Ik heb geslapen. Duizend jaar of meer. Mijn doel was een cluster dicht op elkaar gepakte gele sterren, gelegen aan een van de verste armen van de Melkweg. Die heb ik bereikt, hoewel de oversteek door voornamelijk lege ruimte in de afgelopen driehonderd jaar mijn systemen bijna uitgeput heeft.
De eerste zon die ik aandoe is een vrijwel exacte kopie van de Terraanse Sol en mijn chlorofyl begint bijna te zoemen van genoegen. Langzaam sta ik meer systemen toe te ontwaken en hun taken weer op zich te nemen. Het is als het uitrekken waarover mensen zo vaak spreken, een aanspreken van de spieren om daarna alert op de omgeving te kunnen reageren.
Mijn romp bloeit weer op en de cellen beginnen zichzelf te repareren onder invloed van het voedzame zonlicht. De ruimte hier is goed voorzien van sporenelementen en water, meer heb ik niet nodig.
Mijn embranen vouwen zich open tot een zeil van vele duizenden vierkante kilometers, genoeg om mijn relativistische snelheid snel te reduceren en tegelijk waterstof binnen te halen. De elektromagnetisch gevoelige webben speuren naar alle fenomenen die ik kan waarnemen. Dat zijn er veel.
De databanken vertellen me dat de wetenschappers op de thuisplaneet vermoedden dat dit cluster zonnen, ooit LAP312 genoemd, een waar paradijs zou kunnen zijn met meerdere werelden per zon in de groene, leefbare zone. Hun krachtigste instrumenten bevestigden die theorie. Er werden zelfs tekenen van bewoning gezien. Sindsdien noemden ze LAP312 Paradies, een plek die bij uitstek geschikt leek om te koloniseren.
Het radiospectrum kwettert met de boodschappen van de lokale bewoners. Sommige van die boodschappen lijken op digitale formaties, een eenvoudig algoritme om plaatjes te coderen. Ik vul de databanken met alle beeld en geluid die ik ontvang op mijn supergevoelige embranen.
Al snel vorm ik een beeld van de beschavingen die in het Paradies cluster ontstaan zijn. Ik vergelijk ze met de menselijke beschaving van de eeuwen voordat ik in deze richting vertrok. Er zijn parallellen en er zijn discrepanties.
Tegen de tijd dat ik de eerste bewoonde wereld dicht genoeg genaderd ben om niet gezien te worden, maar toch mijn werk te kunnen doen, is mijn avatar gereed.
***
‘Je kunt je ogen nu wel opendoen,’ klonk de bekende stem van Schip.
‘Ik vroeg me al af wanneer je het doorhad,’ zei Loki. Zijn stem klonk raar door de subvocale opname. Maar praten met een zuurstofplug in je mond werkt nu eenmaal niet, zeker als je in amnionvloeistof gedompeld bent.
Door het troebele water zag hij boven zich de lampen en de organische panelen van Schip. Hij rekte zich uit, voelde dat zijn spieren sterk genoeg waren en langzaam drukte hij zich omhoog tot hij recht overeind zat.
De eerste teug niet-mechanische lucht was bijzonder. Enerzijds bedacht hij dat het altijd bijzonder was, maar anderzijds wist hij dat dit lichaam voor het eerst zelfstandig ademde.
‘Hoe lang ben je onderweg geweest, Schip?’ vroeg Loki. Zijn stem klonk hem bekend in de oren, hoewel hij vrij zeker was dat het voor het eerst was dat hij deze stembanden gebruikte.
‘Ruim duizend jaar,’ zei Schip.
‘En nu heb je me weer nodig,’ constateerde hij.
‘De persona waarop je gebaseerd bent, lijkt toepasselijk voor de beschavingen waarmee we te maken hebben,’ zei Schip. ‘De aanpassingen aan je uiterlijk zijn voornamelijk cosmetisch. Probeer niet te bloeden, de inheemsen hebben paars bloed.’
‘Wat kun je me nog meer vertellen?’ vroeg Loki.
‘De opdracht is ingebed in je geheugens,’ antwoordde Schip.
