een weduwe?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik bedoel een weduwe.’
Even dacht Clinton dat zijn vertaalprogramma haperde, maar toen begreep hij het. Vrouwen die hun man verloren, moesten in eigen onderhoud voorzien. ‘O! Je bedoelt een hoe…’ Hij stopte toen hij Nessa’s gezicht zag. ‘Weduwe. Ik snap je.’
‘Juist.’ Nessa’s frons verdween en ze vroeg: ‘Hoe gaat het vandaag met jou?’
‘Een stuk beter.’
Clintons afkickverschijnselen van zijn digi-verslaving waren enkele dagen heel heftig geweest: trillende handen, zweetaanvallen, zelfs braken. Nessa had hem kort onderzocht met die donkere ogen van haar. ‘Ontwenning,’ zei ze. ‘Ik heb het vaker gezien, van de alcohol. Een weekje zweten, dan voel je je weer kiplekker.’
Zo voelde het niet, maar ze kreeg gelijk. Een week later voelde Clinton zich beter dan ooit, niet meer verslaafd aan de dopamine. Er zat nog steeds een gat in zijn software, dat was waar, en hij miste wat er in dat gat had gezeten, maar de lichamelijke noodzaak was weg. Hij was bevrijd van zijn hunkering.
*
‘Waarom ben je verbannen? Wat heb je op je kerfstok?’
Ze waren de hele ochtend bezig geweest de dadeltrossen uit te dunnen, om de vruchten meer ruimte te geven om te groeien. Zwaar werk, in de hitte van bijna veertig graden. Nu zaten ze in de schaduw van de palmbomen en dronken. Gewoon water, maar koel en zuiver van zichzelf. Het smaakte Clinton opperbest.
‘Laten we zeggen dat ik de verkeerde mensen boos heb gemaakt.’
Nessa schoof dichterbij, alsof verhaaltjestijd was aangebroken. ‘Kom op, nou! Wie? Hoe? Waarom?’
‘Je zou het niet begrijpen.’
Nessa fronste. Ze brak geërgerd een stuk brood af en gooide dat naar zijn hoofd. ‘Mijn leven is eenvoudiger dan dat van jou, dat heb ik heus wel door. Maar ik ben niet simpel. Knoop dat in je oren.’
‘Dat zou ik niet durven beweren.’ Clinton zocht naar een manier om het haar uit te leggen. ‘Goed. Ik ben … wás leverancier van DNA-profielen en -sequenties. Dat zijn omschrijvingen van mensen: hoe ze eruitzien en hoe ze in elkaar zitten. Iedere persoon heeft zijn eigen profiel.’
Nessa knikte alsof ze het begreep. Ze zag zijn blik en zei: ‘Kleitabletten met beschrijvingen van mensen. Ik snap het.’
‘Juist, kleitabletten … De informatie op die, euh … tabletten … kan in mijn wereld gebruikt worden om klonen te maken. Dat zijn kopieën van mensen. Als ik een kleitablet heb met een beschrijving van jou, kan ik die gebruiken om een tweede Nessa te maken.’
Nessa schudde haar hoofd. ‘Dat zou ik niet willen. Er is maar één echte Nessa. Elke kopie zou een slap aftreksel zijn.’ Plotseling schoten haar ogen open. ‘O! Dat is wat je hebt gedaan! Je hebt een kopie gemaakt van iemand die dat niet wilde!’
‘Inderdaad. Een klant van me wilde dolgraag het DNA-profiel van Simonetta Vespucci. Waar ik vandaan kom staat zij bekend als de allermooiste vrouw die ooit geleefd heeft.’
‘En je hebt haar kleitablet gestolen?’ Nessa wierp hem een afkeurende blik toe. ‘En zonder haar toestemming aan die man gegeven? Tenminste, ik neem aan dat het een man was.’
‘Hij betaalde er goed voor en dit soort datadiefstallen wordt niet vaak opgemerkt. Het risico was klein, de vergoeding groot.’ Clinton slaakte een diepe zucht. ‘Maar het werd wél opgemerkt. En Simonetta bleek meer macht te hebben dan ik dacht.’
