‘Ik weet niet of dat wel gepast is, Jelte,’ zegt Mevrouw van de Wiel van achter haar bureau. Het middagzonlicht dat door de ramen van het klaslokaal valt, doet de randen van haar bril glanzen. Achter de glazen fronst ze. Haar mond is vertrokken tot een streep. ‘Wellicht ben je nog wat te jong daarvoor.’
Shit, ze gaat geen toestemming geven. Jelte schudt zijn hoofd, rolt zijn schouders quasi-nonchalant en leunt naar voren over het bureau. ‘Het is het bedrijf van mijn stiefvader. Ik heb het hem al gevraagd, ik kan twee dagen met hem meelopen en zien hoe het er in een bedrijf aan toe gaat. En zijn baan is een ambacht, geen kantoorbaan. Dat is precies de opdracht toch?’
‘Ja, ik heb de website opgezocht. Zijn bedrijf doet aan traumasanering. En hoewel het een ambacht is, schoonmaak, is wát ze precies schoonmaken een beetje een probleem.’ Haar mond wordt een zo mogelijk nog dunnere streep. ‘Plaats delicten, de huizen van overledenen, ontsmettingen …’
‘Yep. Dennis vindt het goed, zegt hij. Hij wil best een officiële handtekening zetten met toestemming, als u dat wilt,’ zegt Jelte op zijn meest behulpzame toon. Eindelijk heeft hij een keer een gave creatieve opdracht te pakken, waarin hij zich kan onderscheiden. Iedereen moet een paar dagen meelopen met een ambachtsman, en er daarna een presentatie over geven aan de klas. Allemaal onderdeel van beroepskeuze, en een soort promotieprogramma voor de daadwerkelijke ambachten, omdat er zulke tekorten zijn op de arbeidsmarkt. Jeltes stiefvader heeft een super interessante baan, en Jelte wil graag de blits maken bij zijn klasgenoten.
Ze humt. ‘Zijn toestemming is één ding, maar je presentatie aan de rest van de klas is een tweede.’
‘En wat als ik toestemming regel van alle ouders? Ik kan wel een Whatsapp groep opzetten en er achteraangaan?’
Mevrouw van de Wiel glimlacht. ‘Je enthousiasme wordt gewaardeerd. Het is lang geleden dat ik je zo gepassioneerd heb gezien, Jelte. Maak je geen zorgen over de toestemming. Dat regel ik wel.’
‘Dank u wel, mevrouw. Ik denk niet dat de presentatie een probleem is voor de rest van de klas, hoor. Iedereen heeft de vlog op YouTube toch al gezien.’
‘Er is een vlog?’
‘Yep,’ knikt Jelte. Hij doet geen moeite om de trots uit zijn stem te bannen. Dennis mag dan zijn stiefvader zijn en dat betekent dat hij dingen doet zoals zijn moeder zoenen, knuffelen en seksen. Buiten dat is hij best een coole gast. ‘Dennis is populair op YouTube, hij heeft bijna honderdduizend subs. Ik zal u de link geven, als u wil.’
Tot zijn grote vreugde zegt ze ja, en appt hij de link naar haar toe. Die avond ontvangt hij een appje terug, vol nette interpunctie en zonder smileys: Sommige van de beelden zijn afschuwelijk, maar je stiefvader is er heel professioneel over. Ik denk dat jouw stage bij hem volledig voldoet aan de opdracht. Ik kijk uit naar je presentatie, Jelte!
Hij grijnst naar zijn telefoonscherm en stuurt haar een emoji met een duim omhoog terug.
***
De regen spattert op het glazen zonnedak van de auto. Jelte staart ernaar met zijn hoofd in de nek. Iedere druppel spat uiteen in kleinere druppels, voordat ze óf geraakt worden door een andere druppel, óf opzij glijden, van het autodak af. Hij zit op de bijrijdersstoel, naast zijn stiefvader. Dennis fronst naar borden langs de weg, voordat hij de afslag naar Gorinchem neemt.
