Aan mijn lieve Yvox,
Handgeschreven brieven lijken inmiddels slechts nog onderdeel van het verleden. Toch schrijf ik deze brief zoals je ziet met een authentieke vulpen op papier, speciaal voor jou. Ach, noem het sentiment – of wellicht dat ik met mijn zwierige handschrift toch nog even wil laten zien dat die dure cursus kalligrafie niet voor niets is geweest.
Jij bent een bijzonder mens – in vele opzichten. Natuurlijk ziet iedereen zijn eigen kind als het bijzonderst, maar jij hebt ook daadwerkelijk geschiedenis geschreven. Dat heb je vooral aan je andere papa te danken.
Papa Dex en ik hadden altijd al een grote kinderwens. Natuurlijk, we hadden al veel eerder aan kinderen kunnen beginnen. Adoptie of een draagmoeder waren uiteraard opties. Opties, waarvoor we afhankelijk waren van het DNA van anderen. Onze ultieme droom was eigenlijk om een kind te krijgen dat onafhankelijk van anderen écht een combinatie zou zijn van onszelf – van ons eigen DNA. Een kind, van ons samen.
Als gepromoveerd biomedisch laborant beet papa Dex zich vast in onze droom. Oh, wat heeft hij vaak overuren gemaakt. Ik vreesde soms zelfs dat hij de haren uit zijn eigen hoofd zou trekken wanneer de uitkomsten weer eens niet waren zoals hij had gehoopt. Maar langzaamaan begonnen zijn ogen steeds vaker te glimmen – vorderingen die hij voor mij verzweeg uit angst dat het slechts valse hoop zou zijn. Hij had beter moeten weten, dan denken dat hij ook maar iets voor mij verborgen had kunnen houden.
Op een avond kwam hij thuis met een fles goede champagne. Hij straalde zelfs nog meer dan toen ik hem ten huwelijk vroeg. Ik wist dus al wat het nieuws zou zijn voordat hij überhaupt een woord had gesproken. Onze droom was een grote stap dichterbij gekomen.
In een jaar tijd onderging ik twee voorbereidende operaties en moest ik dagelijks diverse pillen en hormonen slikken. In principe kweekten ze in mijn lichaam een soort baarmoederwand; deels synthetisch, deels gevormd door lichaamseigen weefsel dat was gemodificeerd door vrouwelijke hormonen.
De vorderingen waren telkens positief en na de laatste testen was het officieel zover: mijn lichaam was geschikt bevonden voor de volgende fase. Papa Dex vertelt je met liefde alle technische details, maar kort gezegd kwam het erop neer dat ons DNA werd gecombineerd in een synthetische eicel, die bij mij werd ingebracht.
Een bijzonder feit vind ik dat de cellen zonder fysiek menselijk contact zich niet eens tot een levensvatbare embryo konden ontwikkelen. Papa Dex heeft er een uitgebreide verklaring voor – iets met een gebrek aan hormonen, feromonen en ga zo maar door – maar ik noem het sterven van eenzaamheid. Ach, ik ben altijd al de sentimentele geweest. Wel even voor de duidelijkheid: dat was ik al voordat ik al die hormonen toegediend kreeg, hoor.
Na weken vol testen kwam het verlossende woord: de eicel was succesvol genesteld. Ik was officieel zwanger – als eerste man op aarde. Tranen van geluk rolden over mijn wangen. Die avond trokken papa Dex en ik wederom een fles champagne open – kinderchampagne, uiteraard, want ik wilde je ontwikkeling op geen enkele manier in gevaar brengen.
Wat een vreugd was het om je te voelen groeien, bewegen en schoppen. Je was toen al een dondersteentje. Avonden lang zaten papa Dex en ik te fantaseren over hoe je zou worden. Wiens ogen zou je krijgen? Wiens haarkleur? Papa Dexs intelligentie? Mijn creativiteit? Zelfs toekomstdromen over je studie en beroep waren het gesprek van de dag.
