1.
De avond van mijn dood begon als een normale dinsdagavond, die ik doorbracht in mijn appartementje in Den Haag. Het buurtje waar ik woonde bestond grotendeels uit sociale huurwoningen waarvan de bewoners voornamelijk toewijzing hadden gekregen op grond van ‘bijzondere gevallen’. Toen ik er eind jaren ’90 kwam te wonen was het een ‘probleemwijk’, maar enkele jaren later kwam men ineens met de term ‘krachtwijk’ op de proppen. De positieve klank zou onze wijk goed doen.
Ik kan je vertellen: de klank was dan ook het enige positieve aan mijn buurt. Vanwege enkele incidenten spraken we binnen een jaar al gekscherend over een ‘verkrachtwijk’. Ik kon daar de humor wel van inzien, maar begrijp me niet verkeerd; zelf heb ik nog nooit een vrouw kwaad gedaan. Vrouwen hoor je met respect te behandelen. Dat had mijn moeder me al van jongs af aan bijgebracht.
Ik heb wel een mooie tijd gehad daar. Zelfs vanaf zeven hoog droeg ik op mijn manier ook een steentje bij aan de naam van onze wijk. Zo ook de laatste avond van mijn leven.
Die bewuste dinsdagavond was ik behoorlijk bezopen. Een van mijn buren was op bezoek en had een fles zelfgestookte wodka meegebracht. Gewoonlijk kon ik best tegen drank, maar behalve deze naar spiritus smakende zooi had ik die dag al aardig wat blikken bier tot me genomen, dus het was waarschijnlijk de mix die me deed kokhalzen.
Ik wist dat het niet lang meer zou duren voor er het een en ander retour zou gaan komen, dus strompelde ik naar het balkon in de hoop een argeloze voorbijganger flink onder te kunnen spuwen. Toegegeven, mijn humor was niet bepaald verfijnd, maar mijn maten konden het altijd erg waarderen.
Alles leek te draaien vanwege de drank en ik spuugde al een beetje op mijn balkon. Gelukkig wist ik het grootste deel nog binnen te houden. Strompelend begaf ik me naar de reling. De zurige smaak in mijn mond was geen pretje, maar de moeite waard aangezien ik verderop in de straat mensen zag lopen. De man en de vrouw liepen erg dicht bij elkaar, hand in hand.
Een glimlach viel niet te onderdrukken. Ik verheugde me al op de blikken op hun besmeurde gezichten. Ze liepen redelijk dicht langs de voordeuren af, dus besloot ik alvast wat verder over de reling te gaan hangen in afwachting van het stel. Toen ik daarna nog net een beetje meer naar voren boog, gleed ik helaas uit over mijn eigen overgeef en kieperde zo de reling over.
Vlak voor het kraken van mijn schedel bedacht ik me nog dat dit een lullig einde was.
Ik had het mis. De dood was niet het einde.
Helaas.
2.
Ik heb mensen wel eens horen spreken over een ‘hal met wit licht’ bij het sterven. In werkelijkheid zit dat toch net ietsje anders, al begrijp ik de verwarring. Ik bevond me in een gewitte wachtkamer die werd verlicht door tl-buizen. Er waren veel andere mensen, waarvan er om de zoveel tijd eentje werd geroepen. De grote klok die in deze ruimte hing leek nog trager te tikken dan normaal. Na uren wachten wist ik het zeker: dit was de hel.
De vrouw die de namen omriep kwam weer binnen en wierp een blik op haar lijst voordat ze sprak. ‘De heer Jannes Uil?’
Bij het horen van mijn naam sprong ik direct op om de vrouw te volgen. In het voorbijgaan keek ik nog eenmaal op de klok. Blijkbaar had ik in totaal bijna twintig uur op mijn beurt gewacht. Daar waren zelfs de wachttijden bij de sociale dienst niets bij.
De vrouw leidde me door een lange hal met aan weerskanten om de anderhalve meter een deur, amper van de identiek witte muur te onderscheiden. Ze opende een van de deuren en wees naar het vertrek. ‘U kunt zich hier omkleden.’
Ik keek naar het zwarte pak dat daar aan een kledinghanger hing. ‘En wat als het niet past?’
De vrouw gaf me een wrange glimlach. ‘Geloof me, meneer Uil, dat pak past.’
Ondanks dat ik nog niet heel overtuigd was, besloot ik niet in discussie te gaan en trok mijn shirt uit.
‘Ik geef u wat privacy,’ zei de vrouw. ‘U wordt zo gehaald.’
Na het omkleden merkte ik een spiegel op. Ik inspecteerde mezelf in mijn nieuwe outfit – die inderdaad als gegoten zat. Ooit heb ik gehoord dat wanneer je sterft, je geest in zijn beste vorm voortleeft. Ik streek mijn donkerbruine haren een beetje naar achter en wreef daarna over de stoppels op mijn wangen. Vervolgens trok ik de stropdas recht over mijn brede bierbuik.
Ik zag er exact hetzelfde uit als toen ik nog leefde. Toegegeven, het was wellicht een erg vrije interpretatie van ‘beste vorm’, maar ik was al lang blij dat er niets meer van mijn noodlottige einde te zien was.
Er werd op de deur geklopt, waarna een jonge vrouw haar hoofd om de hoek stak. Haar uiterlijk beviel me wel; een blondje met lange haren en een goed figuur.
‘Bent u omgekleed, meneer Uil?’
‘Je bent net te laat,’ zei ik, ‘maar voor jou wil ik best wel weer uit de kleren.’
‘Erg origineel, meneer Uil. Die humor zal u hier nog ver brengen,’ zei ze venijnig.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Het is slechts een van mijn vele talenten.’
‘Heeft u nog een momentje nodig om van uw tijdsverspillingstalent te genieten of zullen we maar met de rondleiding beginnen?’
‘Ach, ik kan wel wat tijd voor je vrijmaken, snoes,’ zei ik met een grijns, in een poging haar mijn beste kant te laten zien. ‘Krijg ik dan wel eerst een kusje van je?’
Haar ogen vernauwden en ze zette een stap dichterbij. Even dacht ik nog dat ze voor mijn charmes viel, maar toen ze me een fractie van een seconde later bij mijn keel tegen de muur omhoog hield besefte ik dat ze mijn toenadering wellicht toch niet had kunnen waarderen.
‘Je bent nieuw, dus ik zal het bij een waarschuwing laten,’ begon ze. Haar stem was zacht, maar de dreiging was duidelijk voelbaar. ‘Ik duld absoluut geen brutaliteit, seksuele toenaderingen of handtastelijkheden, op wat voor manier dan ook. Als je toch nog iets probeert dan ruk ik je luchtpijp eigenhandig uit je keel. Daar is een verbrijzelde schedel niets bij, geloof me. Begrepen?’
Met moeite knikte ik, mezelf oprecht voornemend om op mijn woorden te letten in haar bijzijn. Ze verslapte haar grip zodat ik mijn voeten weer op de grond kon zetten.
‘Mooi. Dan zullen we nu opnieuw beginnen. Mijn naam is Charon. Ik zal je naar de Na-Wereld brengen en je daar inwerken.’
Ik slikte bij het horen van haar woorden. Stamelend herhaalde ik de verschrikking die me zojuist kippenvel had gegeven. ‘Inwerken?’
3.
Ik had geen dag in mijn leven gewerkt.
Helaas kwam hier in mijn na-leven verandering in. Charon had me rondgeleid in de Na-Wereld – voor de reorganisatie bekend als ‘het Hiernamaals’ – en me zowel mijn taken als het systeem uitgelegd. Toen ik doorkreeg dat het geratel maar bleef doorgaan, raakte ik wat verveeld en ging veel van haar verhaal langs me af. Ik had echter braaf en instemmend geknikt zodat het leek alsof ik wel oplette.
Deze ‘geïnteresseerde houding’ was een vaardigheid die ik me tijdens mijn leven eigen had gemaakt. Alle nutteloze details kostten me te veel moeite om te onthouden, dus pikte ik slechts af en toe het een en ander op. Zo had ik al meerdere vrouwen aan de haak kunnen slaan; van die types die aan een stuk door bleven praten en erg blij waren met een ‘luisterend oor’.
Ze zijn er uiteindelijk trouwens wel allemaal achter gekomen dat ik niet echt luisterde naar wat ze zeiden. De meesten had ik voor hun ontdekking al in bed gekregen dus deed het er niet meer toe. Een relatie zou me toch teveel energie gekost hebben, zeker wanneer ik daarvoor echt had moeten opletten.