Nessa dacht een moment na, met gefronste wenkbrauwen, haar onderlip naar voren gestoken. Clinton kreeg het idee dat ze zijn daden beoordeelde, als een strenge rechter. Ten slotte vroeg ze: ‘Is die Simonetta daadwerkelijk gekopieerd?’
‘Niet dat ik weet.’
‘Dan vind ik verbanning een te strenge straf,’ zei ze. ‘Je had haar gewoon schadevergoeding moeten betalen. Twintig geiten.’
Clinton grinnikte. ‘Twintig geiten, hè?’
‘Nee …’ Ze dacht nog even na. ‘Dertig.’
*
De dagen werden weken.
Oogsttijd diende zich aan. De dadelpalmen waren afgeladen met dikke trossen vol lijvige vruchten, tientallen kilo’s per palmboom. Die moesten allemaal met de hand geoogst worden, in de snikhete zon.
Nessa’s buurman Avi had een ossenkar, die volgeladen werd met rieten manden, om ze daarna naar de tuin te brengen. Avi was blij dat Clinton er was. ‘Ik help Nessa ieder jaar, maar het wordt voor mij steeds moeilijker de ladder op te gaan.’
Clinton knikte. Avi leek hem niet heel oud, maar in de Witruimte was ouderdom een relatief begrip. Hij wist dat mensen in deze tijd niet oud werden. Avi had iedere dag op het land gewerkt in de brandende zon, en dat had zijn huid gerimpeld en verhard. Hij stond enigszins voorover gekromd en had een paar tanden te weinig. Voor Soemerische begrippen was hij op leeftijd.
‘Ik help jullie nu,’ zei Avi. ‘Dan kunnen jullie me in het droogseizoen helpen met het graan dorsen.’
‘Afgesproken,’ zei Clinton.
Pas later had hij door wat zijn afspraak met Avi precies inhield: dorsen in het droogseizoen gebeurde pas over een halfjaar. Clinton had alle intentie om zijn belofte te houden en zijn buurman te helpen, maar hij had ook de intentie hier tegen die tijd weg te zijn. Plotseling was hij er niet zeker van of dat zou lukken.
Zou dat zo’n ramp zijn?
Hij vond het heerlijk om in de tuin te werken. De zon was heet, maar onder de bladeren van de palmbomen was het koeler en hij waste zijn gezicht regelmatig in het frisse water uit het irrigatiekanaal. Het zweten en trillen van zijn gedwongen digitale detox was voorbij en het fysieke werk maakte hem sterker. Hij voelde zich prima.
Avi tilde een volle mand dadels op de kar. ‘Je bent een fortuinlijk man, Clinton.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Kom nou!’ riep Avi. ‘Je weet best wat ik bedoel.’
Clinton volgde Avi’s schuine blik naar Nessa, die net een ladder opging met een mand onder haar arm. ‘O nee, we … we hebben … ik bedoel: we kennen elkaar maar kort.’
Avi schudde zijn hoofd. ‘Als het je te snel gaat, ben je zo traag als een os … en net zo dom.’
Clinton lachte hardop, ook al was de grap niet al te best, en zag dat zijn lach Nessa’s aandacht trok. Ze schonk hem een brede glimlach en klom snel de trap weer af. Met een huppeltje in haar tred kwam ze naar hem toe.
‘Heb je er al één geproefd?’ Ze kwam naast hem zitten en hield hem een dadel voor. ‘Mondje open.’
Clinton nam een hap. Een explosie van zoetheid ontplofte in zijn mond.
Nessa keek hem verwachtingsvol aan. ‘En?’
‘Heerlijk!’ Hij nam de dadel van haar aan en nam nog een hap. De pit spuugde hij uit.
‘Gelukkig vind je dadels lekker,’ lachte Nessa. ‘Anders was je een vervelende tijd tegemoet gegaan.’
