‘Bent u Ferdi?’ Vingers hadden zich om mijn bovenarm geklemd en ik was op mijn plek blijven stilstaan, mijn zintuigen onnatuurlijk scherp vanwege de schok. Ik stond op het punt me om te keren en met mijn vrije hand uit te halen naar mijn belager – met mijn duim natuurlijk buiten mijn samengeknepen vingers – toen de man mijn naam zei. ‘Van het besloten forum?’
Ik liet mijn vuist wat zakken, terwijl ik in een automatisme mijn blik op en neer liet gaan langs zijn gestalte. De man was niet heel lang, maar ook niet werkelijk klein. Zijn donkerblonde haar droeg hij kort en hij had een krullende baard, maar een die niet al te veel de aandacht trok. Zijn gevoerde jas was zwart, en daaronder zag ik een normaal overhemd, zoals mijn grootvader die aan het begin van de eeuw had kunnen dragen. Aan zijn spijkerbroek zag ik ook niets bijzonders – hij was wijd van onderen, zoals nu voor de zoveelste keer de mode was. De mijne had dezelfde pijpen. Hij had zo uit een van de billboards boven de winkels kunnen stappen. Maar zijn ogen trokken mijn aandacht. Hij keek naar mij alsof ik een reddingsboei was, waaraan hij zich kon vastklampen, en tegelijk was er de opwinding van een mogelijk nieuwe ervaring. Ik knikte kort. ‘Ferdinand Wolles, dat ben ik. En u bent?’
‘Stefan,’ kwam het antwoord, gedragen door een opgeluchte uitademing. ‘Stefan Patronidus. Je had me verteld over de …’ Hij keek om zich heen en liet zijn stem zakken. ‘… ondergrondse bijeenkomst.’
‘We hebben het er liever niet over op straat,’ reageerde ik haastig. ‘Wie weet wie er meeluistert. Het forum is goed beveiligd. Geen zoekmachines of malware daar.’
‘Toch delen jullie er geen muziek of kunstwerken,’ zei Stefan. In zijn constatering klonk een lichte teleurstelling door.
Ik schudde mijn hoofd. ‘De AI’s zijn te slim. Geen enkele encryptie is 100 procent betrouwbaar. Wat we daar zeggen, komt allemaal terecht bij de grote bedrijven.’
‘Daarom wilde je ook niet meedelen waar de bijeenkomst zou zijn. Alleen via persoonlijk contact is introductie mogelijk.’
Uit de binnenzak van mijn jas – blauw, met rode strepen, maar dezelfde snit als die van Stefan – pakte ik een scanner. Ik wierp een blik op het schermpje. Zijn vorm stak oranjerood af tegen een blauwe achtergrond. Zijn handen hadden bovendien allebei vijf vingers van normale lengte. ’We nemen geen enkel risico.’
Hij haalde wat stijf zijn schouders op, alsof hij zich toch enigszins beledigd voelde. ‘Ik wil gewoon weer eens iets nieuws zien, iets “bright and shiny”.’
‘Ik begrijp volledig wat je bedoelt.’ Ik draaide me van hem af. De winkelstraat strekte zich voor ons uit, de nachtelijke hemel nauwelijks zichtbaar achter het schijnsel van de etalages en de metershoge reclameborden. De bewegende etalagepoppen droegen de nieuwste mode, maar zelfs ik zag er steeds elementen in terug van vroeger, herhaalde patronen, pasvormen die verdacht veel overeenkwamen. De billboards toonden gebouwen en landschappen die ondertussen al lang waren verdwenen – gesloopt of door klimaatverandering onherkenbaar veranderd. De geprojecteerde leuzen waren nauwelijks te begrijpen, zo verouderd was het taalgebruik. Wie zei er nog ‘hip’ of ‘cool’ of ‘tha shizzle’? De muziek uit de luidsprekers kon ik niet thuisbrengen, maar de melodieën waren steevast voorspelbaar. Onderweg naar de afspraak had ik maar één keer iets nieuws gehoord. Scherpe, bijna krijsende klanken, met een snelle dreun eronder en op de achtergrond geknetter. ‘Neorubber,’ had ik gemompeld, terwijl de mensen om me heen hun handen snel tegen hun oren drukten. Al snel waren de vertrouwde riedeltjes echter teruggekeerd.
‘Het gaat vervelen,’ vervolgde Stefan ondertussen. Hij zuchtte. ‘De entertainmentprogramma’s net zo. De shows zijn kleurrijk, vol gevechten en explosies, maar “Kever-man 13” was gewoon een herhaling van de oude 2D-superheldenfilms en op een nieuwe oorlog tussen de sterren zit ik niet te wachten. Maakt er dan niemand meer iets nieuws?’