Na Charons lange, saaie verhaal – dat iets met mijn taken en verantwoordelijkheden te maken had – zat ik aan een tafel met mijn eerste opdracht, die ik zogenaamd aandachtig doornam.
‘Laat me raden: nieuweling?’
Ik keek naar de man die me had aangesproken. Zijn pak was identiek aan het mijne, al stond het hem een stuk beter dankzij zijn gespierde lichaam. Wat direct de aandacht trok was zijn gezicht. De ene kant was egaal – best een knappe gast zou je denken – maar de linkerhelft zag eruit alsof hij had gevochten met een tijger. Het ergste was nog wel zijn ontbrekende oog; littekenweefsel vulde het gat gedeeltelijk op. Gelukkig vielen zijn golvende haren deels voor zijn gezicht wat het aanzicht ietsje minder walgelijk maakte.
Hij reikte me zijn hand en het viel me op dat hij enkele vingers miste. ‘Ricky,’ meldde hij, terwijl hij flink in mijn hand kneep.
Ik glimlachte wat wrang terwijl ik hem mijn naam gaf.
‘Dus, Jannes, je bent nieuw?’
Ik knikte. ‘Jij niet, dan?’
‘Nee, ik ben een herinstromer. Heb het hier de eerste keer flink verknald en moest toen jaren aan de zware arbeid. Blij dat ik terug ben. Ik ga het dit keer anders aanpakken.’
‘Zware arbeid?’ herhaalde ik. De haren op mijn armen gingen overeind staan bij het horen van deze woordcombinatie. Arbeid op zich was mij al erg genoeg.
‘Ja, ze hebben je vast wel verteld dat dit een proefperiode is. Je kunt jezelf opwerken: meer verantwoordelijkheden, betere arbeidsomstandigheden, bla bla …’ Ricky keek met zijn ene oog schichtig om zich heen voordat hij zijn verhaal op fluistertoon vervolgde. ‘Maar wat die rotzakken er niet bij vertellen, is dat je ook kunt afstromen. Naar het echte rotwerk. Kolen scheppen: bloedheet, loodzwaar … En dat jarenlang. Geen vrije dagen, geen pauzes, geen airco. Kortom, de hel zoals je jezelf de hel zou voorstellen.’
Kort slikte ik bij het horen van zijn woorden.
‘En denk maar niet dat de zware arbeid het ergste is,’ vervolgde Ricky. ‘Als je het daar verknalt ga je direct naar het Eeuwige Vagevuur. Dus gast, advies van mij: doe je werk fatsoenlijk. Het kan erger.’
Beteuterd keek ik naar het formulier in mijn handen. Ik had van Charons verhaal meegekregen wat mijn werk ongeveer zou inhouden, maar ik kon me niet herinneren dat ze me verteld had dat er consequenties zouden zijn als ik het niet goed zou doen. Dat zou vast wel zijn blijven hangen. Denk ik, ten minste.
Toen ik opkeek zag ik dat Charon de tafel al naderde. Ricky merkte dit ook op. Hij keek wat ongemakkelijk naar de blonde vrouw en concentreerde zich vervolgens geheel op zijn eigen formulier.
‘Jannes,’ zei Charon, ‘ben je klaar voor je eerste opdracht?’
Ik knikte wat onzeker. Ze richtte haar blik vervolgens op Ricky. ‘Goh, jou heb ik hier lang niet gezien.’
Hij mompelde iets onverstaanbaars en leek Charon niet aan te durven kijken.
‘Jannes, als je ooit twijfelt over de oprechtheid van mijn beloftes dan moet je eens met deze man praten.’ Ze legde haar hand op zijn schouder en ik zag het formulier trillen in zijn handen. ‘Ik heb hem namelijk beloofd dat ik zijn ogen eruit zou krabben als hij nog een keer verkeerd naar me zou kijken.’
Ze richtte zich vervolgens tot hem. ‘Dus Ricky, ben je niet blij dat ik die dag in een goede bui was? Heb je toch nog een van je mooie ogen overgehouden.’
Hij knikte braaf, maar ik zag aan zijn lichaamshouding dat dankbaarheid wel het laatste was dat hij voelde. Hij vermeed oogcontact en kromp ineen toen ze zachtjes met haar nagels over zijn egale wang aaide. Zijn angst deed even een valse glimlach op haar gezicht verschijnen, voordat ze zich weer op mij richtte.
‘Dan zullen we maar eens beginnen,’ zei ze, waarna ze zich omdraaide.
Uit angst haar te irriteren stond ik zo snel mogelijk op en volgde haar een hal in. Charon opende een van de vele grijze deuren voor me. Ik keek naar binnen, maar zag niets dan duisternis.
‘Ben je er klaar voor?’
‘Ik weet het niet zeker,’ stamelde ik. Ik durfde niet te bekennen dat ik eigenlijk niet wist wat me te doen stond.
De vrouw gaf me een ijzige blik, waarop ze het opdrachtformulier uit mijn handen griste. ‘Ik heb je toch uitgelegd dat je de eerste keer alleen maar hoeft te observeren?’
‘Klopt,’ zei ik snel, enigszins vrezend voor mijn luchtpijp, ‘maar zo’n eerste keer is toch spannend.’
Haar zucht verraadde dat mijn opmerking haar ergerde. ‘Volg me,’ gebood Charon, voordat ze de deuropening doorging en daar in de duisternis verdween.
Zwijgend deed ik wat me gevraagd was. Het enige licht was afkomstig uit de hal achter me, maar hieraan kwam een abrupt einde toen de deur met een klap dichtviel.
Alles wat restte was duisternis.
Ik slikte kort. Had ik nu maar opgelet toen Charon me mijn taken uitlegde. Of had ik in ieder geval mijn opdracht maar gelezen …
4.
Een mierzoete geur kwam me tegemoet. Langzaam wenden mijn ogen aan het nieuwe licht, waardoor ik steeds meer van de omgeving kon onderscheiden. Ik bevond me blijkbaar in een snoepwinkel. De silhouetten van enkele mensen waren te onderscheiden, al bleven zij er wat vreemd uitzien: hoe erg ik me ook op deze personen concentreerde, het was alsof ze zich op de onscherpe achtergrond van een foto bevonden.
Mijn blik gleed af naar een jongen. Enerzijds omdat hij wel scherp te zien was, anderzijds omdat er een soort gouden gloed om zijn lichaam hing. Het was een jochie van een jaar of vier. Geconcentreerd keek hij naar een bak vol zoetigheid.
Charon was inmiddels naast me komen staan. ‘Dat is je cliënt. Duidelijk zichtbaar, dus niet troebel zoals de niet-cliënten.’
‘Duidelijk,’ zei ik. Eigenlijk wilde ik weten of de gouden gloed er ook iets mee te maken had, maar vreesde dat Charon dat al had uitgelegd. Aangezien ik Ricky’s verminkte gezicht nog levendig voor me zag besloot ik het haar daarom maar niet te vragen.
‘Ik doe het één keer voor,’ zei Charon voordat ze naar de jongen liep. ‘Dus let goed op. En ik waarschuw je: zorg dat je me absoluut niet onderbreekt tijdens de implementatie.’
Ik knikte kort en durfde al niets meer te zeggen voor het geval ze al begonnen was met de ‘implementatie’.
Ze stapte op de jongen af en legde haar hand op zijn schouder. ‘Die snoepjes zien er erg lekker uit,’ fluisterde ze, ‘en er liggen er hier zoveel dat ze er best een paar kunnen missen.’
De jongen keek naar de verkoper achter de toonbank. Charon volgde zijn blik voordat ze weer sprak.
‘Hij kijkt nu toch niet. Bovendien is het toch maar een vervelende man.’
Het jochie richtte nu zijn blik weer op het snoepgoed voor zich, terwijl Charon bleef praten. ‘Een snoepje pakken is geen stelen. Het mag best. Het is geen stelen. Het mag best …’ Ze bleef de twee zinnen herhalen. Door haar monotone fluistertoon klonk het bijna als een gebed.
In een snelle beweging pakte de jongen een snoepslang uit de bak en stak deze direct in zijn mond. Terwijl ze de schouder van het jochie losliet gaf Charon me een triomfantelijke grijns. ‘Zo simpel is het.’