Clinton keek alleen maar en deed zich tegoed aan haar verschijning, die hem net zo zoet scheen als de dadel. Met haar in de buurt kon de tijd die hij hier doorbracht nooit vervelend zijn.
*
De weken werden maanden.
Eerst dacht hij enkel aan Jessica, wier afwezigheid in het begin pijn deed. Maar langzaamaan werd het verlangen naar haar minder en bleef enkel de herinnering over. Jessica vervaagde, maar Nessa’s tegenwoordigheid werd steviger, haar verschijning krachtiger. Zijn hart maakte een sprongetje wanneer hij haar ’s ochtends bij het opstaan weer zag. Haar glimlach maakte hem aan het lachen. Haar slimheid plezierde hem.
Hij ging steeds meer om haar geven, maar ook al betekende ze steeds meer voor hem, hij kon zich er niet toe zetten haar het hof te maken. Eerst was het schuldgevoel: hij miste Jessica en hij kon het nog niet over zijn hart verkrijgen het met een ander aan te pappen.
Later, toen hij zich erbij neergelegd had dat hij zijn vrouw waarschijnlijk nooit meer zou zien en de rouw enigszins tot zijn einde liep, durfde hij niet. Hij hield van Nessa, maar hij durfde hun vriendschap niet op het spel te zetten.
Het was uiteindelijk Nessa die de stap zette. Ze lagen op het dak van het huis, waar ze altijd sliepen omdat het daar ’s avonds het koelste was, ieder op een eigen rietmatje. Clinton staarde naar de goden die als sterrenbeelden fonkelden in de heldere nachthemel.
‘Slaap je al?’ vroeg Nessa opeens. Zonder zijn antwoord af te wachten rolde ze van haar mat af en kroop ze op handen en knieën naar hem toe.
‘Wat doe je?’ vroeg hij. Ze kwam dicht tegen hem aan liggen. Haar adem op zijn gezicht deed hem duizelen.
‘Wat denk je?’ Ze schoof half op hem, haar been over de zijne, en gaf hem een zacht kusje op zijn neus. ‘Je bent lang een brave jongen geweest. Laat me eens zien of er ook een ondeugende jongen in je schuilt.’
Hij sloeg een arm om haar heen en trok haar verder op zich. ‘Je zult merken dat ik heel ondeugend kan zijn.’
Nessa’s donkere ogen glansden in het maanlicht. ‘Daar hoopte ik op.’
*
De volgende ochtend schoot zijn neurale interfacemodule aan, voor het eerst in bijna een jaar.
Netwerk gedetecteerd
SSID: DECOREED
Signaalsterkte: Redelijk sterk (6400Mbs)
Beveiliging: NPA2100-Personal
Beveiligingssleutel voor netwerk invoeren: _
Clinton schrok wakker. Met een ruk kwam hij overeind. Nessa, die tegen hem aan had gelegen, opende lodderig haar ogen. ‘Wat is er?’
‘Netwerkdetectie,’ antwoordde Clinton. Hij wist dat ze niet begreep wat dat betekende, maar hij had zelf de behoefte het hardop uit te spreken. ‘Er is een computernetwerk in de buurt.’
Hij stond op en liep naar de rand van het dak. Een tijdschip hing als een zilveren vogel boven de witte tempel, de bleke ochtendzon in zijn chroom weerspiegelend. Clintons hart maakte een sprongetje. In een vlaag dacht hij dat ze hem kwamen ophalen, dat ze hier waren voor hém. Maar toen zag hij de gestalten van tempelwachten boven op de ziggoerat bewegen. Hij begreep dat hij zich verborgen moest houden; als hij zich zou laten zien, zouden ze hem vast en zeker weer proberen te vangen.
Toch was dit een kans voor Clinton om hier weg te komen. Als hij kon inloggen op het netwerk van het tijdschip zou hij de fluxaandrijving ervan kunnen gebruiken om terug naar zijn eigen tijd te duiken. Alles wat hij nodig had was een wachtwoord.