‘Niet online,’ antwoordde ik. ‘Waarom zouden we? Het is niet alsof we ervoor betaald krijgen.’
‘Je legde het uit op het forum,’ zei Stefan. ‘Wat mensen doen, zou alleen maar mest zijn voor de AI’s. Daarom baseren ze zich nu op het werk van eerdere AI’s, gebaseerd op het werk van nog eerdere AI’s. ’
‘En zo door tot begin deze eeuw.’ Een beetje ongeduldig wenkte ik Stefan om me te volgen. We liepen een steeg tussen twee oude winkelpanden door. In de achterafstraat waar we op uitkwamen, was het een stuk donkerder. Ik keek naar de huisnummers. Vanochtend had Sylvie me in de supermarkt een papiertje met het juiste adres toegestopt. Ik hoefde niet lang te zoeken. Iemand met een gitaar op zijn rug daalde een trap af naar een kelderwoning. Met Stefan aan mijn zijde haastte ik me ook die kant uit.
Beneden tikte ik drie keer op de houten deur, wachtte een seconde en liet mijn vinger dan nog een keer neerkomen. Het slot kraakte en we werden binnengelaten. In de hal was het donker. Een stevige man in een wit hemd met zijn haar in pieken keek ons wantrouwig aan. ‘Ik ben het, Ferdi,’ zei ik. ‘En dit is Stefan. Hij is een mens.’
De kerel knikte. Zijn blik ging op en neer langs mijn metgezel, zoals ik hem eerder ook had opgenomen. ‘Geen opname-apparatuur?’ baste de bewaker.
Stefan schudde meteen zijn hoofd. Hij klopte op zijn zakken; ze waren duidelijk leeg.
‘De kamer is omgeven door een kooi van Faraday,’ fluisterde ik in zijn oor. ‘Geen signaal komt erin of eruit. Maar we nemen geen enkel risico.’
‘Bang voor de AI’s?’
‘De bedrijven hebben ook wel door dat ze op de werkelijkheid achterlopen,’ zei ik. ‘We hebben al vaak spionnen over de vloer gehad. Je kent ‘neorubber’?’
Stefan knikte.
‘Mijn muziek,’ vertelde ik hem. ‘Terechtgekomen in het systeem.’
Zijn gezicht vertrok.
‘Was alweer een jaar geleden,’ stelde ik hem gerust. ‘Mijn nieuwe composities bleven tot nu toe geheim.’
Achter ons werd opnieuw op de deur geklopt, in het afgesproken ritme. De man met het piekhaar knikte dat we door konden lopen. Ik ging Stefan voor de deur door. De geur van pindakaas met rauwe champignons kwam ons tegemoet. Een discobal aan het plafond zorgde voor talloze cirkelende lichtpuntjes die streken over de schilderijen vol abstracte figuren in felle kleuren.
‘Wat vind je ervan?’ vroeg ik aan Stefan. ‘Paars en groen gecombineerd, dat zie je tegenwoordig niet vaak op straat.’
Mijn metgezel leek wat afwezig. Hij staarde naar een schildersezel in de hoek, waar een jonge vrouw, gekleed in niets meer dan een korte rok, klodders verf tegen een doek spuugde. Mari stond duidelijk in de belangstelling. Drie mannen die ik niet herkende, volgden haar activiteiten met volledige aandacht. Ik liet Stefan waar hij was en liep naar achteren. Van achter het drumstel knikte Sylvie al naar me. Piet had zijn gitaar ingeplugd in een versterker. Voor mij stond een oud keyboard klaar. Het was het enige model dat ook zonder internetaansluiting nog werkte. Ik keek afwachtend heen en weer tussen mijn medemuzikanten.
Sylvie tikte het ritme af. Vervolgens begon ik op de toetsen te slaan, terwijl Piet tekeerging op zijn gitaar. Een muur van lawaai rolde door de toch maar kleine kamer. De nieuwkomers, inclusief Stefan, rukten zich los van de schilderkunst en staarden nu naar ons. Hun mond viel nog net niet open van verbazing. Maar toen de andere aanwezigen begonnen te juichen en te klappen, ontspanden ze zich en deden ze mee met de groep. We joegen er in hoog tempo drie nummers doorheen. Daarna bogen we diep.
‘Wat de boemba!’, riep Marcel van vlak bij het afgeplakte raam. ‘Sondo en wilka!’
‘Wilka!’ knikte ik terug.
‘Zeker boemba,’ zei Sylvie met een brede grijns.
Als volgend programmaonderdeel liet Perry diens fotoalbum rondgaan. Die wees op de mooiste beelden. Ik knikte waarderend. Perry had elke dag diens teennagels van dichtbij gefotografeerd, met rouwrandjes en rafels en een opkomende schimmelinfectie. Van opzij van me hoorde ik Stefan brommen. ‘Fascinerend.’