Jelte denkt dat hij eigenlijk zijn bril moet opzetten, maar zijn stiefvader is stiekem een beetje ijdel. Dennis is onlangs veertig geworden en die verjaardag viel hem best zwaar. Zijn moeder, die drie jaar ouder is, had hem uitgelachen, en gezegd dat het leven pas bij veertig begon. Daar voegde ze aan toe dat ze hoopte dat hij haar niet binnenkort zou inruilen voor een jongere vrouw en een mooiere auto.
“Ben je gek?” had Dennis gezegd. “Ik ben dol op mijn Nissan Leaf!”
Dit is waarom Dennis cool is. Hij is geinig, en hij maakt zijn moeder aan het lachen.
‘Kan ik je een paar vragen stellen, of ben je te druk aan het rijden?’ vraagt Jelte.
Dennis knikt, met nog steeds zijn blik op de weg. Het asfalt is één groot waterballet. ‘Roep maar.’
‘Oké. Wat is deze klus? Wat moet je doen? En waarom vond je dat je mij wel kon meenemen?’
‘Deze klant is best heftig, zoals ik al vertelde. Het was een zelfdoding. Begon in de badkamer, en daarna het hele huis door. De persoon is in de woonkamer gestorven. Ik zal zorgen voor de woonkamer, jij mag met mijn collega Alex de badkamer doen.’
Jelte knikt. Zulke zaken zijn wel eens eerder voorgekomen op Dennis’ vlog. Hij stelt zich voor dat die persoon de polsen doorgesneden had in bad en daarna misschien spijt had gekregen, of in paniek was geraakt. Naar beneden gestommeld, en toch 112 gebeld. En dat de hulpdiensten dan te laat waren gekomen. Wat moet die persoon bang zijn geweest, en miserabel zijn gestorven. ‘Heftig.’
Zijn stiefvader werpt hem een zijdelingse blik toe. ‘Zeker. Hé, als je het niet ziet zitten, kun je gewoon in de auto blijven, hè? Ik zou dat heel begrijpelijk vinden hoor, je hoeft niet stoer te doen. Desnoods vertel ik je alles wat er gebeurd is en kan je alsnog je presentatie geven.’
‘Je hoeft me niet te matsen, hoor!’ lacht Jelte. ‘Ik kan het best. Ik vind het gewoon zielig voor die arme persoon. Wat een rotmanier om te sterven.’
‘Zeker.’
Ze zijn even stil. Dan gaat Dennis verder: ‘Binnen het bedrijf zijn we met meerdere specialisten. Onze klussen zijn uiteenlopend. Soms worden we ingehuurd om woningen uit te mesten waar van die hoarders zitten, soms is het lichaamssappen. Soms is het gewoon hele heftige schoonmaak, omdat het niet te geloven zo ranzig is, of omdat er maanden iemand doodgelegen heeft.’
‘En jouw specialiteit is bloed?’ vraagt Jelte.
Dennis knikt.
‘Waarom?’
Zijn stiefvader haalt zijn schouders op en blikt in zijn spiegels voordat hij zijn richtingaanwijzer aangooit. ‘Ik ben er goed in. En je weet het hè, daardoor klikten je moeder en ik.’
Jelte lacht. ‘Ja ja, jullie zijn bloedmaatjes.’ Zijn moeder werkt bij de bloedbank. Volgens de verhalen die ze Jelte verteld hebben, kennen ze elkaar van een match op Tinder (blijkbaar zitten daar ook oude mensen) en raakten ze aan de praat omdat ze allebei met bloed werken. Superromantisch, of zo. Jelte heeft altijd al geweten dat zijn moeder raar is. Het is fijn dat ze ook een rare vriend gevonden heeft.
Het spatteren van de regen op het dak duurt voort. ‘Kan ik een muziekje aanzetten?’
Dennis knikt en gebaart met één hand naar zijn telefoon, die in de bekerhouder staat. ‘Zet Spotify maar aan. Wel iets gezelligs, alsjeblieft. Ik weet naar welke takkeherrie jij luistert.’
Jelte zet de metalmuziek extra hard, om te plagen. Het maakt Dennis aan het lachen.