Hij probeerde vlug de honderd meest voorkomende: 123456. password1. qwertyuiop. iloveyou. secret. Enzovoorts.
Die hadden geen resultaat, dus zette hij zijn hackerprogramma aan het werk om te proberen het wachtwoord te kraken. Hij had er weinig vertrouwen in dat zijn software toegang zou kunnen krijgen voordat het tijdschip zou verdwijnen, maar je kon nooit weten. Misschien had hij geluk.
‘Je komt uit hun wereld,’ zei Nessa naast hem. Ze wees op het enorme tijdschip dat boven de ziggoerat hing. ‘Die godenwereld.’
‘Het is geen godenwereld.’ Zijn grijns verdween toen hij haar serieuze uitdrukking zag. Hij wilde niet dat ze dacht dat hij haar uitlachte. ‘We hebben vergevorderde technologie, die voor jouw volk misschien niet van magie te onderscheiden is, maar we zijn geen goden.’
‘Dat dacht ik al. Je ziet er niet uit als een god.’ Nessa knikte wijs. ‘Ga je weg? Komt je volk je halen?’
‘Nee, ze zijn hier niet voor mij.’
Ze sloeg haar armen om hem heen en drukte zich tegen hem aan. ‘Het spijt me. Ik weet hoe graag je weer naar huis wilt.’
Hij voelde haar warmte en rook haar zoetheid. Terwijl zijn hackerprogramma bleef proberen voor hem een weg naar huis te kraken, betwijfelde hij of hij dat nog wel wilde.
*
De maanden werden jaren.
Jaren waarin hij leefde naar de seizoenen. Natseizoen. Droogseizoen. Middelmaatseizoen. Rupsentijd, kevertijd, oogsttijd.
Hoewel Uruk een grote stad was met tienduizenden inwoners, spitste zijn leven zich toe op die paar straten tussen hun huis en hun tuin. Alles wat Nessa en hij nodig hadden kon daar worden gekocht: geitenvlees en gerstebier, komkommers en meloenen, wol en leer, allemaal te vinden in een straal van een stuk of tien straten. Een microkosmos in een microkosmos in een microkosmos.
Het was een eenvoudig bestaan dat hem in zijn vorige leven waarschijnlijk saai had geleken. Het werk in die gloeiendhete zon was pittig, maar het ging op zijn eigen tempo. Geen rooster, geen claxon, enkel Nessa’s ‘Deze boom nog en dan nemen we pauze, goed?’
Hij miste de haast niet. Zijn leven werd kleiner, maar intenser. De rust die in Uruk heerste, zorgde ervoor dat hij elk moment in zich op kon zuigen en kon verwerken. Iedere minuut maakte hij bewust mee, in al zijn geuren en kleuren.
Hij was nu gelukkiger dan hij ooit had durven hopen.
*
Netwerk gedetecteerd
Voor de Eannatempel, het kalkstenen Huis van de Hemel dat uitkeek over de stad, openbaarde de godin zich aan haar volk. Uit alle hoeken van Uruk stroomde het publiek toe, om zich te verzamelen op het enorme plein in het midden van de stad. ‘Inanna! Inanna!’ werd er gescandeerd.
Clinton hield zijn adem in. Hij herkende de vrouw die op de galerij van de tempel stond onmiddellijk. Het was Simonetta, in de gedaante van de Mesopotamische proto-godin. Ze zag er prachtig uit in haar bloedrode jurk, met holografische gouden vleugels en een aureool van zonlicht.
‘Domme mensen.’ Nessa schudde haar hoofd. ‘Iedereen ziet toch dat dat Inanna niet is. De godin is niet zo bleek. Of wel?’
‘Nee, het is Simonetta.’ Clinton zag haar gezicht en verduidelijkte: ‘Weet je wat ik je over DNA-profielen vertelde? De kleitabletten? Dat is zij.’
‘Dat? Is dat die mooie vrouw? Die magere?’ Nessa snoof. ‘Domme, domme mensen. Dat is toch geen godin.’