Mensen lijken het geschenk van onwetendheid steeds vaker voor lief te nemen. Tegenwoordig kiest de meerderheid van de stellen er zelfs voor om hun kind te vormen. Wat begon in onderzoeken naar het elimineren van erfelijke ziektes, mondde uit in oppervlakkige keuzes. Kleine manipulaties in recessieve of dominante genen qua haarkleur, oogkleur en pigment. Zelfs het geslacht, de botstructuur en groeipotentie zijn te manipuleren. Qua innerlijk zijn ook de eerste proeven al gedaan – intelligentie, creativiteit, empathisch vermogen. Betreft het vraagstuk nature versus nurture wordt de opvoeding steeds meer als ondergeschikt gezien. Onterecht, als je het mij vraagt.
Als basisschooldocent ervaar ik van zeer dichtbij hoeveel de kinderen tegenwoordig op elkaar beginnen te lijken. De helft van de klas is blond met blauwe ogen en heeft een gezicht zo symmetrisch dat het onnatuurlijk oogt. Soms is een kind zelfs zo ‘perfect’ dat het lijkt alsof ik een pop zie lopen. Mooi, vinden de ouders. Zelf word ik er akelig van.
Papa Dex en ik kijken slechts met lede ogen toe. Nee, wij wisten al meteen dat we voor een natuurlijk kind wilden gaan. Een natuurlijk kind van twee mannen: de ironie ontgaat ons zeker niet, hoor. Ach, ik houd nu eenmaal van verrassingen.
Dat is eigenlijk altijd al zo geweest. Iedere eerste zaterdag van de maand nadat mijn moeder, jouw oma, het bijstandsgeld op haar rekening gestort had gekregen, bracht ze bij het doen van de boodschappen altijd een Kinder Surprise voor me mee: een chocolade ei met daarin een plastic cocon met een kleinigheidje. Altijd als ik het ei kreeg, brak ik de chocolade in twee gelijke helften en legde de cocon voor me op tafel. De ene helft van het ei was voor moeder, de andere voor mijzelf. Ik weet nog goed dat ik altijd zo traag mogelijk van de chocolade knabbelde, zodat dit moment zo lang mogelijk duurde. Het wachten, dat was immers onderdeel van de spanning. Mijn fantasie ging op de vrije loop naar wat voor speelgoed er in de cocon zou zitten. Wat het ook was, ik was er altijd blij mee.
Het is jammer dat die verrassingseieren niet meer worden gemaakt. Anders had ik deze traditie graag voortgezet.
Hoe dan ook: papa Dex en ik noemden je tijdens de zwangerschap wel eens gekscherend onze kleine Kinder Surprise. Na negen maanden fantaseren was het dan zover en kwam jij via een equivalent van een keizersnede ter wereld.
Nooit was ik gelukkiger dan op het moment dat ik je voor het eerst in mijn armen hield, met Dex aan mijn zijde. Je was het mooiste kind dat ik ooit had gezien: onze kleine Yvox, met je donkere haartjes zoals de mijne en een dopneusje zoals die van papa Dex. Mijn verstand zegt me dat iedere ouder zijn eigen kind het mooist vindt, maar dat is vast alleen omdat ze jou niet hebben gezien.
Uiteraard haalde dit gebeuren het wereldnieuws. Papa Dex heeft de verschillende artikelen opgeslagen. In het hologram van ons drietjes sprankelde het intense geluk in de ogen van zowel papa Dex als in die van mij. Beiden zo trots op ónze zoon.
Het liefste had ik je direct mee naar huis genomen, naar de kamer die we speciaal voor jou hadden ingericht. Genderneutraal was in, maar Papa Dex en ik zijn nu eenmaal traditioneel ingesteld, dus zodra we wisten dat we een zoon zouden krijgen kozen we voor babyblauw. De wolken en beertjes op de muren heb ik zelf geschilderd.