***
Ze ontmoeten collega Alex op de parkeerplaats bij de portiekwoning waar het allemaal gebeurd is. Het huis is goed te herkennen, aangezien de boel met rood-en-wit tape is afgezet. Alex rijdt een witte bus met het logo van het schoonmaakbedrijf op de zijkant, die gevuld is met alle spullen die ze nodig hebben om het huis te kunnen desinfecteren en schoonmaken. Het ding is gevuld met niet alleen schoonmaakspullen, maar ook beschermende pakken, extra dikke vuilniszakken, krabbers, gereedschap, en nog veel meer. Alex laat het Jelte allemaal zien en wacht geduldig af tot Jelte er foto’s van gemaakt heeft. Alex is nog student, en werkt bij Fris & Schoon als bijbaan tijdens zijn studie. Hij kauwt op kauwgum alsof hij hoopt dat het ervoor zorgt dat hij niet naar alcohol ruikt.
‘Je geeft een slecht voorbeeld voor mijn zoon,’ hoort Jelte zijn stiefvader tegen Alex zeggen, terwijl Jelte aan het fotograferen is. Hij maakt een selfie met het felgele hazmat-pak terwijl het nog aan een hanger bungelt. Achter hem praat Dennis verder, op gedempte toon: ‘Ben je vanaf je feestje direct door hier naar toe gekomen?’
Alex humt. ‘Ja, dat wel. Ik ben op tijd gestopt met drinken, ik zweer het! Heb geblazen voordat ik in de auto stapte; ik ben helemaal veilig om te rijden en te werken. Als je wil, de test ligt in het handschoenenkastje.’
‘Dat doe ik zo wel.’ Dennis verheft zijn stem. ‘Hé Jelte, wil je dat ik zo een foto van je maak in je pak?’
Jelte knikt. ‘Ja, super. En kan ik jullie, als jullie je omgekleed hebben even voor een filmpje interviewen?’
Alex kijkt wat oncomfortabel, misschien omdat hij zo katerig is. Dennis slaat hem op de schouder. ‘s Nachts een man, overdag een man. Jij mag zo Jelte een stoomcursus geven in bloedreiniging en desinfectie in de badkamer. Leuk, hè.’
‘Nou.’
***
Ietsje later zijn alle interviews gedaan, en heeft Jelte een geel plastic pak aan dat veel zweteriger is dan hij zich van tevoren voorgesteld had. Door het masker voelt hij zich alsof hij in een of andere dystopische film speelt. Het is heel anders dan een brommerhelm, veel claustrofobischer. Hij klaagt echter niet, en luistert aandachtig terwijl zijn stiefvader uitlegt hoe veel ranzige bacteriën en virussen er in bloed kunnen zitten, zoals HIV en Hepatitis in al zijn vormen. Daarna vertelt hij over bloedvlekken, en hoe die op verschillende manieren kunnen ontstaan: passieve vlekken (druppels en plassen), overdrachtsvlekken (als je iets met bloederige handen aanraakt) en stootvlekken (als het bloed eruit spat). De badkamer, waar Jelte en Alex aan de slag zullen gaan, zit blijkbaar vol met alle drie.
Het lijkt wel alsof ze urenlang op de stoep staan te praten over types bloed en infecties. De regen spattert vrolijk op hen neer, wat ervoor zorgt dat ze in ieder geval geen pottenkijkers op straat hebben. Wel ziet Jelte meerdere keren mensen door het raam naar ze loeren.
Dennis ziet hem kijken. ‘Ramptoeristen,’ zegt hij afkeurend. ‘Ook een onderdeel van ons werk.’
‘Gaan we nu naar binnen dan?’ Jelte mag dan wel niet nat worden omdat hij in een geel plastic pak zit, hij voelt zich oncomfortabel zo op straat. En hij wil niet dat zijn telefoon nat wordt.
‘Laten we dat doen,’ zegt Dennis. Hij produceert ergens de voordeursleutel vandaan en leidt hen door een door stokrozen overgroeide voortuin naar een onopvallende voordeur. Er zit geen naambordje naast de deur.