‘Ze doet in ieder geval net alsof,’ zei Clinton. ‘En iedereen lijkt haar te geloven.’
Nessa sloeg haar armen om zijn middel. ‘Ga je weer proberen met haar voertuig mee te rijden?’
Hij had Nessa verteld dat hij hier weg kon komen door in het netwerk van een tijdschip in te breken. Nu realiseerde hij zich echter dat hij zijn hackerprogramma nog niet had geactiveerd. Hij had er simpelweg niet aan gedacht. Hij had geen haast meer om uit Uruk weg te gaan.
Hier blijven vond hij prima.
Hij kuste haar voorhoofd. ‘Nessa … eens wilde ik dat, misschien, maar nu niet meer. Dit is mijn huis. Hier, bij jou. Ik ga nergens heen.’
‘Dat zeg je nu.’ Ze keek hem aan met tranen in haar ogen. ‘Maar als ze nou wel voor jou kwamen? Als ze je komen halen …’
‘… dan neem ik jou mee,’ zei hij. ‘Ik laat je niet gaan, Nes. Jij bent nu mijn thuis.’
*
De jaren werden decennia.
Nessa werd ouder. De lijnen in haar gezicht werden dieper en het werden er meer. Haar haren verschoten naar grijs, toen wit. Ze liep minder snel. Clinton spiegelde zijn leeftijd aan haar, zodat hij ook ouder leek. Onder de façade van een oude man bleef zijn software echter draaien en was hij even leeftijdsloos als altijd.
Hij hield zijn pas in. Gaf haar een arm. Deed het werk op het land alleen. Hij zorgde voor haar.
Totdat het haar op een ochtend niet meer lukte op te staan. Hij bleef aan haar zijde. Samen wachtten ze op het onvermijdelijke einde.
‘Mijn man,’ zei Nessa. ‘Mijn goddelijke man.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, geen god. Gewoon een man. Dat weet je toch?’
‘Het is toch leuk me voor te stellen dat een echte god voor mij gekozen heeft.’ Nessa zuchtte. ‘Ik had heel graag gezien waar je vandaan komt: de binnenkant van die ijzeren voertuigen, je huis met tachtig verdiepingen … Ik weet dat jij en je stamgenoten geen echte goden zijn, maar het lijkt mij toch een wereld voor goden.’
‘Die wereld is hier ver vandaan. Dat leven werd van me afgenomen, lang geleden nu.’ Hij nam haar hand in de zijne en plantte er een kus op. ‘Maar ik kreeg er iets veel beters voor terug.’
Ze zuchtte een keer diep, bevend. ‘Geen god, gewoon een man. En ik was gewoon een vrouw, voor die gewone man.’
‘Jij bent allesbehalve gewoon.’
‘Als je dat maar weet.’ Ze giechelde. Haar ogen straalden. Plotseling was ze weer jong. ‘Ik heb iets voor je. Onder mijn slaapmat.’
‘Voor mij?’ Clinton reikte onder de stromat en haalde er een plat, hard ding onder vandaan. Een kleitablet. ‘Wat?’
‘Ik ben naar de schrijver geweest. Lees het.’
Beschrijving van Nessa, dochter van Sabit
Vrouw, 1 stadie groot
Bruine huid, zwart haar, donkere ogen
Best wel mooi
Vrolijk, slim, heeft een mooie zangstem
Lief
Houdt van Clinton
Het duurde even voordat hij begreep wat hij in zijn handen hield. Tranen sprongen hem in de ogen. ‘Nessa … DNA is niet écht een kleitablet.’
‘Dat weet ik wel. Zo is het ook niet bedoeld. Het is een vergunning. Toestemming om mij te kopiëren als je terug in je eigen wereld bent.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik denk niet dat ik daar ooit nog naar zal terugkeren.’