Ondanks dat het jochie langzaam leek te vervagen, zag ik zijn hand nogmaals van de bak naar zijn mond gaan. Hij zag er nu uit zoals de rest van de personen in de winkel: vertroebeld.
‘Ons werk zit erop,’ zei Charon terwijl ze me passeerde.
Voor een laatste maal wierp ik een blik achterom voordat ik haar de grijze deur door volgde. We bevonden ons hierna weer in de hal waar we begonnen waren.
Charon haalde het opdrachtformulier tevoorschijn.
‘Dus dat is mijn werk?’ stamelde ik.
‘Je hebt toch wel opgelet?’ Haar stem was dreigend en haar strakke blik zorgde ervoor dat mijn hartslag versnelde. Ze zette een stap dichterbij en legde haar hand op mijn keel. Mijn adem stokte en in gedachten zag ik haar vingers al om mijn luchtpijp.
Haar mondhoeken krulden verontrustend ver omhoog terwijl ze haar hand omlaag liet glijden en op mijn borstkas liet rusten, waar ze vervolgens een pen uit mijn binnenzak haalde.
Een zucht ontsnapte me toen ze het schrijfgerei voor mijn gezicht hield. ‘Die mag ik vast wel even lenen,’ zei ze grijnzend. Ze deed nog geen greintje moeite om haar leedvermaak te verbergen.
Ik knikte en Charon liet me het formulier zien. ‘Eerst een vinkje bij de juiste afloop. Dan hier de datum, daar een krabbel en voilà: opdracht voltooid. Dan aan het einde van de gang deponeren in het postvak van je leidinggevende: in jouw geval is dat Willem Roderik den Eed. Daarna haal je de volgende opdracht op. Deze ligt in je eigen postvak al op je te wachten.’
Afwachtend keek ik Charon aan, maar ze maakte geen aanstalten om in beweging te komen. ‘Wat sta je daar nu nog?’ merkte ze kattig op. ‘Opschieten, aan het werk.’
‘Oh, ik dacht dat je mee zou lopen.’
‘Dat zou ik erg gezellig vinden,’ was haar sarcastische reactie, ‘maar hoe graag ik je ook aan je handje mee zou willen nemen: ik hoefde je alleen maar in te werken. Kortom, ik ben nu van je af en jij moet aan de bak.’
Ik keek de hal in, die zo lang was dat er geen einde aan leek te komen. ‘Bedankt,’ mompelde ik, meer uit beleefdheid – en angst – dan uit dankbaarheid.
‘Succes,’ zei Charon, terwijl haar mondhoeken omhoog krulden. ‘Je zult het nodig hebben.’
5.
‘Willem Roderik den Eed,’ mompelde ik, terwijl ik de postvakjes bekeek. Een zucht ontsnapte me toen ik het systeem eenmaal had ontcijferd – blijkbaar stond alles gewoon op alfabetische volgorde. Ik duwde het formulier bij het naamplaatje ‘W.R. Eed, den’ naar binnen en zocht mijn eigen postvak. Er lag inderdaad al een nieuwe opdracht klaar. Mompelend las ik de gegevens op. ‘Gebied: Grijs. Deur: 376, Implementatie door: J. Uil …’
Ik zuchtte toen ik nog meer tekst zag. ‘Gegevens Client: Fase 1, Brandy Johanna Zonneveldt, Vrouw, 26 maart 2011. Doel implementatie: diefstal. Doel behaald, hokje ja, hokje nee … en nog meer tekst.’ Genoeg gelezen, besloot ik zuchtend.
Het kostte me even puzzelen, maar toen ik bij een grijze deur met getal 376 erboven stond verscheen er een grijns op mijn gezicht. Zo moeilijk ging dit niet worden: diefstal was immers al mijn specialiteit toen ik nog leefde.
Ik opende de deur en stapte de duisternis in met het formulier in mijn hand geklemd. Toen alles donker bleef maakte ik me nog even zorgen. Gelukkig begon mijn omgeving op dat moment toch te materialiseren.
Ik bevond me in een klaslokaal vol kleuters, die ik niet goed kon zien omdat zij vertroebeld waren. Al snel merkte ik mijn cliënte op. Haar kon ik wel duidelijk zien en ook zij had een gouden gloed om haar lichaam heen.
Het meisje staarde geconcentreerd naar een roze armbandje dat voor haar op tafel lag. In gedachten liep ik Charons handelingen nogmaals na en besloot deze zo identiek mogelijk te imiteren.
Ik haalde diep adem en stapte op het kind af. Wat onzeker legde ik mijn hand op haar schouder. ‘Dat is een mooie armband,’ zei ik. ‘En die ligt hier gewoon. Klaar om mee te nemen.’
Weifelend keek Brandy rond. Even vreesde ik dat ze me zou opmerken, maar ze leek dwars door me heen te kijken.
‘Niemand die het ziet. Je kunt die armband gewoon pakken.’
Kort hield ik mijn adem in. Toen bleek dat ze niet tot actie overging sprak ik weer. ‘Gewoon pakken, het is niet erg. Gewoon pakken, het is niet erg.’ Ik bleef de woorden herhalen totdat ze de armband van tafel griste en in haar zak stak. Ik liet de schouder los en zag Brandy vertroebelen.
Niet lang daarna trok ik de deur met een tevreden grijns achter me dicht. Een pauze met een lekkere bak koffie was nu zeker wel op zijn plaats. Tot mijn genoegen zag ik dat een man me tegemoet liep. Hij zou me vast wel kunnen helpen.
Ondanks dat de stevige man ook in pak was, had hij een redelijk ruig voorkomen. In zijn nek was een gedeelte van een tatoeage te zien, die verder onder zijn zwarte blouse verdween. Ook hij had een opdrachtformulier in zijn hand.
‘Hoi collega,’ groette ik hem. ‘Kun jij me vertellen waar ik hier de koffieautomaten kan vinden?’
De man trok een wenkbrauw op. ‘Koffie?’ vroeg hij, voordat hij bulderend begon te lachen. ‘Met een lekker koekie zeker? Dat is een goeie.’
Ik was enigszins verontwaardigd door zijn reactie. Ik besloot daar echter niets van te laten merken. ‘Ik begrijp dat er geen koffie te verkrijgen is?’
‘Nee. Misschien dat je dit nog niet doorhad, maar je bent nu eenmaal niet in de hemel beland.’
Zijn woorden zetten me aan het denken. ‘Is er dan ook een hemel?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Niet dat ik weet. Ik weet alleen dat ik mijn leven mis. Maar er zijn ook voordelen, die dit na-leven heel wat dragelijker maken.’
Er verscheen een grijns op zijn gezicht en uit het niets gaf hij me een stomp in mijn maag.
‘Dat is omdat je mijn tijd hebt verspild,’ zei hij, terwijl ik naar adem hapte. ‘En je kunt ook een gratis tip van me krijgen: zorg dat je niet zo opvalt als nieuweling. Je bent er met een ram in je maag nog goed vanaf gekomen, geloof me.’
6.
Tegen mijn verwachting in bleek het werk op zich niet zo’n probleem: bij bijna iedere opdracht wist ik een succesvol resultaat te behalen. De doelen van de opdrachten begonnen na een tijdje te variëren: naast diefstal moest ik mensen – voornamelijk kinderen – ook aanzetten tot liegen en fysiek geweld. Diefstal was echter mijn favoriet aangezien dit het gemakkelijkst te bereiken viel. Daarnaast gaf het me wat meer variatie qua leeftijd van de cliënten.
Het probleem lag eerder bij mijn collega’s. Het was al snel duidelijk dat ik een nieuweling was. Regelmatig werd ik daarom door iemand bespuugd, geslagen of geschopt. Blijkbaar was dit erg normaal hier.
Op weg naar de postvakken zag ik dat iemand me tegemoet liep. Ik vreesde voor wat me nu weer te wachten stond. Ik besloot echter zo standvastig mogelijk door te lopen, in de hoop op die manier minder op te vallen.
Opgelucht zag ik dat het een slechts slungelige jongeman was. Zijn haar zat wat warrig en hij had een rond brilletje. Absoluut geen bedreiging, besloot ik. Zelfverzekerd liep ik verder, maar in het voorbijgaan bespuugde hij me. Vol walging wreef ik mijn gezicht droog en draaide me vloekend om. Mijn scheldwoorden hadden zijn aandacht getrokken.
‘Wat nou, nieuwe?’ sprak hij provocerend.