‘Dit vind je niet online,’ beaamde ik.
‘Volgende project wordt mijn navel,’ beloofde Perry. ‘Over de periode van een maand. Zonder hem te wassen.’
‘Sondo,’ zei Marcel.
‘Absoluut,’ beaamde ik.
Iemand trommelde op een metalen pan. Het werd stil. ‘Een nieuw gerecht,’ riep Maurice, die een geel verkleurde koksmuts droeg. ‘Wie wil er proeven? Niet schrikken! Het hoort lauw te zijn!’
Iedereen verklaarde nog nooit iets zo lekkers te hebben genoten. Ik maakte van de gelegenheid gebruik Stefan op de schouder te tikken. ‘Wat vind je ervan, tot nu toe?’
Hij straalde. ‘De boemba. En sondo en wilka!’
‘Wilka,’ herhaalde ik met een brede grijns. Ik wachtte geen verdere reactie van hem af, maar draaide me om naar Sylvie en Piet. ‘Wat dachten jullie van nog een set? Gewoon omdat het kan!’
Nauwelijks een minuut later joegen we opnieuw onze klanken door de kelder, terwijl de lichtjes van de discolamp over onze instrumenten gleden. Het publiek danste net zo enthousiast als bij ons eerste optreden.
Terwijl ik me achter het keyboard vandaan wurmde, stapte Stefan op me af. ‘Ik moet er weer vandoor,’ zei hij zacht. ‘Morgen moet ik weer gewoon werken, je kent dat wel.’
‘Ik heb ook weer dienst,’ antwoordde ik. ‘Cijfers controleren in het datacentrum.’
‘Bedankt voor de uitnodiging,’ vervolgde mijn gast. ‘Misschien spreek ik je weer op het forum?’
Ik knikte en wuifde hem na terwijl hij zich in de richting van de deur begaf. Een van de andere nieuwkomers was hem tijdens ons tweede optreden al voorgegaan. De andere twee verlieten ons niet veel later, net op het punt dat Maurice opnieuw wilde opscheppen. ‘Afgekoeld is het zelfs nog lekkerder,’ zei hij, maar dat wist ze niet te overtuigen.
De kerngroep bleef over. Nadat de deur naar de straat dichtviel, voegde de bewaker zich bij ons. Hij had zijn piekerige pruik al half van zijn hoofd getrokken. Maurice stak de lepel terug in de pan en zette die snel weg in een hoek. Mari stopte met het spugen van verf. Ze trok snel een coltrui over haar hoofd. Perry had diens album gesloten en staarde er nu met een lichte afkeer naar. ‘Mijn navel fotograferen,’ mompelde die. ‘En dan die foto’s ook nog ontwikkelen.’
‘Het is voor een goed doel,’ zei Sylvie.
Ik knikte, terwijl ik de groep rondkeek. ‘Waren ze alle vier …?’
‘Robots?’ vroeg Piet. ‘Mijn introducee in elk geval wel.’
‘En de mijne’, zei Marcel.
‘Hij zei dat wat ik deed ‘ziek vet’ was,’ merkte Mari op, terwijl ze haar kapsel fatsoeneerde. ‘Duidelijker dan dat wordt het niet.’
‘Stefan wilde iets zien dat “bright and shiny” was,’ zei ik. ‘Uit een tekenfilm uit 2016.’
‘Ze worden elke keer overtuigender,’ somberde Maurice. ‘Zelfs met een metaaldetector pik je ze er niet tussenuit.’
Sylvie glimlachte. ’De volgende herkennen we omdat ze onze muziek en foto’s “de boemba” vinden en “sondo en wilka”.’
‘Daar was ik trots op,’ zei Marcel. ‘Maar nog meer op het schilderij dat ik van de week maakte.’ Hij trok zijn overhemd omhoog. Duidelijk was te zien dat hij een in plastic gewikkeld doek tegen zijn buik gebonden had.
Snel gebaarde ik hem zijn kleding weer te laten zakken en ik knikte in de richting van het raam. ‘Straks pas!’
Achter het podium waar we zo-even hadden opgetreden, schoof Perry een van de ingelijste kliederwerken aan de kant. Een deuropening verscheen met daarachter een trap die verder omlaag voerde. Zacht geel licht kleurde het plafond en ik rook iets heerlijk exotisch. Thais? Het water liep me in de mond. Perry maakte het gebaar dat we die voor moesten gaan en dat liet ik me geen twee keer zeggen. Met Sylvie en Piet op mijn hielen, haastte ik me de trap af. Onze avond was nog maar pas begonnen.
EINDE