*
Ze bleef een dag liggen, opgebaard op een stromat in hun huis, zodat vrienden en familie afscheid konden nemen. Pas toen realiseerde hij zich hoe geliefd Nessa was geweest. Zijn leven hier had om hén gedraaid, enkel hun tweetjes, alle buren en familie en kennissen niet meer dan figuranten, ondergeschikt aan zijn verhaal. Maar Nessa had een belangrijke rol gespeeld in de levens van talrijke mensen en die kwamen haar allemaal eren.
Avi’s zoon Indri hielp haar begraven, net zoals Clinton hem had geholpen zijn vader te begraven, een aantal droogseizoenen eerder. Ze wikkelden Nessa in een stromat en legden haar onder het huis, zoals de traditie was, naast haar eerste man. Dat gaf een nieuwe brok in Clintons keel. Hij zou nooit daar naast haar liggen. Hij zou nooit sterven, tenzij hij zichzelf … Hij schudde zijn hoofd. Het verdriet liet hem rare dingen denken.
Indri legde zijn hand op zijn schouder. ‘Ik moet gaan. Efrat zal het eten klaar hebben. Kom … kom bij ons eten.’
‘Nee, dank je, Indri. Ik ben liever alleen.’
Indri bleef op weg naar buiten in de deuropening staan. ‘Blijf morgen thuis. Ik let wel op je landje.’
‘Ik denk dat ik liever aan het werk ga. Maar dank je.’
Hij bleef nog enige tijd zo zitten, door de tranen in zijn ogen starend naar de plek omgewoelde aarde. Waar Nessa lag.
Hij haalde het kleitablet tevoorschijn dat ze hem gegeven had. De herinneringen aan haar zoemden door zijn gedachten als bijen in een korf. Aan haar lichte tred bij het lopen, bijna als een dans. Aan de manier waarop ze haar lach eindigde met een kort ‘ggg’. Aan hoe ze haar onderlip naar voren stak wanneer ze boos op hem was. Aan hoe ze met haar hand haar kin ondersteunde wanneer ze nadacht. Al deze eigenschappen stonden niet op het tablet, maar waren onmisbaar onderdeel van Nessa geweest. De beschrijving was onvolledig. Elke beschrijving zou die zijn.
‘Clinton?’ Een stem uit een ver verleden. ‘Ben jij dat?’
‘Jessica.’ Er ging een schok door hem heen. ‘Je bent te laat. Als je eerder was gekomen …’
Jessica kwam het huis binnen en zakte op haar hurken voor hem. ‘Hoe lang is het geweest?’
Clinton keek haar aan. Hij probeerde het gezicht van de roodharige vrouw met de blauwe ogen en de sproeten te verenigen met het beeld in zijn geheugen. Ze zag er zo anders uit dan hij zich herinnerde.
Hij veranderde zijn uiterlijk terug naar de blanke, jonge man die zij zou herkennen. ‘Meer dan dertig jaar.’
Ze keek hem vol medeleven aan. ‘Voor mij was het drie weken.’
‘Nessa is dood.’ Hij trok zijn mond tot een rechte streep. ‘Een dag eerder, dan had ik haar mee kunnen nemen, terug de Witruimte in. Dan had ze me nooit hoeven verlaten.’
‘Het spijt me, Clinton.’ Jessica omhelsde hem.
Clinton hield het niet meer droog. Tranen stroomden over zijn gezicht. ‘Wat nu? Wat moet ik nu?’
‘Kom met mij mee,’ zei Jessica. ‘Kom terug naar huis.’
Clinton schudde zijn hoofd. ‘Dit is mijn huis,’ zei hij wanhopig. ‘Ik moet morgen naar de tuin. Er heerst een rupsenplaag en …’
‘We kunnen altijd terugkomen.’ Jessica drukte hem stevig tegen zich aan. ‘Later, met zijn tweeën.’
Clinton knikte. Hij voelde hoe zijn tijdverplaatser zich koppelde aan die van Jessica. Het netwerk greep zijn geest vast, zijn gedachten breidden zich uit naar overal en altijd. Hij slaakte een diepe zucht. ‘Ik was vergeten hoe het voelde.’