‘Ik zal die arrogante grijns eens van je gezicht afslaan,’ dreigde ik, terwijl ik een stap dichterbij zette.
Zijn glimlach werd breder. Hij was absoluut niet onder de indruk. ‘Dan moet je wel heel achterlijk zijn.’
Ik probeerde ad rem te reageren. ‘Je weet nog niet half hoe achterlijk ik ben.’
Hij trok zijn wenkbrauwen op, terwijl ik me realiseerde dat het wellicht niet mijn meest gevatte reactie was geweest. Om dit te compenseren besloot ik direct over te gaan op actie en liet mijn vuist met zoveel mogelijk kracht kennismaken met zijn neus. De klap zorgde ervoor dat hij achterover viel.
Toen hij opklauterde, zag ik dat zijn neus hevig bloedde. ‘Stomme zet,’ mompelde hij.
Nog voordat ik kon reageren hoorde ik een onbekende stem achter me. Toen ik omkeek zag ik een roodharige vrouw staan.
‘U dient mee te komen vanwege geweld tegen een meerdere,’ zei ze.
Ik wierp nogmaals een blik op de man, die inmiddels flink aan het gniffelen was. ‘Is dat een meerdere?!’ vroeg ik vol walging.
De vrouw knikte instemmend, waarop de grijns van de man breder werd. Dit wakkerde mijn woede direct weer aan en als resultaat sloeg ik hem nogmaals tegen de grond. Verontschuldigend keek ik de vrouw aan. ‘Sorry, maar die vuile grijns van hem…’
Nonchalant haalde ze haar schouders op. ‘Problemen heb je toch al. Wat bloed meer of minder doet er nu ook niet meer toe.’
Mijn lippen krulden omhoog. ‘In dat geval,’ zei ik, terwijl ik de lach van zijn arrogante gezicht zag verdwijnen, ‘wil ik hem graag mijn schoen nog even van dichtbij laten zien.’
7.
Ik keek naar mijn hand; naar de bloederige stomp waar voorheen mijn ringvinger had gezeten. Het was pijnlijk geweest. Blijkbaar werd geweld tegen een ‘meerdere’ echter altijd op deze manier bestraft. Ik was daarom ook erg blij dat ik die kwal nog extra had toegetakeld, dat maakte het een beetje dragelijker dan wanneer ik voor slechts één klap dezelfde prijs had moeten betalen.
Het was allemaal erg snel gegaan. Ik was de vrouw gevolgd naar een ruimte waar een hakblok stond dat besmeurd was met opgedroogd bloed. Toen ze een grote bijl pakte vreesde ik nog even voor mijn hoofd, maar toen ze me zelf een hand en vinger liet kiezen begon het te dagen.
‘Oh, je bent dus links?’ vroeg ze, vlak voordat de bijl neerkwam. Een schreeuw van pijn ontsnapte me en direct daarna besefte ik dat mijn linkerhand wellicht een betere keuze was geweest, gezien mijn rechtshandigheid. Daar was nu helaas niets meer aan te doen.
De roodharige vrouw leek niet onder de indruk van mijn geschreeuw en gebood me direct terug aan het werk te gaan. Enigszins beledigd – maar verstandig genoeg om niet tegen de vrouw met de grote bijl in te gaan – begaf ik me naar mijn postvak.
Tot mijn verbazing vond ik daar geen nieuwe opdracht, maar een uitnodiging voor een functioneringsgesprek.
Met lood in mijn schoenen begaf ik me naar de op de brief aangegeven deur. Toen ik aanklopte merkte ik pas dat de stomp nog niet helemaal was gestopt met bloeden. Met mijn mouw probeerde ik het bloed van de deur af te vegen, maar ik bleek het hiermee uit te wrijven tot grotere vlekken. De deur ging al open voordat ik dit probleem had opgelost.
In de deuropening bevond zich een man in een grijs pak. Zijn donkere haren waren strak naar achteren gekamd en een bril sierde zijn gezicht. Hij keek wat moeilijk naar de bloedvlekken op de deur en vervolgens richtte hij zijn blik op mij. ‘Meneer Uil, neem ik aan?’
Ik knikte en reikte hem vervolgens beleefd mijn hand.
Zijn blik schoot even naar de besmeurde deur. ‘Ik denk dat we de handdruk achterwege kunnen laten.’ stelde hij droog voor. ‘Mijn naam is Willem Roderik den Eed. Zoals u hopelijk weet ben ik uw leidinggevende,’ zei hij. Hij gebood me om hem mee naar binnen te volgen. Voordat hij achter zijn bureau plaatsnam reikte hij me een doos tissues aan. Dankbaar pakte ik er een aantal uit om het bloeden te stelpen. Den Eed bladerde ondertussen door enkele papieren. ‘Ik heb u uitgenodigd voor een vroegtijdig functioneringsgesprek.’
‘Vroegtijdig?’
Hij knikte. ‘Dat doe ik alleen als daar een bijzondere aanleiding voor is.’
Kort slikte ik en keek nogmaals naar mijn hand, die inmiddels wat minder bloedde. Ik had gedacht dat dit de enige consequentie zou zijn voor mijn gedrag. Ricky’s verhaal over zware arbeid spookte door mijn hoofd.
‘U valt op, meneer Uil. Zeker voor een nieuweling.’
‘Het spijt me,’ mompelde ik.
Mijn leidinggevende knipperde kort met zijn ogen. ‘Spijt, meneer Uil? U begrijpt me verkeerd. U bent me gedurende uw proefperiode juist positief opgevallen.’
Wat verward keek ik hem aan, terwijl hij een vel papier uit zijn stapel haalde.
‘Als voorbeeld wil ik graag de opdracht betreffende mevrouw S.A.J. Belgenbosch erbij nemen. U heeft daarbij goed eigen initiatief getoond. U weet om welke zaak het gaat?’
Ik knikte, terwijl ik kort terugdacht aan de opdracht. Ik had de hoogbejaarde vrouw laten stelen in een drogisterij. Ze wilde een pakje Tena Lady’s kopen, maar schaamde zich te erg voor haar incontinentie om het af te durven rekenen. Ik had haar ervan overtuigd dat één pakje niet genoeg zou zijn en dat ze beter meteen een voorraadje kon meenemen. ‘Mochten ze je betrappen, doe dan gewoon alsof je dement bent,’ had ik haar gezegd.
Den Eed gaf me een korte glimlach voordat hij sprak. ‘Die vrouw had nog nooit in haar leven de wet overtreden. U moest haar overtuigen een simpele diefstal te plegen, maar u heeft haar aangezet tot meervoudige diefstal. Als gevolg van uw implementatie vindt zij stelen nu zo gerechtvaardigd dat ze een ware kleptomaan is geworden. Kijk, dergelijke overtuigingskracht valt te waarderen.’
‘Hoe weet u dat?’
Zijn ogen vernauwden. ‘Heeft Charon u niet uitgelegd dat men tijdens de proefperiode wordt geobserveerd?’
Ik durfde niet te melden dat ik dit niet met zekerheid kon zeggen, dus probeerde ik een zo onschuldig mogelijke grijns op mijn gezicht te toveren. ‘Oh, natuurlijk,’ blufte ik. ‘De observaties. Daarom weet u het.’
De man keek me kort aan voordat hij weer sprak. ‘Laten we weer ter zake komen.’ Hij schoof een stapeltje papieren naar me toe. Het zag eruit als een contract. Hij beantwoordde mijn vragende blik met een zoete glimlach.
‘Meneer Uil, wat dacht u van een promotie?’
8.
Mijn nieuwe functie had voordelen, absoluut. Ik was nu een meerdere, wat inhield dat ik minderen mocht aftuigen. Bovendien had ik eindelijk toegang tot een koffieautomaat – niet dat die aanmaaktroep te zuipen was, maar dat terzijde.
Daar stond wel tegenover dat ik helaas geen simpele formulieren meer voor mijn opdrachten ontving, maar hele dossiers welke ik door diende te nemen alvorens aan mijn implementatie te beginnen. Na de implementatie moest er tevens een verslag geschreven worden: kort en bondig bij succes, uitgebreid na falen.
Ik weet niet of ze gewoon nog niet zo ver waren of dat het een bewuste kwelling was, maar alle dossiers hier waren volledig handgeschreven. Zowel qua voor- als nawerk absoluut niet ideaal.
Maar ja, ik mocht niet klagen – dat stond blijkbaar ook in mijn contract.