Loki voelde meteen de instructies naar boven drijven in zijn geheugen. ‘Juist, het gebruikelijke. Vind de ontevredenen, infiltreer, leer en manipuleer. Dat kan ik wel.’
‘Dat is altijd je primaire taak geweest,’ zei Schip. ‘Je persona heeft binnen die parameters altijd goed werk geleverd.’
‘Dat beschouw ik als een compliment, Schip,’ zei Loki. Hij grijnsde en klom vervolgens uit de tank. Een eenvoudige douche en een droogcabine prepareerden hem voor de lokale kleding.
‘Fijne kleuren,’ zei Loki, ‘zijn ze allemaal zo?’
‘Hun ogen zijn gevoeliger dan menselijke ogen, ze zien schakeringen en kleuren die mensen nooit zonder hulp zullen zien.’ Schip toonde enkele beelden van inheemsen met hun kleding. ‘Dit zijn recente beelden van de planeet die we nu naderen.’
‘Prima. Wat weet je verder?’ vroeg Loki.
‘De planeet is twaalf generaties geleden gekoloniseerd. Bijna dertienhonderd jaar geleden,’ zei Schip. ‘Gemiddelde leeftijd van de inheemsen ligt op honderdvijftig tot honderdtachtig jaar, met uitschieters tot ver boven de tweehonderdvijftig.’
‘Da’s flink voor humanoïden,’ zei Loki. ‘Natuurlijk of gemanipuleerd?’
‘Het laatste,’ zei Schip. ‘Twintig generaties geleden werden ze niet veel ouder dan mensen.’
‘Hoeveel werelden hebben ze gekoloniseerd?’ vroeg Loki.
Schip toonde een diagram met daarop de vele planeten in het cluster en de verschillende kolonisatiegolven die hadden plaatsgevonden, tot bijna honderd planeten bewoond werden door de inheemsen. ‘De laatste golf was twaalf generaties geleden. Sindsdien zijn ze bezig geweest met wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van biogenetica, computers, materiaalkunde en verschillende soorten fysica.’
‘Klinkt als het paradijs,’ zei Loki.
‘Inderdaad,’ zei Schip. ‘Tijd voor jou om je werk te doen, slang.’
Loki grijnsde en nam vervolgens plaats in de tranctoel die hem in hoog tempo taal, geschiedenis en gebruiken van de inheemsen leerde.
***
Het mini-scheepje was torpedovormig en had net genoeg ruimte om een mens –oncomfortabel- te transporteren. Loki was niet claustrofobisch aangelegd, maar zijn persona wilde controle over zijn omgeving kunnen uitoefenen en dat was in dit geval onmogelijk. Het irriteerde hem mateloos gedurende de zes uur durende vlucht van Schip naar de planeet.
De inheemsen noemden hun wereld het equivalent van Thuis Zesennegentig, als indicatie dat dit de zesennegentigste planeet was die ze gekoloniseerd hadden. De landing was ruig, maar het scheepje leverde zijn vracht op de juiste plek en op het juiste tijdstip af.
‘Je lander zal zichzelf hier in de buurt verbergen, Loki,’ klonk de stem van Schip in de minuscule cabine. ‘De dichtstbijzijnde nederzetting is ongeveer een halve dagreis van hier in westelijke richting.’
‘Fijn, alleen met mijn gedachten. Daar zat ik echt op te wachten,’ zei Loki droog. ‘Kon je me niet wat dichterbij laten landen?’
‘Voer gewoon je opdracht uit,’ zei Schip.
‘Ja baas,’ zei Loki. Hij ontgrendelde de binnenhuls en het scheepje vouwde open zodat hij kon uitstappen.
De lucht die hij inademde was dichter dan hij gewend was en vol van de geuren van een rijkbegroeide wereld. Hij stond in een soort lang gras dat zachtjes wuifde in een briesje dat uit noordelijke richting kwam. De zon stond hoog aan de hemel. Schip had dit tijdstip gekozen zodat zo weinig mogelijk mensen een vuurspoor door de hemel zouden zien trekken.