Vanaf het moment dat de voordeur geopend wordt, slaat de stank Jelte tegemoet. Het pak en het filter in zijn masker doen veel te weinig om de overweldigende geur tegen te gaan. Vreemd, Jelte proeft metaal in zijn mond. ‘Wow,’ zegt hij ietwat incoherent.
‘Gaat het?’ vraagt Dennis bezorgd.
Jelte knikt langzaam. Het is wat heftig. De gang is gewoon een gang, met herenschoenen onder een kapstok waar een paar jassen aan hangen, niets geks aan te zien. Hier is nog niet te zien wat voor drama er hier heeft plaatsgevonden, op een paar bloedvegen bij de deurklink na. Maar die geur … ja, hier is iemand keihard doodgegaan. Het bloed is onmiskenbaar.
‘Is wat anders dan het op de vlog bekijken, hè,’ lacht Alex. ‘Kom. Ik neem je mee naar de badkamer. Daar is het minder erg, volgens mijn informatie. Minder passieve vlekken.’ Hij draait zich naar Dennis en grinnikt. ‘Veel plezier met je poeltjes bloed. Je hebt toch wel een bijzonder talent voor grote hoeveelheden bloed opruimen, man.’
Dennis haalt zijn schouders op. ‘Ik heb zo mijn manieren. Zo moeilijk is het niet. Jij kan het ook. Ik heb je al honderd keer die bleekoplossing laten mixen.’
‘Kan ik niet bij jou komen kijken?’ vraagt Jelte. Zijn stiefvader kent duidelijk de kneepjes van het vak. Hij vindt het zonde dat hij dan met de werkstudent moet meelopen, die niet zo goed is. Is hij hier niet om van de beste te leren?
Dennis blijft met zijn hand op de deurklink staan. Hij staat in de bloederige voetsporen van de overleden bewoner zonder er een spier om te vertrekken. ‘Absoluut niet,’ zegt hij op besliste toon. Het is moeilijk om zijn gezichtsuitdrukking achter het half-spiegelende plastic van zijn helm te ontwaren, maar Jelte denkt dat Dennis fronst. ‘Sommige dingen,’ hij gebaart naar de gesloten deur, waar roestbruin-rode vlekken een verhaal vertellen over een deur die in pure wanhoop opengerukt is, ‘zijn echt te heftig voor je. Laat mij dit afhandelen. Je krijgt echt genoeg stof voor je presentatie als je met Alex meeloopt. Ik zie jullie bij de lunch, oké?’
Jelte kent die toon. Hij gaat hem niet kunnen overhalen, hoeveel hij ook zeurt. En hij heeft geen zin om te zeuren, want Dennis’ evaluatie is een onderdeel van het cijfer dat hij voor dit project gaat halen. Hij kan beter akkoord gaan. ‘Ja, ja,’ kan hij niet nalaten te mopperen. ‘Ik ga al.’
Alex trekt de deur naar de trap open. De trapleuning en de muren zitten vol opgedroogd bloed. Het ziet eruit als de set van een horrorfilm. ‘Dus,’ zegt Alex, halverwege naar boven, ‘Wat voor vlekken zijn dit?’ Hij gebaart naar de trapleuning, die hij ondanks zijn pak en zijn handschoenen niet aanraakt.
‘Overdrachtsvlekken,’ zegt Jelte direct. Hij is een beetje beledigd. Dacht Alex dat hij niet zou opletten?
‘Goed bezig.’ Alex neemt hem mee naar de badkamer.
***
Jelte is keihard de passieve vlekken uit de voegen tussen de tegels van de badkamermuur aan het wegschrobben. Met koud water en bleek, want dat is blijkbaar een ding. De bleek prikkelt zijn neus, ondanks het feit dat het raam naast hem wagenwijd openstaat en hij een masker op heeft.
‘Kom hier jij absoluut schijtding … Nee, je gaat niet opbollen … Ugh, kom óp!’ moppert Alex tegen het douchegordijn, dat hij in een zak met het biohazard logo aan het stouwen is. Of probéért te stouwen.