Helaas moesten zowel jij als ik in het ziekenhuis blijven ter observatie. Zeven dagen, dan zou je mee naar huis mogen. Er stond een speciaal babybedje bij mij in de ziekenhuiskamer, zodat we samen konden blijven. Papa Dex week amper van onze zijde. Als ik vroeg of zijn nek niet zeer deed van het slapen in die oncomfortabele stoel, schudde hij van nee – met een grimas die verraadde dat hij loog.
Op dag drie had ik hem eindelijk zo ver dat hij een frisse neus ging halen – met de smoes dat ik extra kleding nodig had. Zelf moest ik eigenlijk in bed blijven, maar ik kon het niet laten om naar je toe te gaan. Met mijn ellebogen op de rand van je bedje genoot ik ervan om naar je rustige ademhaling te kijken.
Plots verstarde je, waarna je naar lucht hapte. Het was mis, dat zag ik direct. Ik stond echter als bevroren. Een stemmetje in mijn hoofd zei me dat ik iets moest doen, maar mijn lichaam weigerde te reageren. Die enkele tellen leken een eeuwigheid te duren.
Pas toen de deur achter me openvloog kwam ik bij zinnen. Ik wilde je oppakken, maar een verpleegster trok me bij je vandaan. Ze zei iets. Haar woorden bereikten me wel, maar drongen niet tot me door.
In volle vaart werd je bedje de kamer uitgereden. Ik bleef alleen achter. Mijn ogen dwaalden af naar de rode alarmknop, nog geen armlengte bij me vandaan. Tranen welden op en mijn benen trilden zo hevig dat ik op de grond zakte. Als je zou sterven, zou het allemaal mijn schuld zijn. Ik had verdomme op die knop moeten drukken. Ik kruiste mijn armen over mijn borstkas, als een omhelzing aan mezelf, en wiegde mijn lichaam van voren naar achteren. De tranen bleven maar komen. Tot op de dag van vandaag weet ik nog steeds niet hoe lang ik daar heb gezeten.
Ik schrok op van twee armen om me heen. De stem van papa Dex klonk ver weg, alsof hij sprak vanaf het land terwijl ik me ver onder de waterspiegel bevond.
Dex pakte mijn gezicht in beide handen en dwong me zo om hem aan te kijken. ‘Het komt goed met hem,’ zei hij, waarna hij zijn lippen tegen mijn voorhoofd drukte. ‘Het komt goed.’
Een leugen. Een vieze, vuile leugen. Eentje die ik hem nog vaak naar zijn hoofd heb geslingerd. Uiteraard, je had de ademstilstand overleefd, maar goed? Nee, goed ging het niet, dat zag ik wel toen ik bij je couveuse stond. Daar lag je dan, zo klein, met gigantische machines om je heen om je in leven te houden. Een doorzichtige kap op je mond om je van lucht te voorzien en slangetjes, overal slangetjes. In je neus, in je armpjes. Ik legde mijn hand tegen het glas dat mij van jou scheidde.
Oh, wat was het verschrikkelijk. Test na test na test volgde. Mijn maag kantelde keer op keer, wanneer ze weer bloed kwamen prikken. Dag en nacht was ik bij jou te vinden – ik stond voor het glas, zat er, lag er, sluimerde er. Niemand durfde het maar in zijn hoofd te halen om me weg te jagen. Wellicht dat ze aanvoelden dat één enkel woord al genoeg zou zijn om me zowel letterlijk als figuurlijk om mezelf heen te laten slaan.
Ondertussen maakten Dex en zijn team vele overuren om er achter te komen wat er met je aan de hand was. Uiteraard werd er op een moment gehint naar zijn emotionele betrokkenheid. Maar één blik van hem was genoeg – niemand had dan ook het lef om dit daadwerkelijk uit te spreken. De kringen onder zijn ogen werden almaar donkerder en zijn huid was zo bleek dat het was alsof er een geest door het lab dwaalde.