‘Vooruit maar,’ zei Loki. Hij begon te lopen in de aangegeven richting. De dag was warm en de zon scheen ongenadig, maar Loki’s lichaam was voldoende aangepast om grote extremen te overleven.
Tegen de avond naderde hij de nederzetting. Drie maantjes waren boven de horizon gerezen en verlichtten de lage, vierkante gebouwen. Vanaf de rand van een klein bos observeerde hij. De architectuur leek Loki niet heel spannend, vierkante blokkendozen met kleine raampjes, voornamelijk lage gebouwen met hier en daar wat hogere en het typische, efficiënte dambordpatroon van een planmatige aanleg.
Warm licht straalde uit ramen en op straat liepen veel van de inheemsen of stonden in kleine groepjes met elkaar te praten. Een open plek aan de rand van de nederzetting was drukbezocht en er klonk melodieuze muziek.
Voorzichtig begaf Loki zich naar de open plek. Hij ging in de buurt van een groepje bezoekers staan, goedgeklede burgers, een enkeling met wat plukjes grijs van ouderdom op zijn hoofdvacht. Hij luisterde naar hun gesprek en ving op dat ze discussieerden over de muzikanten die hun spel ten gehore gaven. ‘Wat is uw mening over het gebruik van vibrato dissonanten, vreemdeling?’ vroeg één van de aanwezigen, een wat oudere man, ineens aan hem.
Loki knipperde met zijn ogen maar herstelde zich snel. ‘Hoewel muziek niet echt aan mij besteed is, vind ik deze toepassing interessant. De fijne punten echter snap ik niet, denk ik.’ Hij boog ceremonieel zoals Schip hem getoond had op een stukje onderschept bewegend beeld.
‘Ah, u bent een binnenwerelder,’ zei dezelfde man.
‘Eh, inderdaad,’ zei Loki. ‘Ik ben recent gearriveerd.’
‘Oh, bent u een van de sprongzoekers?’ vroeg de man. Er leek een mate van ontzag uit zijn woorden te spreken.
Loki dacht na. Onwetendheid veinzen was een optie. Hij kon het spel ook meespelen. Of er een andere draai aan geven. ‘Nee, ik ben toezichthouder. Ik help waar mogelijk.’
De man keek hem vreemd aan. Loki zag dat de anderen ook bedachtzaam naar hem keken. ‘Die functie ken ik niet,’ zei de man.
Loki gaf het Paradiese equivalent van een glimlach. ‘Ook die is recent,’ zei hij. ‘Als de sprongzoekers te complex gaan denken is het mijn taak ze weer op het rechte pad te krijgen. Mijn geefnaam is overigens Loki.’
‘Ah,’ zei de man. ‘De mijne is Shabbro.’ Hij wees op de man links naast hem. ‘Merrva.’ De man rechts naast hem was Noddrara en de vrouw in het gezelschap was Mallasana.
‘Aangenaam,’ zei Loki. ‘Mag ik ook vragen wat jullie zoal doen naast deze muziek bewonderen?’
‘Jahoor,’ zei Shabbro. ‘Wij zijn dit seizoen allemaal lid van de bureaucratie. Onze scores zijn niet hoog genoeg voor onderzoeks- of bestuursfuncties en onze leeftijd te hoog voor fysieke functies, maar we doen wat we kunnen om onze medeburgers zo goed mogelijk van dienst te zijn.’
‘En daar vertrouw ik geheel op,’ zei Loki. Hij herinnerde zich een aantal documenten van Schip die meldden dat het cluster zich deels als een meritocratie leek te hebben ingericht. De manier waarop dat gebeurde leek een geheel natuurlijk proces te zijn geweest. Nu hij erover nadacht, had hij in de recente geschiedenis weinig melding gezien van politieke of religieuze excessen, zaken die wel degelijk een rol speelden in het verleden, maar die nu uitgebannen leken. ‘Hebben jullie daarin overigens nog aspiraties?’
Shabbro bewoog zijn armen in een raar, kort patroon dat Loki interpreteerde als een ontkenning. ‘Ik heb wel aanleg voor wiskunde, maar ik vind het te saai voor woorden. En de kennis die ik leuk vind, astrofysica, die is te moeilijk voor me.’ Hij glimlachte berustend. ‘Dus ik doe mijn uitverkoren werk en draag bij aan de maatschappij.’