Jelte wenst dat hij zijn telefoon kon gebruiken om het op film te zetten, maar hij is bezig met bleek en zijn telefoon is veilig weggestopt in een gesealde plastic tas die op de gang ligt. Hij heeft geen zin om zijn telefoon vol te smeren met die ranzige bacteriën waar Dennis het over had. Hij heeft de telefoon de hele dag in zijn hánden. Soms aan zijn oor. Hij wil die bacteriën absoluut niet in de buurt van zijn gezicht hebben.
Op dat moment vibreert er iets in zijn broekzak, verstopt onder het plastic van zijn pak. Even is hij confuus; zijn telefoon lag toch op de gang? – voordat hij zich realiseert dat dit zijn telefoon niet is. Het is de telefoon van zijn stiefvader. Jelte had het ding na de autorit uit de koffiehouder mee gegrist, toen het er op leek dat Dennis het ding in de auto zou laten liggen. En dat leek Jelte niet slim, gezien het type buurt waar ze zich nu bevinden. Alleen toen werd hij afgeleid en vergat hij dat hij het toestel ook nog aan zijn stiefvader had moeten geven.
De telefoon blijft vibreren, alsof Dennis gebeld wordt. Misschien is het dringend.
Jelte zegt: ‘Ik loop even naar buiten, zo terug,’ en haast zich de badkamer uit en de trap af. Dennis zei dat hij niet in de woonkamer mocht komen, maar hij kan best even de deur opengooien en niet te veel opletten op hoe erg het daarbinnen is. En bovendien, hij is geen fokking watje. Hij kan wat bloed best hebben. Zijn handschoenen zitten op het moment onder het contactbloed. Hij kán dit. Dus hij loopt naar beneden.
Alex reageert niet, roept hem niets na. Waarschijnlijk heeft hij het te druk met het douchegordijn. Jelte grijnst bij die gedachte.
Grijnst nog steeds als hij de laatste traptrede neemt, de deur naar de gang opent, en er doorheen beent. Als hij de deur naar de woonkamer opent.
‘Wacht, Jelte!’ roept Alex van boven, plotseling paniekerig.
Te laat.
Hij ziet het nu.
Jeltes grijns vervliegt direct als hij Dennis daar op de grond aantreft, zijn masker naast hem, op zijn knieën op een volledig met bloed doordrenkt tapijt. Hij heeft zijn gezicht in de stof gedrukt.
Alsof hij bloed het aan het oplikken is. Of opzuigen.
‘Wat …?’ stamelt Jelte. ‘Dennis?’
Zijn stiefvader kijkt met een ruk op. Zelfs in het matige licht dat door de vuile ramen heen valt is het overduidelijk dat zijn pupillen verwijd zijn en dat zijn mond, wangen en kin onder de bloedvegen zitten.
Overdrachtsvlekken, denkt Jelte onwillekeurig, voordat zijn brein zich echt realiseert waar hij naar staat te kijken.
Dennis knippert met zijn ogen naar hem. ‘Jelte?’
Hij antwoordt niet. In plaats daarvan draait hij zich om en zet het op een rennen, de woning uit.
***
Jelte rent en rent door de regen totdat hij bij een carport van een willekeurig huis tot stilstand komt. Er staat geen auto onder, dus Jelte laat zich er op de tegels zakken. Hij trekt het masker van zijn gezicht, doet de capuchon van het pak af en ademt de buitenlucht diep in. Een tijdlang doet hij niets, luistert hij naar het geluid van de regen op de plastic golfplaten zonder het echt te horen. Hij staart in de verte, te van streek om na te denken.
Op straat rijdt een brommer langs. Een vrouw laat haar hondje uit, diep in haar regenjas gehuld. Geen van hen kijkt naar hem. Geen van hen weet wat hij zojuist gezien heeft. Geen van hen weet dat zijn stiefvader …
Oh god, schiet door Jeltes hoofd. Mam!
Zijn moeder moet te weten komen dat ze blijkbaar met een of andere vampierweirdo het bed deelt? Een vampier! Die bloed uit het tapijt zuigt? Die voor zijn wérk…
Het duizelt hem.