Je lichaam keerde zich tegen zichzelf, dat was de uitslag. Het was een fenomeen dat nooit eerder was aanschouwd. Kort gezegd heeft de synthetische baarmoeder een auto-immuun ziekte veroorzaakt die pas tot uiting kwam na de geboorte. Je lichaam breekt de synthetische stoffen af – die zich hebben gehecht aan de lichaamseigen cellen – en daarmee breken ze ook de goede cellen af. Dit kost zo veel zuurstof dat je lichaam dit niet langer kan bijbenen.
‘Een onvoorziene bijwerking van het experiment,’ zo durfde een van de artsen het te noemen. Ik sloeg hem met de vlakke hand in zijn gezicht. Het kletste zo hard dat zijn wang wel moest branden.
‘Het experiment?!’ gilde ik. ‘Je praat over onze zoon, verdomme. Onze zoon!’ Tranen welden op. Ik balde mijn vuist om nogmaals uit te halen, maar Dex hield me tegen. Hij schudde slechts zijn hoofd. Zijn blik was leeg – zo leeg – en hij sprak geen woord. Als hij stil werd, dan was het goed mis.
‘Er is een mogelijkheid,’ vervolgde de arts.
Dex keek met een ruk op. ‘Die is er niet,’ zei hij met opeengeklemde kaken.
‘Ik weet dat u al heeft besloten, maar …’ Dex keek hem zo strak aan dat de arts zijn woorden verder inslikte. Ik trok mijn lip op. Besloten? Ik had helemaal niets besloten. Ik wist verdomme niet eens waar dit over ging.
‘Maar?’ drong ik aan.
‘Wellicht dat u de ingreep alsnog kan overwegen. De tijd begint te dringen.’
Dex schudde zijn hoofd. ‘Nee.’
‘Om wat voor ingreep gaat het?’ vroeg ik.
‘Nee,’ herhaalde Dex, krachtiger ditmaal.
‘Het is ónze zoon,’ zei ik hem. ‘Daarmee is het ónze beslissing, niet de jouwe.’ Ik richtte mijn ogen op de arts. ‘Wat voor ingreep?’
‘Als we niets doen, dan zal het kind komen te overlijden. Onze eerste testen wezen uit dat stamceltherapie helaas geen optie is. Het lichaam weet deze cellen niet juist te vormen, dus zal dan nog meer energie verspillen aan de afbraak van ook die cellen. Daarmee bespoedigen we dus slechts de dood.’
Mijn mond werd kurkdroog. ‘We hebben slechts de keuze tussen de dood en een bespoedigde dood?’ wist ik uit te brengen.
De arts schudde zijn hoofd. ‘Er is nog een optie. We hebben ook onderzoek gedaan naar de mogelijkheid tot transplantatie van cellen die worden herkend vanuit de zwangerschap – uw cellen, dus. Specifieke cellen uit diverse organen, zoals hart, hersenen en longen, moeten een overwicht krijgen op de synthetische tegenhangers. Gedeelten van die organen transplanteren is daarom onze beste optie voor het kind.’
‘Voor het kind,’ herhaalde Dex. ‘Maar het brengt gigantische risico’s met zich mee voor mijn man. Ik neem hier geen genoegen mee. We gaan door met onze onderzoeken, totdat we een optie hebben die veiliger is voor zowel mijn zoon als mijn man.’
De arts sloeg zijn ogen neer. ‘Dat kost tijd. Tijd, die jullie zoon wellicht niet heeft.’
‘Ik doe het,’ zei ik.
Dex keek me met grote ogen aan. Ik legde mijn hand op zijn schouder. Hij las in mijn ogen dat discussie geen optie was. Zijn zucht verraadde de erkenning van zijn nederlaag, en ik zag hoe hij probeerde zijn tranen terug te dringen.