Noddrara voegde toe: ‘Ik zou wel iets met plantkunde en biogenetica willen doen, daar vinden momenteel de leukste ontdekkingen plaats.’ Ineens keek hij beteuterd. ‘Maar ik ben allergisch voor veel planten.’ Zijn gezicht klaarde weer op. ‘Ik hoop na wat studie dan toch iets met genetica te kunnen doen. Laboratoriumwerk betekent dat ik weinig met planten in aanraking kom, ook al zou ik dat het liefste doen.’
Loki constateerde dat de hele maatschappij inderdaad binnen een paar generaties was omgevormd van koloniserend en gemilitariseerd tot een meritocratisch georganiseerde, hoog-efficiënte machine. Het stelde hem voor een probleem en hij wist dat hij een heel ander soort vragen moest stellen. Maar hij kon niet laten doorschemeren dat hij het systeem eigenlijk nauwelijks kende. ‘Wanneer hebben jullie voor het laatst getest?’
‘Ik vier jaar geleden,’ zei Shabbro. ‘Mijn eerstvolgende test is over ongeveer een jaar. En natuurlijk zijn er de tussentijdse bepalingen, daarvan heb ik de laatste…,’ hij dacht even na, ‘veertig dagen geleden gehad.’
‘Wat ik me afvraag, ik ben natuurlijk recent gearriveerd en deze planeet is een relatief recente aanwinst, hoe nemen jullie hier de test af?’ vroeg Loki.
‘Gewoon, via de computer,’ zei Shabbro. ‘Hoewel ik met enige schaamte moet toegeven dat we enkele jaren geleden de formulieren nog met de hand moesten invullen.’
‘Toch handig dat de computer bepaalt wat we kunnen worden,’ zei Loki.
‘Inderdaad,’ zei Shabbro. ‘Voordat we beroepskeuze aan de computers overlieten, kon het wel chaotisch worden op de binnenwerelden. Gelukkig was er ruimte om te koloniseren.’
‘Hmm, ja, maar die is nu wel op,’ zei Loki. ‘En ik zie nog niet zo snel hoe we hier weg komen.’
Shabbro lachte. ‘Daarom hebben we de sprongzoekers die jij op het rechte pad moet houden, Loki. Zodat we dat wel kunnen.’
‘En dat zal ik ook doen, bedankt voor dit verhelderende gesprek, maar ik heb wat dringende zaken af te handelen.’
‘En bedankt voor uw aanwezigheid, toezichthouder Loki.’
***
In de dagen die volgden ontdekte Loki hoe de maatschappij zich in enkele generaties organiseerde en zich een doel stelde: te ontsnappen uit de gevangenis van het eenzame cluster zonnen aan de rand van de Melkweg.
Hij ontdekte ook dat de computers religie en extremisme hadden uitgebannen en de meeste vormen van competitie, aspiratie en ambitie kanaliseerden in de takken van wetenschap die dat het meeste nodig hadden, waardoor grote sprongen voorwaarts gemaakt konden worden.
Alles duidde erop dat dit ras, deze mensachtigen, zich opmaakte voor de grote sprong over de duisternis heen, naar de rest van het universum.
Maar Loki zou Loki niet zijn als hij niet de onderhuidse onvrede wist te duiden, die toch bij verschillende bevolkingsgroepen leefde. Met zijn gebruikelijke zorgvuldigheid bracht hij zoveel mogelijk van die onvrede op Thuis Zesennegentig in kaart. Hij regelde toegang tot de uitgebreide netwerken van de inheemsen en vond daar al snel andere dissidenten. Er was een voedingsbodem voor zijn specifieke soort vergif.
***
Het torpedovormige scheepje met Loki aan boord arriveerde bij Schip, na een verblijf op de planeet van enkele weken.