Jelte wurmt zichzelf uit de rest van zijn pak en realiseert zich tot zijn consternatie dat zijn telefoon nog steeds in het huis ligt. Hij heeft wel nog steeds Dennis’ telefoon, maar die werkt met gezichtsherkenning en is dus hartstikke onbruikbaar.
Hij verbergt zijn gezicht in zijn handen en mompelt ‘Shit, shit, shit,’ tegen zichzelf. Hij ziet het absoluut niet zitten om terug te lopen naar dat huis en zijn telefoon op te halen. Dennis – de vampier?! Wat anders kan hij zijn?? – onder ogen komen is het laatste wat hij wil. De gedachte alleen al maakt hem kotsmisselijk.
‘Hé,’ zegt een stem.
Jelte kijkt op van zijn handen en vindt daar Alex. Die heeft zijn masker afgetrokken, maar heeft wel de capuchon van zijn pak nog op. Het beschermt hem tegen de regen, die vrolijk op het gele plastic spettert.
‘Hé Alex,’ antwoordt hij. Zijn stem slaat over, als een fokking puber. Die hij is. Een puber die in één huis moet leven met een vampier. Wat ís zijn leven?
‘Kan ik bij je komen zitten?’
Jelte haalt zijn schouders op. Als Alex op de koude stenen wil zitten, dan gaat hij hem niet tegenhouden.
‘Dus ik had één taak vandaag,’ begint Alex, als hij eenmaal in kleermakerszit naast Jelte zit, ‘ervoor zorgen dat jij Dennis niet op die manier zou aantreffen. En dat heb ik hard verkloot. Het spijt me.’
Jelte kijkt hem met een ruk aan. ‘Je wíst hiervan?’ Hij realiseert zich dat hij in zijn paniek Alex met een misschien-vampier achtergelaten heeft en daar geen seconde over nagedacht heeft; dat hij eerder zijn moeder wilde bellen dan de persoon waarschuwen die daadwerkelijk met zijn stiefvader in hetzelfde huis zat. Het idee zou hem nog misselijker maken, als Alex niet ook in het complot zat. Als het een complot is. Wat ís dit?!
‘Sorry wat.’ Iets coherenters krijgt hij er niet uit.
‘Dennis werkt al jaren voor dit bedrijf. Hij is… niet de enige van zijn soort die bij ons werkt,’ zegt Alex op voorzichtige toon.
Jelte voelt zijn ogen groot worden. Zijn maag balt zich samen. ‘Jij ook?’
Dat levert hem een lach op. ‘Ha! Nee, ik niet. En ik had ook een freak-out hoor, toen het me verteld werd. Maar hij en nog een andere collega zijn erg goed in hun werk. Het is blijkbaar een soort genetische afwijking, of zo? Ze moeten zichzelf bijvoeden met bloed.’
‘Ook bloed dat in een ranzig tapijt ligt?’
‘Heb jij liever dat hij het bij de bron haalt, dan?’
Jelte schudt zijn hoofd, een beetje beduusd.
‘Kijk Jelte, er bestaan allemaal ideeën en fabels over vampiers. Die worden in het extreme getrokken om mensen met deze aandoening te beschermen. Misschien is het ooit op mensen als Dennis gebaseerd? Wie zal het weten.’
‘Is Dennis echt een vampíer? Want hij loopt gewoon in het licht, hij eet gewoon avondeten bij ons aan tafel. Hij is … normaal.’ Jeltes geest duikt van een achtbaan van buitelende gedachten af. ‘Kan hij knoflook eten? Hij glittert niet in het zonlicht, zoals in Twilight. Is hij wel onsterfelijk?’
‘Voor zover ik weet niet. Ik heb het hem niet gevraagd. Vraag jij het hem, zou ik zeggen.’ Alex haalt zijn schouders op en grijnst scheef. Hij diept in zijn broekzak, onder zijn gele plastic pak. ‘Of je moeder, als dat je beter doet voelen.’ Hij steekt Jeltes telefoon uit. ‘Ik denk dat je het ook wel van haar wil horen. Dat zou ik tenminste willen, als ik jou was.’
