Marsjaar 358, sol 668, was weer een van die dagen waarop ik het leven droeg als een bokkenpruik. Ik spuwde in het stoffige zand van interkraterstad Euphrat. Bijna greep ik mijn staart om erin te bijten, een nare gewoonte die ik had aangenomen sinds, nou, dat wil je niet weten. Echt. Eerlijk. Er zijn nu…