Met een zucht liet hij zich in de amnionvloeistof glijden terwijl elektroden en buizen zich een weg naar zijn ledematen en organen baanden. Het synchronisatieproces was bijzonder onaangenaam en hij was blij weer los te kunnen koppelen van de tank. Hij spoelde zich af, kleedde zich weer aan en bekeek de drie dozijn tanks naast de zijne, die gevuld waren met bijna complete lichamen.
‘Hoe lang nog, Schip?’ vroeg hij.
‘Een paar dagen, Loki,’ antwoordde Schip.
‘Het is bijna een zonde, wat we deze mensen aandoen,’ zei Loki.
Schip maakte een geluid als een zucht, hoewel het geen organen had die zo functioneerden. ‘Normaal ben je meer zwart-wit, Loki. Wij tegen zij, weet je nog?’
‘Natuurlijk. Ik vroeg me alleen af of er niet een andere manier is.’
‘Dit is de manier die we kennen, die altijd gewerkt heeft.’
‘Op welke termijn kun je het pantheon klaar hebben?’ vroeg Loki.
‘De Loki’s zijn over een paar dagen klaar. De Odins over drie weken. Thor weer drie weken later. De overige kunnen op afroep worden geleverd.’
‘Mooi,’ zei Loki. ‘Kunnen we onze technologie afdoende op magie laten lijken?’
‘Jawel, we liggen nog honderden jaren voor en er zijn ontdekkingen die ze nog niet gedaan hebben, hoewel dit ras een onwaarschijnlijke inhaalrace doet.’
‘Dan moeten we binnen twee tot drie jaar de eerste religieuze oorlogen kunnen laten plaatsvinden. Secessie, dictators, demagogen en alle uitwassen waarmee de mensheid ooit te maken heeft gehad.’ Loki snoof. ‘Volgens mij kan onze eigen soort hier nog iets van leren.’
Schip zweeg een dozijn seconden en zei toen: ‘Er is nog wat informatie die je nodig zult hebben, Loki. Neem nog even plaats in de tranctoel.’
‘Prima,’ zei Loki en hij nam plaats.
Schip bracht hem in een milde, hypnotische trance en begon zorgvuldig zijn emoties met betrekking tot de soort te schrappen en waar nodig veranderen. Schip begreep Loki’s reactie, de avatar was tenslotte, hoewel meer dan menselijk, toch gewoon menselijk.
Dezelfde wijzigingen die Schip in deze Loki aanbracht, werden ook op de buffers toegepast die naar de andere Loki’s werden gerepliceerd. Schip was doelgericht, veel meer nog dan de Loki’s. Loyaliteit aan de bouwers doordrong elke regel code van Schips persoonlijkheid.
***
Vandaag was een goede dag. De eerste veertig Loki’s zijn vertrokken naar de diverse werelden in de buurt. Ze zullen daar beginnen met hun hoofdtaak, de mensen religie bij te brengen.
De Odins breng ik over enkele weken in het spel, als tegenwicht voor de Loki’s, zodat de mensen dat voorbeeld kunnen overnemen. Voor ze in de gaten hebben wat er gebeurt, zijn ze in hun eerste religieuze conflicten verzeild geraakt.
De scenario’s die we kunnen volgen, gebaseerd op de Aardse geschiedenis, zijn legio en de uiteindelijke uitkomst staat eigenlijk al bij voorbaat vast.
De Terraanse mens duldt geen concurrentie, ongeacht hoe vriendelijk en vol van goede bedoelingen. Dus tegen de tijd dat eventuele kolonisatieschepen hier aankomen, zullen deze stelsels ondergedompeld zijn in hun eigen, duistere middeleeuwen.
Dat is mijn taak.
De computers die ik gepeild heb in Paradies zijn individueel niet bijster slim, maar de gekoppelde netwerken over de werelden heen vormen een zeer complex, maar niet heel snel, neuraal netwerk.
Over tijd zal het zich kunnen ontwikkelen tot een kunstmatige intelligentie zoals ik, maar groter, krachtiger en duizendmaal complexer, op zijn eigen manier een goedwillende God voor de onderdanen in het cluster.
Die tijd zal het echter niet krijgen …
Want ik ben Schip, de beëindiger van beschavingen, de voorbereider voor de komst van de mens. Ik zal niet falen.