Met een bak koffie in mijn hand opende ik de deur naar mijn eerste nieuwe opdracht. Volgens het dossier had de heer in kwestie jarenlang hard gewerkt om zijn bedrijf overeind te houden. Ondanks zijn creatieve boekhouding stond hij toch op het punt om failliet te gaan. Ik diende hem te overtuigen zijn zaak in brand te steken en het verzekeringsgeld op te strijken.
Terwijl ik nog een slok nam van mijn ranzige koffie, zag ik de cliënt voor me materialiseren. Het eerste dat me opviel was dat er geen gouden gloed om hem heen hing: het was eerder een donkere wolk.
Ik wilde naar mijn cliënt toestappen toen ik vanuit mijn ooghoeken een man in een wit pak zag staan. Hij keek me strak aan voordat hij naar de cliënt toestapte en een hand op zijn schouder legde.
‘Dit is niet de uitweg. Ze zullen erachter komen,’ zei hij.
Mijn cliënt keek twijfelachtig naar de jerrycan met benzine in zijn handen. De man sprak nogmaals. ‘Het is het niet waard. Denk aan je vrouw en kinderen. Als je dit doorzet, zal je ze allemaal kwijtraken.’
Terwijl de man in wit bleef doorpraten drong het langzaam tot me door wat er aan de hand was. Ik zette enkele stappen dichterbij, maar het was al te laat: mijn cliënt begon te snikken en liet de jerrycan uit zijn handen vallen, waarop de man zijn schouder losliet.
Ik vloekte toen ik de cliënt vervolgens zag vertroebelen.
De man in het witte pak wierp me een triomfantelijke glimlach toe terwijl hij begon te vervagen. ‘Ik ben wel wat moeilijkere concurrentie gewend,’ grijnsde hij, voordat hij geheel in het niets verdween.
9.
Vloekend knalde ik de deur achter me dicht en toen ik me mopperend naar de dossierverwerkingsruimte begaf, hoorde ik een bekende stem mijn naam roepen.
Ik draaide me om en zag dat Ricky naar me toe liep.
‘Ha, een bekend gezicht …’ halverwege mijn begroeting realiseerde ik me mijn onhandige woordkeuze. Ik overwoog er de woorden ‘of in ieder geval de helft’ aan toe te voegen, maar gelukkig bleek Ricky niets door te hebben van mijn ongelukkige uitspraak.
‘Hoe gaat het met je?’
‘Ik heb zojuist een opdracht verknald,’ mompelde ik.
Met zijn ene oog keek Ricky me vragend aan. ‘Hoe dat dan?’
‘Ik ben gedwarsboomd door een of andere klootzak in een wit pak.’
‘Tering, man. Maar je hebt dus zo snel al een promotie gehad? Gefeliciteerd, jongen!’
‘Hoe weet je dat?’ vroeg ik me hardop af.
‘In de eerste fase heb je nog niet te maken met die lui in wit. Je weet wel, de Tegenpolen.’
‘De Tegenpolen?’
‘Heeft Charon je daar niets over verteld?’
Enigszins nonchalant haalde ik mijn schouders op. ‘Vast wel. Ik heb niet echt opgelet.’
Ricky keek schichtig om zich heen en sprak vervolgens op fluistertoon. ‘De Tegenpolen, oftewel de na-levenden in wit, proberen onze implementaties te verijdelen.’
‘Dat is dan goed gelukt,’ mompelde ik.
‘Je moet ze te slim af zijn. In de dossiers kun je veel informatie vinden over de diepste gevoelens en geheimen van de cliënten en daar moet je op inspelen. Anders win je het niet van een Tegenpool.’
Bij het horen van zijn woorden ging er een rilling door me heen. Ik kon me mijn contract nog goed herinneren. Als ik mijn werk onvoldoende zou uitvoeren, zou dat consequenties gaan hebben. Welke wist ik niet, ik had namelijk niet zo’n zin om alle artikelen grondig door te lezen alvorens mijn krabbel te zetten. Ik nam me voor de zoveelste keer voor om wat aan mijn laksheid te gaan doen.
‘Ik moet weer verder,’ zei Ricky, terwijl hij naar het formulier in zijn hand wees.
We wisselden een korte afscheidsgroet voordat ik mijn weg vervolgde. Ik nam plaats aan een tafel verderop in de gang. Bij het falen van een opdracht werd een uitgebreid rapport verwacht: iets waar ik met absolute tegenzin aan begon.
Na bijna een uur schrijfwerk werd ik uit mijn concentratie gehaald door een bekende vrouwenstem. ‘Neemt u plaats aan die tafel daar en lees uw eerste opdracht vast door. Ik kom zo bij u terug.’
Zonder me een blik waardig te keuren draaide Charon zich om. Een kalende man nam plaats aan de tafel en staarde aandachtig naar het formulier in zijn handen.
‘Nieuweling?’ vroeg ik, ondanks dat dit overduidelijk was.
Hij knikte, waarna ik hem mijn hand reikte en mijn naam gaf.
‘Pieter Hart,’ mompelde hij.
‘Net je rondleiding gehad van Charon?’
‘Nee, ik heb haar wegwijs gemaakt,’ reageerde hij sarcastisch.
Zijn bijdehante toon stond me absoluut niet aan. Het was dat ik blij was met de afleiding, anders had ik hem direct in zijn gezicht gestompt.
‘Was het een beetje interessant?’
Een geërgerde zucht ontsnapte hem. ‘Nee, natuurlijk niet.’
Ik balde mijn vuist, maar zijn volgende woorden weerhielden me ervan om uit te halen.
‘Behalve het uitzicht dan,’ grijnsde hij brutaal. ‘Die Charon mag er wel wezen.’
Ik sprong hier direct op in. ‘Absoluut. En ze is een beest in bed,’ blufte ik.
Pieter keek me met grote ogen aan. ‘Heb jij …’
Grijnzend knikte ik. ‘Kijk, je moet gewoon een beetje weten hoe ze in elkaar zit,’ fluisterde ik. ‘Ze doet graag alsof ze moeilijk te krijgen is, maar daar moet je even doorheen prikken.’
Pieter ging geïnteresseerd voorover hangen en keek even om zich heen voordat hij sprak. ‘Ze dreigde mijn hart eruit te rukken als ik nogmaals toenadering zou zoeken.’
‘Ze test je,’ zei ik. ‘Ze wil weten of je mans genoeg bent.’
De man keek me met vernauwde ogen aan terwijl ik er nog een schepje bovenop deed. ‘De seks alleen al is de moeite waard maar het heeft nog meer voordelen. Charon heeft veel invloed hier, dus als je je omhoog wilt werken …’
Hij leek dit te overdenken terwijl ik Charon weer zag naderen. Kort keek ze me aan voordat ze haar blik op mijn dossier wierp. ‘Promotie gehad?’ wilde ze weten.
Ik knikte. ‘Klopt. Ik heb vooral veel aan jouw rondleiding gehad. Bedankt.’
Vanuit mijn ooghoeken zag ik de mond van Pieter bijna letterlijk openvallen. De blonde vrouw gaf me een argwanende blik voordat ze haar aandacht weer op de man richtte. ‘Meneer Hart. Klaar voor uw eerste opdracht?’
Een glimlach verscheen op zijn gezicht. ‘Helemaal,’ zei hij met een speelse blik in zijn ogen. ‘Loop jij maar voorop, dan heb ik een mooi uitzicht,’ grijnsde hij, waarna hij kort tegen haar achterste sloeg.
Charons ogen werden eerst groot van ongeloof, vervolgens vernauwden ze in een angstaanjagende blik. Razendsnel greep ze de man bij zijn keel, tilde hem met één hand op en liet hem met een klap met zijn rug op de tafel neerkomen.
Van schrik sprong ik op, het dossier in mijn armen geklemd.
In één beweging rukte ze zijn pak en blouse open. De angst in Pieters ogen sloeg daardoor om in een andere blik en ook de plotselinge bobbel in zijn broek wees erop dat hij geloofde dat het wellicht een beestachtige manier van voorspel was.
Charon leek dit niet op te merken. Haar stem was rustig, maar vreemd genoeg was dat juist het angstaanjagende daaraan. ‘Meneer Hart, ik heb u duidelijk gewaarschuwd.’
Met haar linkerhand hield ze de man bij zijn keel tegen de tafel gedrukt, terwijl ze haar andere hand met een onmenselijke kracht door zijn borstkas heen ramde. Ik hoorde enkele ribben breken, waarna het geschreeuw van de man begon.