Jelte graait de telefoon uit Alex handen. ‘Ja, graag. Ik ga mam bellen. Ik … kom wel terug naar het huis … daarna, denk ik.’
Alex haalt zijn schouders nogmaals op. ‘Neem je tijd, man. Dennis begrijpt het als je even je gedachten op een rijtje moet zetten. Hij zegt dat als je hem vragen wil stellen, dat hij er dan voor je is.’ En met die woorden komt hij overeind en wandelt terug naar de portiekwoning.
Jelte staart hem na en verplaatst dan zijn blik naar zijn telefoon. Zijn móéder weet er ook van? Oh god, ze werkt bij de bloedbank. Hij weet niet of hij moet lachen of huilen, dus in plaats daarvan belt hij zijn moeder maar.
***
Het avondeten is in het begin heel ongemakkelijk. Jelte zit met zijn moeder en Dennis aan de eettafel zoals hij al honderden keren eerder heeft gedaan. Dit keer voelt het anders. Het is dezelfde situatie als altijd, maar met de kennis die hij nu heeft, ziet Jelte alles in een heel ander licht. Dit keer kijkt hij toe hoe Dennis zijn spaghetti met smaak aan het opeten is en denkt: dus knoflook is blijkbaar ook bullshit.
‘Ik denk dat ik een lijst ga opstellen,’ kondigt hij aan, de stilte verbrekend.
Zijn moeder en Dennis kijken hem vragend aan.
‘Met alle dingen die ze over vampiers zeggen, alle fabels, alle onzin. Ik heb inmiddels een hele lijst.’
Dennis knikt. Hij lijkt opgelucht. ‘Ben je teleurgesteld dat ik niet sprankel in het zonlicht?’
‘Niet alleen dat… Je hebt ook geen onsterfelijkheid, geen super-snelheid, je kan gewoon spaghetti met knoflook eten…’ telt Jelte op zijn vingers af. ‘Je draagt zelfs een zilveren horloge!’
‘Die is titanium,’ vertelt Dennis hem. ‘Maar zilver is inderdaad ook geen probleem.’ Hij legt zijn vork neer en zucht. ‘Eigenlijk is het hele concept van vampiers een beetje onzin. Er zijn mensen als ik, en we hebben dat bloed nodig om te kunnen leven. Ik merk dat ik nooit ziek ben en nauwelijks moe word, maar dat zijn weinig voordelen als je constant achter bloed aan moet jagen. Als ik dat niet doe, word ik wél zwak en ziek en ga ik uiteindelijk dood. En hoewel je moeder haar best doet om hier en daar wat bloed voor me achterover te drukken, wil ik niet dat ze haar baan voor me verliest.’
‘Of dat er mensen in het ziekenhuis doodgaan omdat er niet genoeg Bloedgroep A aanwezig is,’ zegt zijn moeder. ‘Dat gaf je ook als argument. Je wil niet dat andere mensen de dupe worden van jouw bloedafwijking.’
Dat is zo’n opluchting. Zowel Alex, als zijn moeder toen hij haar belde, hebben Jelte op het hart gedrukt dat Dennis écht niet gevaarlijk is. Hij heeft een manier om om te gaan met zijn … handicap, die niemand lastigvalt. Er vallen geen doden, er zijn geen slachtoffers. Dennis doet zijn uiterste best om het zo te houden. Misschien is het een beetje ranzig… als het hem echter in leven en gezond houdt, wie is Jelte dan om daar moeilijk over te doen? Blijkbaar heeft hij geen last van de bacteriën. Het enige probleem is dat Dennis zijn moeder met die mond zoent. Misschien moet hij iedere keer wel van tevoren zijn mond met zeep wassen voordat hij wil zoenen. De gedachte eraan doet Jelte bijna hardop lachen. ‘Noemen we het zo?’ vraagt hij. ‘Een bloedafwijking?’
Dennis knikt. ‘Dat is wat het is.’
‘Dat is nog eentje voor de lijst, dan.’
‘Hm?’
‘Vampiers zijn ook bullshit.’