Samen schoven ze de Witruimte in.
Een aantal weken later – Witruimte-herconfiguratie.3B
‘Je hebt gelijk,’ zei Jessica. ‘Het is hier erg rustgevend.’
Ze zat in de schaduw van een dwergpalm, op dezelfde plek waar Clinton zo vaak met Nessa had gezeten. Hij ging de ladder op en af. Het was een vreemde gewaarwording om haar zo te zien zitten. Zijn gevoelens zaten behoorlijk in de knoop. Hij hield van haar, maar ook weer niet. Een lang verloren liefde die hem weer gevonden had, maar die nog iets miste. Zijn hart behoorde nog steeds aan Nessa toe.
‘Ze zijn zo goed als rijp,’ zei hij. ‘Ik zal Indri’s ossenkar lenen, dan kan er geoogst worden.’ Hij ging naast Jessica zitten en overhandigde haar een dadel.
Ze nam een voorzichtig hapje. Haar ogen sprongen open. ‘O! Wat lekker!’ Ze glunderde. ‘Dit is mijn eerste dadel ooit!’
‘En vast niet je laatste,’ lachte Clinton. ‘Gelukkig vind je dadels lekker.’ Hij herinnerde zich plotseling dat Nessa hetzelfde tegen hem had gezegd. Tranen sprongen in zijn ogen. Hij slikte.
‘Ik zou het begrijpen als je Nessa zou klonen.’ Jessica sloeg een arm om hem heen. ‘Ik bedoel, ik zou het niet leuk vinden. Maar ik zou het begrijpen. Zij was langer je vrouw dan ik.’
Hij schudde zijn hoofd. Nessa klonen was een mogelijkheid: Simonetta had Clinton tonnen schadevergoeding moeten betalen omdat ze voor eigen rechter had gespeeld en hem illegaal vast had gezet. Een kloon kon hij makkelijk financieren.
Maar ook al had Nessa hem haar tablet gegeven, hij wilde er niet aan: er was maar één Nessa. Elke kopie zou een slap aftreksel zijn.
‘Nee,’ zei hij tegen Jessica. ‘Alleen haar DNA is niet genoeg om haar terug te brengen. Een kloon zou niet dezelfde vrouw zijn, maar een nieuwe Nessa, zonder de ervaringen en herinneringen. Ik wil geen nieuwe Nessa. Ik mis de oude Nessa.’
Jessica zei: ‘Je zou opnieuw verliefd op haar kunnen worden.’
‘Ik zou ook opnieuw voor jou kunnen vallen,’ antwoordde hij.
Ze schonk hem een brede glimlach waarin een vleugje droefheid doorschemerde. ‘Daar hoop ik op.’
Nu was hij het die haar in een omhelzing nam. ‘Het is al eens eerder gebeurd, het kan nog eens gebeuren. Maar geef me de tijd, oké?’
‘Natuurlijk. Neem alle tijd die je nodig hebt. We hebben alle tijd van de wereld.’ Haar glimlach was bemoedigend, haar ogen geduldig. ‘We zien wel. Eén dag tegelijk.’
Clinton voelde dat hij aan een nieuw begin stond. Opnieuw, want hij had hier al eens eerder gestaan. Toen had hij afscheid van Jessica moeten nemen om bij Nessa te kunnen zijn. Nu was het andersom en moest hij vaarwel tegen Nessa zeggen. En al was het deze keer een reis terug in de tijd – terug naar de Witruimte, terug naar zijn eerste vrouw – het voelde als het begin van een nieuw leven.
Hij meende wat hij tegen Jessica zei: het was al eens eerder gebeurd, het zou nog eens kunnen gebeuren. Maar hij had tijd nodig. Tijd om om Nessa te rouwen, over haar dood heen te komen, haar een plekje te geven.
Voor nu leefde hij één dag tegelijk.
*
De dagen werden weken.
De weken werden maanden.
De maanden werden jaren.
De jaren werden decennia.