Charon keek hem vol walging aan voordat ze zijn nog kloppende hart uit zijn borstkas trok.
‘Meneer Hart zal zijn naam moeten veranderen,’ merkte ik droog op.
Tot mijn verbazing leek mijn opmerking Charon even te amuseren; er verscheen in ieder geval een fonkeling van leedvermaak in haar ogen. Vervolgens wierp ze me een duivelse blik toe. ‘Denk maar niet dat ik niet doorheb dat jij hem hiertoe hebt aangezet.’
Geschokt keek ik de vrouw aan en vreesde direct voor mijn luchtpijp. Ze richtte haar ogen echter weer op de man. Terwijl hij bleef schreeuwen stroomde er steeds meer bloed uit de gapende wond.
‘Ach man, gedraag je als een vent,’ mompelde ze geërgerd. Haar hand verdween nogmaals in zijn borstkas, waar ze het hart weer achterliet. Ze liet hem los en veegde haar bloederige handen af aan haar kleding. ‘Sta op. We hebben al genoeg tijd verspild.’
‘Ziekenhuis,’ wist Pieter uit te brengen.
‘Voor het geval je het niet doorhad: je bent al dood,’ zei Charon met een zucht. ‘Het geneest vanzelf. Uiteindelijk. In de tussentijd is het alleen maar erg pijnlijk. Maar dat heb je aan jezelf te danken.’
‘En jij …’ De vrouw wierp haar blik op mij en wees vervolgens naar mijn papieren, die ik nog op de tafel had laten liggen. Tot mijn schrik zag ik dat deze doordrenkt waren met bloed. Ik liet het dossier uit mijn handen vallen en greep naar mijn handgeschreven papieren om de schade op te nemen. Ze waren onleesbaar geworden.
Charons lippen krulden omhoog. ‘Veel plezier met je documentatie. Je zult er nog even werk mee hebben.’
10.
Ik opende het nieuwe dossier. Naast mijn opdracht nam ik nu ook de achtergrondinformatie over de cliënte, V.A.A. Haasch, aandachtig door. Of ja, aandachtig … Het kostte me moeite om me op de handgeschreven onzin te concentreren. Docenten hadden tijdens mijn leven altijd al over mijn spanningsboog geklaagd. Ook over mijn gedrag, trouwens. Ik werd dan ook om het minste of geringste de les uit gestuurd. Volgens mij heb ik serieus het grootste deel van mijn schooltijd op de gang doorgebracht.
De enige waar ik niet mee in de clinch lag, was mijn docente Nederlands. Ik had haar verteld dat lezen en schrijven nu eenmaal niet mijn ding waren. Ze was erg begripvol en liet me tijdens haar lessen daarom ook gewoon lekker buiten een sigaretje roken.
‘Ik noteer je gewoon als aanwezig,’ zei ze altijd, ‘maar wel onder voorwaarde dat je op tijd bent voor het volgende lesuur.’
Ik hield me altijd braaf aan die afspraak. Tenminste, totdat ik op een dag besloot voortaan helemaal van school weg te blijven.
Lezen was helaas nog steeds niet mijn ding; vooral de achtergrondinformatie van mijn cliënte was erg uitgebreid en te saai voor woorden. De foto’s van haar familieleden waren op zich wel leuk. De demente schoonvader, wiens AOW ze in eigen zak stak terwijl zijn schulden opliepen. Haar man, die al meerdere malen veroordeeld was tot gevangenisstraf en daardoor een makkelijk doelwit om voor haar fraude en diefstallen op te draaien. Terwijl ik naar zijn pasfoto keek, vond ik het bijna zielig voor hem.
Na een tijdje gaf ik het op: ik was voorbereid genoeg.
Eenmaal begonnen aan mijn opdracht wilde ik direct op mijn cliënte afstappen. Vanuit mijn ooghoeken zag ik hem echter al verschijnen: de man in het witte pak.
Hij gaf me een neerbuigende glimlach. ‘We meet again. Hopelijk kunt u me ditmaal een grotere uitdaging bieden.’
Ik kon er nooit tegen wanneer Nederlanders onnodig Engels tegen me spraken. Voornamelijk omdat ik Engels niet verstond, maar dat terzijde.
Ik negeerde hem en legde mijn hand op de schouder van mevrouw Haasch.
‘Niemand zal hem geloven,’ zei ik. ‘Hij is al zo vaak veroordeeld wegens diefstal.’
Mijn Tegenpool stapte nu ook op haar af en legde zijn hand op haar andere schouder. ‘Het is je man. Hij heeft een goede nieuwe start gemaakt. Dit kun je hem én je kinderen niet aandoen.’
Ik gaf de man een valse blik voor ik weer sprak. ‘Hij is altijd al een crimineel geweest. Hij verdient het om weer opgesloten te worden.’
‘Hij heeft altijd alleen maar gestolen om het gezin te onderhouden. Je moet jezelf aangeven, niet hem. Denk aan jullie kinderen. Aan hun toekomst.’
De vrouw keek twijfelend naar de telefoon, waarop ze het nummer van de politie intoetste.
‘Hij was -’ begon ik, maar ik werd grof onderbroken door de Tegenpool. ‘Hij was altijd goed voor jullie.’
De grijns op zijn gezicht stond me niet aan, maar ik probeerde rustig te blijven.
‘Je moet -’ begon ik weer, maar werd nogmaals abrupt onderbroken.
‘Je moet jezelf aangeven. Je hebt het nummer al gedraaid: er is geen weg meer terug. Het is het juiste om te doen,’ sprak hij, terwijl ik de wachtmuziek al aan de andere kant van de lijn hoorde.
Mijn ademhaling nam toe. Ik dreigde te falen bij deze opdracht. In gedachten zag ik de stapels papierwerk al voor me. En erger: de vuile grijns van de Tegenpool wanneer hij weer zou winnen.
‘Je man -’ begon ik, maar vanuit mijn ooghoek zag ik de mond van Tegenpool alweer opengaan. Mijn irritatie sloeg op dat moment om in woede. Even leek alles zich vertraagd af te spelen. Zijn verschrikte blik, vlak voordat mijn vuist zijn kaak raakte. De dreun die klonk toen hij op de grond viel. Mijn volgende uithaal, ditmaal midden in zijn gezicht, waardoor ik zijn neus hoorde kraken.
Terwijl ik door trapte en sloeg bleef het vrolijke deuntje van de wachtmuziek alsmaar doorspelen. Vreemd genoeg klonk dat luider dan de schreeuwen van de man. Pas toen de muziek tot een abrupt einde kwam en de telefoniste vroeg hoe ze kon helpen, werd ik me weer bewust van mijn taak.
Ik legde mijn bebloede hand op de schouder van mijn cliënte. ‘Je wilt je man aangeven voor diefstal en fraude.’
De vrouw knipperde even met haar ogen, maar bleek niet meer overtuiging nodig te hebben. Tevreden haalde ik mijn hand van haar schouder en wierp een blik op de man in wit, die rochelend in zijn eigen bloed op de grond lag.
‘Hopelijk was dit genoeg uitdaging voor je,’ grijnsde ik, voordat ik hem ook nog een fysieke trap na gaf.
11.
‘Ik ben zeer tevreden,’ zei Den Eed.
Ik kon een glimlach niet onderdrukken; de zaken waren de afgelopen maanden inderdaad goed gegaan. De Tegenpolen vormden geen probleem voor mij: ze vochten nooit terug. Implementaties waren daardoor erg simpel, zeker omdat de cliënten vaak maar weinig nodig hadden om overstag te gaan.
Vanwege mijn successen was het papierwerk ook minimaal. Ook was het niet langer nodig me in te lezen in de dossiers. De tijd die ik aan voorbereiding kwijt zou zijn, kon ik nu beter benutten. Pauzes waren niet toegestaan, maar met een bak koffie – zogenaamd – een dossier doornemen daarentegen …
Den Eed keek me kort aan. ‘Ik denk persoonlijk dat u een goede zou zijn voor fase 3 opdrachten.’
Ik probeerde te verhullen dat ik hem niet helemaal begreep. Gelukkig besloot mijn leidinggevende zijn woorden nader toe te lichten. ‘Fase 3 houdt in dat de redenen van implementatie gecompliceerder zijn. Het betreft meestal zwaardere misdaden.’