De arts begon al snel met getallen te gooien. Dex is dol op getallen. Zou jij zijn liefde voor getallen ook krijgen? Mij gingen cijfertjes nooit gemakkelijk af vanwege mijn dyscalculie, maar ditmaal was ik echter bewust blind voor de getallen. Zestig procent kans dat de behandeling zou aanslaan, wist de arts ons te vertellen. Indien succesvol, dan zou je een leven kunnen gaan leiden als ieder ander. Indien niet succesvol, dan was er vijfentachtig procent zekerheid dat het je niet zou deren – ze zouden immers al eerder met de operatie stoppen als ze doorkregen dat het mis ging.
Het luttele percentage aan kans dat ik zelf ongeschonden uit de procedure zou komen, dat wilde ik niet horen. Het deed er ook niet toe. Het enige wat er voor mij toe deed – en doet – is dat jij een goed leven zal hebben.
Vanavond mocht ik eindelijk bij je in de kamer – maar even, want je hebt rust nodig. Dex stond naast me, zijn rug recht. Hij was altijd al de sterkste van ons twee.
Zacht aaide ik over je donkere haartjes. Jouw vingertjes sloten zich om mijn duim. Ik fluisterde in je oor hoeveel ik altijd van je zal blijven houden. Met gesloten ogen heb ik diep geïnhaleerd, alsof jouw geur me kracht zou geven.
Naast me hoorde ik een snik. Dex wreef met de rug van zijn hand de tranen uit zijn ogen.
Met mijn vrije hand pakte ik de zijne en kneep zacht. Blijkbaar was ik de sterkste, nu.
Vreemd genoeg schoten mijn gedachten even terug naar vroeger, naar de Kinder Surprise. Zodra de chocolade op was, lag daar nog die cocon met onbekende verrassing. Het was vreemd te beseffen dat er nu de kans bestond dat de verrassing voor mij onbekend zou blijven.
Maar terwijl ik naar je keek, wist ik het – voelde ik het: jij gaat hoe dan ook geweldig worden.
Ik schrijf dit alles in de wetenschap dat dit mijn laatste kans is om iets voor je achter te laten. Papa Dex geeft je de brief wanneer je oud genoeg bent – zodra je er klaar voor bent.
Morgenvroeg is de operatie. Toen ik begon met schrijven, was er nog een flintertje hoop dat ik deze brief wellicht voor niets schrijf. Dat ik deze binnenkort zou kunnen verscheuren, omdat ons sprookje een gelukkig einde zal kennen. Ik voel nu echter in iedere vezel van mijn lichaam dat het voor mij niet goed zal aflopen. Ik voel, nee, weet dat ik je niet kan zien opgroeien. Dat ik nooit bij je eerste stapjes zal zijn. Ik mis je eerste woordjes, je eerste schooldag, je eerste verliefdheid, je diploma …
Het spijt me van de vlekken op het papier. De tranen blijven plots maar komen. Dat is eerlijk gezegd ook de reden dat ik geen hologram wil, geen video – en zelfs geen audioboodschap. Mijn stem zou breken. Ik wil dat je dit alles weet, maar niet dat jij me zo ziet of hoort. Ik wil dat je me leert kennen uit de verhalen van papa Dex en uit foto’s, video’s en hologrammen waarin ik ben, wie ik echt ben.
Mijn tranen zullen drogen. Ik voel me immers zekerder dan ooit – sterker dan ooit. Ik heb er vrede mee dat ik morgenvroeg zal sterven in de wetenschap dat ik jou daarmee red. Jij bent deel van mij – en ik na de operatie ook deel van jou. Ik had je graag leren kennen – graag willen zien hoe je uitgroeit tot een geweldig persoon. Zien zal ik het niet, maar toch zal ik bij je zijn, bij iedere stap die je zet.
Treur niet om mij, mijn lieve Yvox. Ik leef immers voort, in jou.
Heel veel liefs,
Papa Fynn