Ik knikte afwachtend.
‘Maar,’ vervolgde hij, ‘het kan ook gaan om invloedrijkere mensen: mensen van het ministerie, bekende Nederlanders, belangrijke zakenlui …’
Toen ik mijn nieuwe contract tekende had ik niet veel verschil verwacht met mijn voorgaande opdrachten. Hierin had ik me echter wel vergist; de doelen van de implementaties waren inderdaad heftiger. Het kostte me daardoor soms moeite me te distantiëren van de daden van deze cliënten.
Maar als ik het niet deed dan werd een dergelijke opdracht wel door een collega uitgevoerd, bleef ik mezelf voorhouden. Bovendien zou het op den duur wel wennen.
Bij mijn nieuwste opdracht, waarbij ik een directielid van een grote instantie voor goede doelen moest aanzetten tot het verduisteren van een gigantische som geld, stond ik mijn Tegenpool al op te wachten. Een wit licht verscheen en ik balde mijn vuist: klaar om uit te halen.
Het licht begon vorm aan te nemen, maar het was ditmaal niet een man in een wit pak. Mijn adem stokte bij het zien van de verschijning en ontmoedigd liet ik mijn vuist zakken.
Voor me stond een jonge vrouw. Haar witte jurk stak mooi af tegen haar getinte huid. Ze streek haar lange, donkere haren naar achteren en gaf me een glimlach voordat ze sprak. ‘Had je iemand anders verwacht?’
12.
Vrouwen hoor je met respect te behandelen. Dat had mijn moeder me al van jongs af aan bijgebracht. Ik herinner me mijn eerste les nog levendig.
Ik was een jaar of vijf, toen ik die bewuste dag met haar in de supermarkt was. Mijn moeder had niet veel te besteden en werd op deze manier door de overheid gedwongen om haar budget aan te vullen door middel van stelen. Omdat ze me graag wat meer zelfstandigheid bij wilde brengen moest ik leren de producten die ik wilde, zelf de winkel uit te smokkelen.
Die dag had ik mijn oog laten vallen op de laatste zak met dropjes, die plots voor mijn neus werd weggegrist. De dader was een meisje met twee lange vlechten. Ze wilde de zak in een overvolle winkelwagen leggen maar ik blokkeerde haar pad en eiste dat ze me het snoepgoed overhandigde. Ze ging hier niet mee akkoord en ruw duwde ze me aan de kant.
Geërgerd greep ik haar bij beide vlechten vast en werkte haar tegen de grond. Toen ze de zak snoep nog steeds niet losliet hief ik mijn vuist.
Vanuit mijn ooghoeken zag ik mijn moeder, die aan het andere uiteinde van het gangpad stond. Op exact hetzelfde moment dat mijn vuist het meisje raakte, zag ik tot mijn schrik zelfs van die afstand het linkerooglid van mijn moeder trillen. Daaraan zag ik altijd direct dat het goed mis was.
Vanaf dat moment leek alles vertraagd plaats te vinden. Een grote zak met aardappelen viel met een bons onder haar rok uit, maar het leek haar niets uit te maken. De aardappelen rolden over de grond terwijl mijn moeder langzaam in beweging kwam. Ik stond aan de grond genageld terwijl ze als een dolle stier door het gangpad stormde, recht op mij af.
‘Je mag vrouwen niet slaan,’ schreeuwde ze, waarna ze me een draai om mijn oren gaf. ‘Vrouwen hoor je met respect te behandelen!’
Opvoeden kon ze wel, mijn moeder. Ik had daarna mijn gehele leven nooit meer een vrouw kwaad gedaan.
De vrouw in de witte jurk had haar blik wat afwachtend op me gericht. ‘Dus jij bent degene die mijn collega’s het werk onmogelijk maakt?’
Ik wist niet goed wat ik moest zeggen en haalde daarom mijn schouders maar op.
Een glimlach verscheen op haar gezicht. ‘Ik had een spraakzamer type verwacht.’
‘Ik had ook wel iets anders verwacht. Of iemand anders, in ieder geval,’ mompelde ik.
Ze stak haar hand uit. Enigszins argwanend nam ik deze aan. Haar hand voelde zacht in mijn ruwe vechtersvuist.
‘Angelica,’ zei ze.
Nooit eerder had een Tegenpool zich aan me voorgesteld. Mompelend gaf ik haar mijn naam.
‘Aangenaam kennis te maken, Jannes,’ zei ze. Ze gaf me een korte glimlach voordat ze mijn hand losliet en naar de cliënt liep.
Ze legde haar hand op zijn schouder. Haar eerste woorden waren al overtuigender dan alles wat ik had kunnen bedenken.
Met moeite wist ik een vloek te onderdrukken. Had ik het dossier nu maar gelezen …
13.
Ik dacht terug aan de woorden van mijn leidinggevende.
‘Je hebt nog een kans om dit goed te maken,’ had den Eed gezegd. ‘De volgende opdracht is zwaar. Als je jezelf hiermee bewijst, zal je een mooie nieuwe functie krijgen.’
‘Wat voor functie?’
‘Mijn functie, meneer Uil,’ zei hij. ‘Leidinggevende over het gehele Grijze District van Noord- en Zuid Holland.’
‘En u dan?’
‘Voor mij komt er een mooie internationale functie vrij.’
Zijn woorden hadden me aan het denken gezet. ‘Het hele na-leven bestaat uit … werk?’
Een glimlach verscheen op zijn gezicht. ‘Er komen telkens functies vrij van bovenaf. Dat houdt in dat er toch iets met die mensen gebeurt. Er gaan geruchten over ‘eeuwige rust’.’
‘Ze sterven … weer?’
‘Misschien. Alleen zou dat dan ook binnen de lagere functies voorkomen. Zelf geloof ik daarom dat men uiteindelijk met pensioen mag.’
Eeuwige rust. Dat klonk erg aantrekkelijk. ‘En als ik de opdracht niet haal?’ had ik gemompeld, nog terugdenkend aan mijn falen van voorheen.
Zijn blik leek wat kil te worden, maar de glimlach was op zijn gezicht gebleven.
‘Dan ben ik niet blij, meneer Uil.’
De deur viel achter me dicht. Langzaam kon ik de slaapkamer van de duisternis onderscheiden. Ik richtte mijn blik op het bed. Het eerste dat me opviel, was de inktzwarte wolk die om de cliënt heen hing.
Het dossier van deze man was het dikste dossier dat ik tot nu toe onder ogen had gekregen. Ik had zowel de opdracht als het grootste deel van de achtergrondinformatie redelijk goed doorgenomen, maar de bijlagen … Die bestonden slechts uit informatie over zijn vele slachtoffers: allemaal vrouwen die hij op brute wijze had vermoord. Ik moet bekennen dat ik mijn maag toen wel een beetje voelde draaien.
Toen ik het witte licht zag hoopte ik vurig dat mijn Tegenpool een man zou zijn, maar ik moet bekennen dat ik niet verbaasd was toen Angelica me met een brede glimlach begroette.
Qua voorbereiding had ik nu al meer tijd gestoken in dit dossier dan in alle dossiers van de afgelopen maanden – bij elkaar, zelfs – maar ik vreesde direct dat het niet genoeg was geweest.
‘Ik had kunnen weten dat ik jou hier zou aantreffen,’ mompelde ik.
Haar ogen vernauwden kort. ‘Hoe bedoel je?’
‘Je hebt me eerder doen falen. Dus ja, logisch dat ze jou sturen.’
‘Je had eigenlijk een andere Tegenpool vandaag, maar toen ik aanbood zijn cliënt over te nemen vond hij dat absoluut geen probleem,’ zei ze. ‘Wellicht dat het iets met je reputatie te maken heeft.’
‘Ik heb een reputatie?’
‘Nu niet te zelfverzekerd worden, Jannes. Er hangt veel van deze opdracht af.’
‘Meer dan je zou denken,’ mompelde ik, terugdenkend aan de woorden van mijn leidinggevende. Ze keek geïnteresseerd en daarom besloot ik mijn woorden toe te lichten.
Ze beet even op haar lip en leek mijn verhaal te overdenken terwijl ze blik op de cliënt richtte. Langzaam ging ze op de rand van zijn bed zitten. Ze leek zo in gedachten verzonken dat ik mijn ogen even afwendde. Ik keek naar de trage, regelmatige ademhaling van de cliënt.
Angelica sprak zacht. ‘Hij zocht ze bewust op, Jannes. Talloze keren.’ Ze schudde langzaam haar hoofd, waardoor haar haren deels voor haar gezicht vielen. ‘Hij wachtte geduldig aan het donkere bospad tot er een vrouw langsfietste. Hij trok deze dan van haar fiets, het bos in … Waar hij haar op brute wijze verkrachtte, genietend van haar schreeuwen, van haar smeken, van haar tranen …’
‘En daarna vermoordde hij haar,’ vulde ik aan, mijn stem ook zacht.
Ik slikte kort. Nog nooit eerder had ik zoveel afschuw gevoeld voor een cliënt. Stelen, liegen, fysiek geweld … geen probleem. Maar moord, zeker op deze wijze, dat was toch wel een stap verder.
Angelica streek haar haren naar achteren voordat ze me aankeek. ‘En nu moet jij hem ertoe aanzetten dit weer te doen.’
Ik wist niet wat ik kon zeggen. Peinzend wendde ik mijn blik af. Deze man had al zo vaak misdaden begaan, zonder dat ik daar iets mee te maken had. Maar als ik hem aanzette tot het kwaad doen van een vrouw, was het dan niet indirect mijn schuld?
De stilte werd steeds langer, steeds ondragelijker.
‘Jij wilt hem op het rechte pad brengen?’ vroeg ik uiteindelijk.
Haar ogen waren op de cliënt gericht. ‘Zijn ziel is al te duister,’ zei ze, haar gezicht vertrokken in afschuw.
Haar opmerking verraste me. ‘Maar jij moet hem toch van het goede overtuigen?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Ik heb dit al te vaak gezien. Ik moet hem ervan weerhouden een volgend slachtoffer te maken. Hij komt misschien tot bezinning en besluit vanavond niet naar het bos te gaan. Maar het is slechts een kwestie van tijd voordat hij weer die drang krijgt. Dan ben ik hier weer, in dezelfde slaapkamer, met dezelfde opdracht.’
Weer een stilte.
Ik overwoog mijn opties en uiteindelijk slaakte ik een diepe zucht. ‘Ik trek me terug,’ mompelde ik.
Angelica richtte haar grote bruine ogen op me. ‘Maar … Je promotie …’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Begin maar, voordat ik me bedenk.’
Ze leek dit even te overdenken.
‘Nee,’ zei ze resoluut.
Verbaasd keek ik haar aan. Een mysterieuze glimlach verscheen op haar gezicht voordat ze weer sprak. ‘Ik heb een beter idee.’
14.
‘Overplaatsing naar zware arbeid,’ beval ik.
Damion, mijn collega wiens taak het was om mensen daar in te werken, had de man al bij zijn arm vast. ‘Maar,’ begon de man terwijl hij me met grote ogen aankeek, ‘waarom? Ik heb mijn werk goed gedaan.’
‘Je werk in je na-leven, ja. Ik baseer mijn beslissingen echter op het gehele dossier. Daaruit heb ik opgemaakt dat u niet bepaald een schatje was tijdens uw leven, dus zware arbeid lijkt me een geschiktere plek voor iemand zoals u.’
‘Maar tijdens mijn leven vonden er toch ook implementaties plaats? Ik kan daarvoor toch niet verantwoordelijk worden gehouden?’
‘Pas wanneer mensen zelf serieus een zonde overwegen, verschijnen wij aan hun zijde,’ zei ik. ‘Wij fluisteren ze slechts overdenkingen toe. Het zijn de mensen zelf, die de uiteindelijke keuze maken. Dus nee, meneer, de implementaties zijn geen excuus.’
‘Maar …‘ begon de man weer.
Ik onderbrak hem. ‘Veel mensen verliezen hun gouden gloed gedurende hun leven, maar inktzwart, daarvoor moeten vele verkeerde keuzes zijn gemaakt,’ zei ik, terwijl ik hem dreigend aankeek. ‘Dus u mag nog van geluk spreken dat ik u niet direct naar het Eeuwige Vagevuur stuur. En nu uit mijn ogen, voordat ik me bedenk.’
De man keek me verschrikt aan terwijl Damion hem mijn kantoor uitsleepte.
Charon kruiste hun pad. Een sadistische glimlach tekende haar gezicht. ‘Goed bezig, Jannes,’ complimenteerde ze sarcastisch, terwijl ze een stapel dossiers met een plof op mijn bureau liet vallen. ‘Dat is al de zoveelste deze week. En ik dacht dat Willem Roderik hard was voor zijn personeel.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Den Eed viel best mee. Zijn dit de verslagen over de nieuwelingen?’
Ze knikte. ‘Succes ermee. En probeer je dit keer nog wel wat leuks over te laten op deze werkvloer? Ik heb af en toe wel een brutaaltje nodig om mijn werk dragelijk te houden.’
Ik glimlachte kort. ‘Contractueel gezien moet je ze eerst waarschuwen. Anders krijg je met mij te maken. Of met Ruby’s bijl.’
Terwijl Charon mijn kantoor verliet, stak ze grijnzend haar middelvinger naar me op. ‘Je mag dan een meerdere zijn, maar deze heb ik toch nog wel voor je luchtpijp over.’
‘Dat geloof ik graag,’ grinnikte ik, voordat ik me weer op mijn werk concentreerde.
Kort beet ik op mijn lip toen ik zag dat ik het langverwachte dossier eindelijk voor me had. Met een vinger streek ik over de bekende naam op de kaft, terwijl ik Angelica’s woorden overdacht.
‘Het is slechts een kwestie van tijd voordat hij weer die drang krijgt.’
Zwijgend had ik geknikt.
‘Het is de beste oplossing. Voor mij is het eigenlijk verboden, maar als jij je implementatie verandert dan heb jij je promotie én is deze wereld een betere plek.’
‘Ik kan gewoon zeggen dat ik eigen initiatief heb getoond. Maar voor jou … Kom jij dan niet in de problemen?’
Ze had geglimlacht. ‘Je hebt een reputatie. Niemand neemt het mij kwalijk als het me een keer niet is gelukt.’
Mijn bewondering voor haar nam toe. ‘Je bent zo goed. Zo puur,’ wist ik uit te brengen, enigszins beschaamd om mijn plotselinge uitspraak.
Ze had haar hoofd geschud. ‘Vergis je niet, Jannes. Zowel het leven als het na-leven zijn niet zo zwart-wit als men denkt. Mijn ziel had haar gouden gloed al lang verloren, maar mijn dood heeft me een gratis kaartje naar de witte werkvloer opgeleverd.’
‘Je ziel had haar gouden gloed verloren?’
Ze sloeg haar ogen neer. ‘Tijdens mijn leven heb ik dingen gedaan waar ik niet trots op ben. Ik was zelfzuchtig: ik bespeelde mensen, puur om mijn eigen belangen te behartigen.’
‘Zelfzuchtig? Jij?’
‘Niet meer, Jannes.’
‘En hoe bedoel je, een gratis …‘
Voordat ik mijn zin kon afmaken, legde Angelica een vinger tegen mijn lippen. ‘Jij en ik zijn niet zo verschillend, eigenlijk. Wij doen wat wij denken dat het juiste is,’ zei ze, terwijl ze haar gezicht langzaam dichter bij het mijne bracht.
Mijn hartslag nam toe toen ze me een kus op mijn wang gaf. Haar lippen voelden zacht tegen mijn huid.
‘Ik hoop echt dat je die promotie krijgt,’ fluisterde ze. ‘Ik gun het je, Jannes.’
We waren naast de cliënt gaan staan, ieder een hand op zijn schouder. Onze stemmen hadden als één geklonken.
Doodsoorzaak: Zelfmoord.
De woorden waren verwacht, toch voelde het raar om ze op papier te zien. Ik bladerde door de bijlagen en bekeek de foto’s van de vele slachtoffers die hij had gemaakt. In gedachten zag ik zijn functioneringsgesprek al voor me.
Ik sloeg een bladzijde om. Mijn adem stokte. Overrompeld staarde ik naar de bijlage, niet in staat mijn ogen van het papier af te wenden. Mijn blik bleef hangen bij de bruine ogen en haar bekende glimlach. Met trillende vingers streek ik over de foto, terwijl ik haar naam fluisterde.
Ik hervatte me. ‘Dit keer zal hij schreeuwen. Dit keer zal hij smeken,’ mompelde ik vastberaden. ‘Ik gun het je, Angelica.’